De gek van de tsaar
Jaan Kross
Jaan Kross (Auteur), Frans Van Nes (Vertaler), Jesse Niemeijer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 KROS XXL |
Arthur Langeveld
2/ei/19 m
Bij het schrijven van een historische roman liggen vele gevaren op de loer: het kan te veel een avonturen- of jongensboek worden, of juist een geschiedenisboek; het verdrinkt in de couleur locale; het is moralistisch en anachronistisch, omdat de eigen normen en waarden te veel worden geprojecteerd op de beschreven tijd; het is moeilijk om een historisch personage neer te zetten dat zowel voldoende historisch als voldoende levend is, vooral met een hoofdpersoon die echt heeft bestaan.
De Estse schrijver Jaan Kross (1920-2007) heeft in zijn vuistdikke Tussen drie plagen, verschenen in 1970, al deze gevaren het hoofd geboden. Niet door ze te vermijden, maar door ze als het ware tot een hogere macht te verheffen: een historische roman boordevol avonturen, historische informatie, couleur locale, verwijzingen naar de eigen tijd (voor de goede verstaander, maar dat waren destijds alle Esten), met een hoofdpersoon die echt heeft bestaan en uit wiens werken ruim wordt geciteerd. Bovendien geschreven in een barokke stijl met een overvloed aan beschrijvingen, en met als een van de hoofdthema's de morele dilemma's waarvoor ieder mens in tijden van crisis kan komen te staan. Het kan niet op, maar die overvloed wordt door Kross met zo'n meesterhand over de lezer uitgestrooid dat het resultaat overrompelend is, net als overigens de vertaling van Frans van Nes en Jesse Niemeijer.
Jaan Kross is opgegroeid in een onafhankelijk Estland, dat in 1939 door de Sovjet-Unie werd geannexeerd, in 1941 door de Duitsers werd bezet en in 1944 opnieuw door de Sovjet-Unie ingelijfd. Kross heeft zelf van 1946 tot 1954 in Siberië gezeten, en niet vrijwillig. Hij heeft kortom aan den lijve ondervonden wat onvrijheid is. Zijn schrijverscarrière is daarom nogal laat begonnen. Dit boek is zijn eerste grote werk. Jaan Kross was toen hij het schreef een Sovjetschrijver, onderworpen aan de censuurregels van de Sovjet-Unie. Het genre van de historische roman, dat hij zijn gehele leven is blijven beoefenen, gaf hem een mogelijkheid enigszins onder die censuur uit te komen. Waarschijnlijk zal ook het feit dat hij schreef in het Ests, een taal gesproken door minder dan een miljoen mensen, hem hierbij goed van pas zijn gekomen. En zo heeft hij in 1970, midden in de tamelijk repressieve Brezjnev-tijd, een roman geschreven over het Estse volk dat wordt gemangeld tussen Duitsers en Russen. Actueler kon het in die tijd bijna niet. Kross kwam ermee weg door het verhaal in de 16de eeuw te laten spelen. Want als de geschiedenis zich ergens heeft herhaald, dan is het wel in de Baltische landen.
Tussen drie plagen is het levensverhaal van Balthasar Russow, een historische figuur die leefde van 1536 tot 1600. Russow is van eenvoudige Estse komaf, weet desondanks de Latijnse school te doorlopen en in Duitsland theologie te gaan studeren. Na zijn terugkeer is hij de rest van zijn leven predikant in Tallinn, en is hij onsterfelijk geworden door de kroniek die hij heeft geschreven over de geschiedenis van Lijfland, zoals Estland toen heette. Hij leefde in de tijd van de Lijflandse oorlogen. De Duitse ridderorden die over Lijfland heersten waren in verval geraakt, Moskovië wilde een uitgang naar zee en ondernam bijna jaarlijks militaire acties, Polen en Zweden wilden dat juist voorkomen, de heersende Duitse elite was verdeeld. Slechts over één ding was iedereen het eens: dat de autochtone Esten barbaarse heidenen waren, die naar believen konden worden uitgebuit. En terwijl de Duitse elite achter de dikke stads- en vestingmuren (na lezing van dit boek begreep ik pas goed waarom er zoveel zware vestingmuren in Estland zijn) in betrekkelijke veiligheid verkeerde, waren de Esten op het platteland geheel en al blootgesteld aan de drie plagen: oorlog, pest en honger.
Op de eerste bladzijden is de jonge Balthasar gefascineerd door koorddansers die een koord tussen twee Tallinnse kerktorens hebben gespannen en daarop hun toeren vertonen. Hij klimt stiekem op een van de torens waar het koord aan is bevestigd. Het is het symbool van de jongen uit een eenvoudig milieu (zijn vader is voerman, maar redelijk welgesteld) die streeft naar het hogere. Hoewel hij theologie gaat studeren in Duitsland, heeft Kross van zijn held bepaald geen heilige gemaakt, hij is gevoelig voor vrouwelijk schoon, jaloers, en bereid om concessies te doen als dat zijn carrière ten goede kan komen. Het schrijven van zijn kroniek begint als een soort hobby: Balthasar wil het verdrukte Estse volk een stem geven. Hij begint reizigers te ondervragen over recente gebeurtenissen, vraagt een klerk ten stadhuize om documenten voor hem te kopiëren, en maakt zich aldus verdacht. Is hij een spion? Voor wie werkt hij? Delen van de kroniek met scherpe kritiek op de heersende elite lekken uit. Net op tijd weet Russow het manuscript het land uit te smokkelen om het in Duitsland te laten drukken. Het heeft er veel succes en ook in Tallinn groeit de belangstelling.
Oorlog, onderdrukking, verraad, opportunisme, het leven in de stad en op het platteland, christendom en heidendom, gezien door de ogen van een man die net als zijn land door menige crisis heengaat, het verleden als spiegel van het heden, het is in de literatuur natuurlijk allemaal eerder vertoond, maar Jaan Kross heeft er een geweldige roman van gemaakt die zo levensecht is dat je al gauw vergeet dat je een historische roman leest. Tussen drie plagen is een meesterwerk in een prachtige vertaling.
*****
Vertaald uit het Ests door Frans van Nes en Jesse Niemeijer. Prometheus; 1.018 pagina's; € 39,99.
Livia Visser-Fuchs
Op historische feiten gebaseerde roman over het leven van Balthasar Russow (1536-1600), een Est van eenvoudige afkomst die zich door zijn (geweldig beschreven) goede opleiding losmaakte van zijn achtergrond en de eerste geschiedschrijver van Estland werd. De inmiddels overleden schrijver, zelf Est, had een avontuurlijk en politiek zwaar leven, kreeg net niet de Nobelprijs voor literatuur en dompelde zich volledig onder in de zestiende eeuw – toen Estland door Rusland, Zweden en Polen bedreigd werd – en de stad Tallinn, de maatschappij, de natuur en vooral de denkwereld van Russow. Hij sleept de lezer mee in een duizend bladzijden tellende klassieke, bijna epische roman, waarin hij tot in de kleinste details (gebaren, gedachten, geuren en kleuren) de avonturen van de hoofdpersoon beschrijft. De lezer moet voorbereid zijn op een waterval aan onbekende plaatsnamen (vele staan niet op het kaartje), personen en gebeurtenissen. De recensies zijn zonder uitzondering lovend en vergelijken het boek met 'Wolf Hall' van Hilary Mantel.
Sofie Messeman
rt/aa/31 m
In hemelsnaam, waarom zou je historische romans schrijven als je eigenlijk dichter bent? Het antwoord is eenvoudig: om de censuur te slim af te zijn. Dat was de oplossing die de Estse schrijver Jaan Kross (1920-2007) bedacht om te kunnen blijven schrijven, zelfs onder het alziend oog van de Sovjetcensor. De dikke historische roman waarmee hij zich in de jaren zeventig op de kaart zette, 'Tussen drie plagen', is nu voor het eerst naar het Nederlands vertaald. De herkenbare allegorie speelt zich af in het altijd al door machtige buurlanden bedreigde Estland, met in de hoofdrol een man die voortdurend moet balanceren tussen tegengestelde maatschappelijke krachten.
Kross' eigen leven werd diepgaand door de geschiedenis getekend. De eerste twintig jaar vielen samen met de (korte) periode van Estse onafhankelijkheid (1920-1940), daarna volgde bezetting op bezetting. In juni 1940 viel de Sovjet-Unie Estland binnen. Een jaar later, in augustus 1941, veroverden de nazi's de kleine Baltische staat. Ze vestigden er een terreurregime dat drieënhalf jaar zou duren. Kross ontweek listig de door de nazi's ingevoerde dienstplicht, maar toen hij lid werd van een verzetsbeweging werd hij gearresteerd. In september 1944 annexeerde het Rode Leger Estland voor de tweede maal. Onder de communistische bezetting doceerde Kross internationaal recht in Tartu. Maar al in 1946 werd hij opgepakt op beschuldiging van 'bourgeois-recidivisme'.
Acht jaar bracht Kross door in Sovjetkampen, eerst in de Oeral, later in Siberië. "De mogelijkheden om het gedrag van mensen te observeren die in een atypische situatie terecht zijn gekomen, waren in de Goelag uitstekend", zo noteerde de schrijver cynisch. Pas in 1954, met de dooi onder Chroesjtsjov, werd Kross vrijgelaten.
Na zijn terugkeer frequenteerde Kross de kringen van avant-gardedichters en schreef modernistische poëzie. Zijn bundel 'De steenkoolbewerker' uit 1958 leidde tot een heftige controverse. In het cultuurblad Hamer en sikkel verscheen een virulente aanval op de 'decadente dichter' Kross. Op dat moment besefte de schrijver dat hij enorme compromissen zou moeten sluiten, tenzij hij zijn aanpak veranderde: "Ik richtte me dan maar op de historische roman. De geschiedenis zou me toelaten om indirect over het heden te schrijven."
Indirect schrijven over zijn eigen tijd is wat Kross doet in 'De drie plagen' (1970-1980). Hoofdpersoon Balthasar Russow, een 16de-eeuwse kroniekschrijver die echt heeft bestaan, is net als Kross voortdurend beducht voor ontmaskering. Een kroniek schrijf je immers, net als een historische roman, vanuit een bepaald gezichtspunt, met meer of minder nadruk op (on)rechtvaardigheid en (scheve) machtsverhoudingen.
Balthasar Russow is de zoon van een Estse voerman die het tot dominee van de Heilige Geestkerk in Tallinn schopt en aan het einde van zijn leven deel uitmaakt van de hoogste kringen. Door zijn positie komt hij in contact met mensen van alle maatschappelijke geledingen - edelen, gilden, dominees, stadsraden - maar door zijn afkomst sympathiseert hij met de strijd van de Estse boeren.
In de zestiende eeuw werd Lijfland (het gebied van het hedendaagse Estland en Letland samen) bezet door Duitse edelen, die de steden domineerden en de Estse boeren tot hun lijfeigenen maakten. Kross' schets van de hardvochtige onderdrukking van de oorspronkelijke bevolking is gedetailleerd en onthutsend: "Voor de lijfeigenen en horigen stond in of voor de stal van elk landgoed wel een pijnbank, en er waren maar weinig lijfeigenen te vinden die nog nooit naar zo'n bank gesleept waren en daar hun lippen tot bloedens toe kapot hadden gebeten terwijl de zweep op hun rug danste."
Drie plagen bedreigen het leven van Russow en zijn tijdgenoten: oorlog, pest en schaarste. De pestepidemieën volgen elkaar in snel tempo op. Russow verliest een vrouw en twee dochters aan de moordende ziekte. Als predikant komt hij tijdens de pestuitbraken langs een niet te tellen aantal sterfbedden. En altijd ligt de oorlog op de loer. De grote mogendheden die Lijfland omringen - Rusland, Zweden, Polen - staan immers voortdurend paraat om het gebied te annexeren. "Lijfland was één groot toneel van zinloze en eindeloze oorlogen, moordpartijen en plunderingen." Het aantal keren dat 'de Moskoviet' in deze roman opmarcheert naar Lijfland, is nauwelijks bij te houden. "Maar kijk aan: nu klinkt het wolvengehuil van de oorlog in het hart van Lijfland. Wanneer zouden de Moskovieten voor de muren van Tallinn staan?" Dat Kross de Russische bedreiging zo sterk in de verf zet is niet alleen historisch correct, maar ook een nauwelijks mis te verstane vingerwijzing naar zijn eigen tijd, toen Estland onder Sovjetbewind viel. Kross' Estse lezers begrepen best dat de schrijver het wilde hebben over een klein volk dat zich tegen zijn grote buur verzet.
Kross' grote thema is het morele compromis: de vraag hoever een mens kan gaan in zijn 'aanpassing' voordat zijn authenticiteit in het gedrang komt. Balthasars vriend Mikhel Slahter is een mooi voorbeeld van wat 'te ver gaan' betekent. Aanvankelijk is het met een zeker voorbehoud dat Mikhel van een paar edelen de opdracht aanvaardt om Balthasar te bespioneren en in het geniep zijn kroniek te lezen. Later vindt deze Mikhel steeds nieuwe zelfrechtvaardigingen om almaar verder te gaan in het verraad, totdat hij zowaar zelf beschuldigingen aan het adres van Russow begint te verzinnen. Kross becommentarieert subtiel: "Na alle tijd die we hebben moeten overbruggen om de gebeurtenissen te kunnen volgen, is het helaas niet meer mogelijk om na te gaan of en in hoeverre de duivel hier van zijn ensceneringskunst heeft kunnen genieten."
'Tussen drie plagen' is een zeer panoramisch historisch epos, gedetailleerd in de achtergrondinformatie. Toch is het een daverend boek, meeslepend zonder ooit te emotioneel te worden. Ook bevat het onder het stof van de geschiedenis tal van vingerwijzingen naar het heden van de schrijver. Wat misschien nog het meest verrast is dat hij soms, tussen de regels door, iets meegeeft van wat hij over dit alles denkt. Zoals in deze uitspraak over de mens: "Natuurlijk is de mens niets anders dan een rat. Kent u dat verhaal van de rattenvanger van Hamelen? Nou, dan moet het u duidelijk zijn. Je kan de fanfare blazen of op een trommel slaan - dat maakt geen bal uit - de ratten rennen achter de blazer aan de rivier in of waar ook maar heen. En als een rat denkt dat hij er iets aan heeft, eet hij gerust een andere rat op."
Vert. Frans van Nes en Jesse Niemeijer Prometheus; 1017 blz. € 39,99.
oordeel
Gedetailleerd, meeslepend en niet te emotioneel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.