Ik kom hier nog op terug : roman
Rob van Essen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VANE |
Matthijs de Ridder
ob/kt/19 o
De Nederlandse auteur Rob van Essen roept in De goede zoon een wereld op die op tal van punten nog zeer herkenbaar is, maar in het hart van het verhaal is niets meer wat het lijkt.
Twee mannen, een jaar of zestig oud, rijden met een auto naar het zuiden. Slechts een kent het doel van de reis. De ander, de naamloze schrijver die het verhaal vertelt, kijkt wat lethargisch om zich heen. Het leven overkomt hem al jaren en nu zijn moeder net is overleden, is zijn grip op het bestaan niet fermer geworden. Hij heeft bijvoorbeeld pas in tweede instantie door dat zijn reisgezel een ontheffing moet hebben gekregen voor de benzineauto waarin ze hebben plaatsgenomen. Om hen heen ziet hij voornamelijk zelfrijdende elektrische vehikels. Zo heel veel woon-werkverkeer is er overigens niet meer. Sinds de invoering van het basisinkomen schuifelen de mensen liever door musea, gaan ze op pelgrimage, of hebben ze zich massaal gestort op het schrijven van die ene roman die ze in zich denken te hebben.
Ironie
De verteller probeert de technologische en andere veranderingen niet te veel aan zijn hart te laten komen. Hoe irritant het ook kan zijn dat de 'receptierobo's' en andere pratende apparaten zich de ironie - ooit het ultieme defensiemechanisme van de geletterde elite - hebben eigengemaakt, de vervreemding van het leven is voor hem geen gevolg van de recente ontwikkelingen. Het is veeleer andersom. De invoering van het basisinkomen en de alomtegenwoordigheid van artificiële intelligentie is een gevolg van de vervreemding die voor hem al veel eerder is ingezet en die moeilijk op één moment vast te pinnen valt. Het besef is er ineens. 'Eén klein detail', verzucht hij ergens, 'je ziet het pas als je erop let, maar dit was niet meer mijn wereld, ik was hier nog maar net aangekomen, het was een hedonistische nieuwe wereld.'
De goede zoon is geschreven vanuit een fundamenteel en herkenbaar gevoel van ontheemding. Wat er precies veranderd is, blijft onduidelijk, maar dat de beschaving die ons moest behoeden voor onwetendheid, machtswellust en geweld schielijk is verdwenen (zie Trump, Brexit, enz.), is een onweerlegbaar feit. Het wordt nog erger als blijkt dat de hoofdpersoon een verleden heeft als medewerker van een onduidelijk Archief en een nog veel schimmiger Dienst. Zonder dat hij er ooit het fijne van heeft geweten, is hij in het Archief betrokken geweest bij het opbergen van het verleden en is hij vervolgens ingezet in het verzinnen van een nieuwe voorgeschiedenis voor de meest kleurrijke Archiefmedewerker, die een van de daders is van een grote ontvoeringszaak. De 'fout' van de verteller is echter dat hij het verleden niet los kan laten. Onbewust verwijst hij in zijn verhalen bij herhaling naar de verschuiving van de wereld die hij dacht te kennen, naar de dwingende fantasie die ervoor in de plaats is gekomen.
'Kan dat zomaar?' vraagt iemand de verteller als hij in een flashback wel erg dicht bij de feiten blijft.
'De truc is, ik schrijf dit vanuit de toekomst', luidt het antwoord. 'Vandaar dat ik er zo nu en dan wat postapocalyptische hints tussendoor gooi, en die rare robo's.'
De verteller is optimistisch. De futuristische elementen in het verhaal geven een absurde toon aan de gebeurtenissen en verlichten de zwaarte van zijn observaties enigszins, maar hoe verder de reis vordert, hoe duidelijker het wordt dat hij zal moeten boeten voor zijn schrijfsels.
De ontknoping ontvouwt zich volledig volgens de regels van de sciencefiction. Maar de lezer blijft achter in déze wereld, waarin het basisinkomen nog niet is ingevoerd, waarin auto's niet met je meeleven, of je zelfs onverwacht bevredigen. Dat verandert evenwel niets aan het feit dat de vreemde wereld van Van Essen als twee druppels water lijkt op de onze. Ergens hebben we het toegestaan dat nuttige ficties absolute waarheden zijn geworden en dat de weg naar oprechtheid door de eeuwige behoefte aan vermaak is versperd. Wat dat betreft is het maar goed dat de techniek nog (net) geen toegang heeft tot ons innerlijk.
Atlas Contact, 384 blz., 21,99 € (e-boek 12,99 €)
Bo Van Houwelingen
em/ec/29 d
En toch ook weer niet. Want bij Van Essen kan een scène waarin de schrijver met een auto neukt ('we zijn er bijna', jubelt de autorobot) even geloofwaardig zijn als die waarin hij aan het sterfbed van zijn moeder zit. Hij moet niet alleen van haar afscheid nemen, maar ook van de tijd die ooit de zijne was. De 'stilzwijgende vanzelfsprekendheid' van zijn vertrouwde omgeving is veranderd, in kleine stapjes, totdat alles onherkenbaar anders geworden is. Dat kan dit soort observaties opleveren: 'Ik ben opgegroeid met gedachtegoed dat rechtstreeks uit de zeventiende eeuw kwam en ben zojuist uitgelachen door een robot.'
Het verhaal dat de schrijver vertelt is doordrongen van nostalgie maar is geen sentimenteel vroeger-was-alles-beter-relaas; eerder een analytische beschouwing. Hoe worden herinneringen aangemaakt en waar vind je ze weer terug? Hoe verwerk je het voorbijgaan van de tijd? Hoe kun je elke dag weer dezelfde zijn maar na veertig jaar ineens heel iemand anders? Wie of wat bepaalt het verloop van je leven?
De onderhoudende overdenkingen hierover - alsook over kunst, maatschappij en cultuur - worden omlijst door een prettig soort absurdisme. Dat werkt nu eens niet vervreemdend, maar verdiept de gedachten en de emoties van de hoofdpersoon juist, waardoor ook de lezer ontroerd kan raken.
De sciencefiction-elementen, de droogkomische dialogen, de bizarre voorvallen, de flauwe grappen; ze sláán ergens op. Sterker nog: ze geven het verhaal gewicht, zonder het zwaar te maken. Zoiets krijgt alleen een onconventioneel goede schrijver voor elkaar.
****
Atlas Contact; 382 pagina's; € 21,99.
F. Hockx
De ik-verteller, een zestigjarige auteur van ‘plotloze thrillers’, leeft in een wereld twintig jaar na nu. Zijn demente moeder, die hij jarenlang trouw heeft bezocht, is net overleden en zijn nieuwe boek wordt afgewezen door zijn uitgever. Dan duikt een oud-collega op met wie hij veertig jaar eerder in een archief werkte en die hem nu meeneemt op een reis met voor de ik-figuur onduidelijke bestemming. Gedurende de zeven dagen van deze reis, in een wereld waarin het basisinkomen is ingevoerd en robots en sprekende en zelfsturende auto’s het werk uit handen nemen, overziet de ik-figuur zijn leven. Rob van Essen (1963) is recensent voor NRC, vertaler en auteur van diverse romans en verhalenbundels waaronder ‘Hier wonen ook mensen’* die werd bekroond met de Biesheuvelprijs. Hij schrijft een vlot lezende grillige sciencefictionroman die ontroert en amuseert, verwart en irriteert. Een roman vol vervreemdende elementen met een plotlijn (de reis) die verzandt, maar ook een verhaal over identiteit en over literatuur dat uiteindelijk vooral ontroert in de beschrijving van het verdriet van een zoon om zijn overleden moeder. Winnaar Libris Literatuur Prijs 2019.
Rob Schouten
ob/kt/13 o
Rob van Essen (1963) beweegt zich op een in de Nederlandse literatuur tamelijk ongebruikelijk terrein, dat van de fantasy en de SF. De laatste tijd verschijnen er wel meer toekomstromans, bijvoorbeeld 'Klont' van Maxim Februari, maar dat zijn eerder rationeel doordachte toekomstvisioenen dan wilde fantasieën. Van Essen moet het eerder van zijn verbeelding hebben, zijn werk herinnert aan dat van Murakami en Paul Auster en het doet soms ook een beetje denken aan James Bond en Startrek. In zijn vorige roman, 'Winter in Amerika', husselde hij waarheid en verzinsels op een intrigerende en vooral vanzelfsprekende manier door elkaar, zodat je als lezer eigenlijk niet wist in welk universum je je bevond.
Ook in 'De goede zoon' lijken we ons in parallel-universums te bevinden. De hoofdpersoon, ik, heeft een volkomen normaal verleden, geboren in Amstelveen bij gelovige ouders, verhuisd naar Rijssen, onafgemaakte middelbare school, toch kunstgeschiedenis gestudeerd, zorgt de laatste twintig jaar een beetje voor zijn dementerende moeder (het heeft aardig wat weg van Van Essens eigen leven).
De 'ik' wordt een heel andere dimensie ingezogen door drie collega's - Lennox, Guido en De Meester alias Bonzo - met wie hij vroeger bij de Amsterdamse gemeentelijke archiefdienst heeft gewerkt en die zich gaandeweg ontpoppen als een collectieve Big Brother die zijn leven regisseert. De 'ik', schrijver van plotloze thrillers, wordt later, in de toekomst, door Lennox naar de ouder geworden Guido in een soort klooster gedirigeerd, alwaar hij een identiteit moet verzinnen voor Bonzo, die iets met de ontvoering van Batavier (verwijzing naar Heineken) te maken heeft en die moet onderduiken. Het is een ietwat onnavolgbaar verhaal dat Essen voornamelijk gebruikt om ons andere geschiedenissen te vertellen, over het werken in archieven, over de verzorging van demente bejaarden, over Damien Hirst en de breuk in de kunstgeschiedenis, over van alles wat hem onderweg lijkt in te vallen: "Ook nu schaats ik maar wat heen en weer, en blijf ik op onverwachte plekken hangen in plaats van me te concentreren op wat ik nu eigenlijk wil vertellen", zegt de 'ik' ergens - een rake omschrijving van Van Essens schrijfkunst die het van invallen, fantasie en verbeelding moet hebben. Zo is er een heel hoofdstuk waarin de hoofdpersoon, op weg naar Guido's klooster waar hij van zijn geheugen ontdaan zal worden!, met de zelfrijdende auto die hem vervoert gezellig over zijn jeugd en moeder zit te converseren en zelfs een soort seks met die auto heeft. Waarna die auto, een robot uiteraard, ook zelf aan het fantaseren slaat over vrouwen en seks: "hij gaat langzamer rijden, keert op een pleintje en rijdt weer terug, weer langs de winkel, stapvoets. Hij fluit, en draait een pirouette. Psst! Fukkie fukkie?" Dat is een ironische vorm van sciencefiction, maar ook een dystopie, robots die voor en namens ons proberen te denken.
Intussen is 'De goede zoon' met zijn bizarre fantasieën, Big Brotherachtige complotten, zelflopende rugzakken, seksleverende automobielen, z'n alles vervlakkende basisinkomen, wel degelijk een ideeënroman, over het leven, over kunst. Zo wordt de mens als slachtoffer van een zorgeloze toekomst geschilderd, de moeder die met haar dementie en de voortdurende zorg in een soort hersenloos walhalla terecht is gekomen, de zoon die door een robotauto wordt bevredigd en in slaap gesust.
Het lijkt of Van Essen de vraag wil stellen wat er in de toekomst nog overblijft van ons ik, van onze identiteit. Tegelijkertijd is hij zich er voortdurend van bewust dat hij literatuur bedrijft, dat het fictie is wat hij schrijft. Die twee elementen, boodschap en verbeelding, sturen zijn romans in even onwaarschijnlijke als onvoorspelbare richtingen.
Lezers van Rob van Essen moeten wel literaire avonturiers zijn, voor geen kleintje vervaard, en ze moeten tegen een hyperbewuste schrijver kunnen die van alles en nog wat, wat hem tijdens het schrijven aan zo'n roman invalt, meeneemt: "Eerlijk, ik dacht dat dit lange hoofdstukken zouden worden, met uitgebreide, in proustiaanse zinnen gevatte beschrijvingen van het gebouw, de gasten en de omgeving. Maar ik zie tot mijn verbazing dat ze niet lang willen worden."
Een schrijver die zich voor het oog van de lezer probeert te beheersen en zich laat gaan. Heel bijzonder.
Atlas-Contact; 384 blz. €21,99.
oordeel
Bijzondere science-fiction voor literaire avonturiers.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.