Kom, roep het van de bergen
James Baldwin
James Baldwin (Auteur), Harm Damsma (Vertaler), Gloria Wekker (Inleider)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2018 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : VERENIGDE STATEN 945.6 |
Norma Montulet
Dertig jaar na de dood van James Baldwin (1924-1987) zijn zijn teksten – helaas – nog altijd actueel. Sinds kort is er weer veel belangstelling voor de schrijver, mede omdat de documentaire over zijn leven ‘I am not your negro’* een groot succes is gebleken. Uitgeverij Geus heeft een van zijn teksten opnieuw uitgegeven. Daarin klaagt Baldwin in briefvorm de Verenigde Staten aan en maakt hij duidelijk hoe hypocriet en racistisch Amerika toen was. Het hoeft geen betoog dat zijn brieven nog niets aan actualiteit hebben ingeboet. Tekenend daarvoor is misschien wel de ruzie die uitgever en vertaler hebben gehad over het gebruik van de termen ‘neger’ en ‘blanke’ in de tekst. Maar los van die ruzie, die zowel in het voorwoord van de uitgever als in het nawoord van de vertaler aan de orde komt, is dit een van de belangrijkste boeken uit de 20e eeuw en het boek is uitstekend vertaald. Ook de inleiding van Gloria Wekker is interessant.
Shira Keller
em/ov/03 n
Weiss pleit ervoor te focussen op wat mensen gemeen hebben, niet op de verschillen, want daarmee zou je die verschillen enkel accentueren. In zijn repliek laat Baldwin geen spaan van de Yale-professor heel. Vurig en in virtuoze volzinnen onderwijst hij de man over de reële gevaren waar zwarte mensen in Amerika mee te maken hebben en over de naïviteit en feitelijke onbruikbaarheid van diens idealistische opvatting.
Zojuist bracht De Geus twee titels van Baldwin in vertaling uit: 'Niet door water maar door vuur', twee essays-in-briefvorm uit 1963, en 'Als Beale Street kon praten', zijn roman uit 1974, dit jaar verfilmd. In beide boeken speelt raciale ongelijkheid een grote rol. In de roman maakt hij voelbaar hoe twee zwarte jongeren zich in het Harlem van de jaren zeventig staande proberen te houden en in de essays onderzoekt hij de mogelijke oorzaken en oplossingen van het probleem.
Terwijl ik de twee werken las, bleef Baldwins confrontatie met Weiss in mijn gedachten. Want hoe fanatiek Baldwin zich in het filmfragment ook tegen Weiss' opvatting keert: hun conflict belicht ook een tweestrijd in Baldwin zelf.
Wat me het meest trof tijdens het lezen van 'Niet door water maar door vuur' was het grenzeloze optimisme waarmee Baldwin raciaal onrecht te lijf gaat. Ondanks de afschuwelijkste ervaringen met witte mensen blijft hij aandringen op empathie en verweert hij zich met kracht tegen de gevolgtrekking dat witte mensen 'slechte mensen' zouden zijn. Nooit klinkt hij verbitterd. Onvermoeibaar blijft hij aandringen op mildheid en wederzijds begrip. Als je de zelfstandig naamwoorden in 'Niet door water maar door vuur' op frequentie zou rangschikken, dan belandt het woord 'liefde' in de top-tien. Huidskleur, schrijft hij in 'Aan de voet van het kruis', het tweede essay in de bundel, "is niet een algemeen menselijke of persoonlijke realiteit, het is een politieke realiteit."
Dat het toekennen van waarde aan huidskleur absurd willekeurig is moge hopelijk duidelijk zijn. "Ik hoop zo dat [er] over vijftig jaar", schrijft Gloria Wekker in haar mooie inleiding, "geen betekenis meer vastzit aan huidskleur." Het is ook Baldwins hoop.
Volgens hem is het motief om huidskleur betekenis te geven ('een ander' in het leven te roepen) niet een zucht naar macht, noch een angst voor die ander, maar een angst voor het 'zelf'. Zijn verklaring doet psychoanalytisch aan: "De witte projecteert zijn persoonlijke angsten, die hij niet durft toe te geven en kennelijk niet kan uiten, op de zwarte." Het is volgens hem de angst voor kwetsbaarheid, de angst voor 'het vlees', uiteindelijk de angst voor de dood, die witte mensen verhindert hun privileges op te geven. "Misschien dat daar de oorzaak van onze ellende, van alle menselijke ellende in ligt, dat wij bereid zijn alle schoonheid van ons leven op te offeren en ons willen opsluiten in totems, taboes, kruisen, bloedoffers, kerktorens, moskeeën, rassen, legers, vlaggen en naties om het feit van de dood te kunnen ontkennen." Zo herleidt hij de 'rassenkwestie' tot een universeel lijden - wat hem niet onverdeeld populair maakte in de Amerikaanse zwarte gemeenschap.
Zijn redenering vind je terug in Toni Morrisons recente boek, 'De herkomst van Anderen', waarin ook zij de behoefte aan een 'vreemdeling' met geprojecteerde angst verklaart. "De vreemdeling is niet vreemd, ze is willekeurig," schrijft ze, "niet afkomstig uit een andere wereld maar uit onze herinnering; en het is de willekeur van de ontmoeting met ons eigen zelf, dat we al kennen - zij het niet érkennen - dat iets van angst doet opflakkeren."
Wanneer je die 'ander' nodig hebt om je eigen angsten te bezweren, ze buiten jezelf te kunnen plaatsen en er geen verantwoordelijkheid voor te hoeven voelen, dan is het nauwelijks verwonderlijk, vervolgt Morrison, 'dat we ons met hand en tand verzetten tegen het idee dat de mensheid één is'. Hoe banger we zijn, des te fanatieker plaatsen we hekken, bewaken we grenzen en verdedigen we tradities.
Alleen is het in werkelijkheid niet die 'gevaarlijke ander' die ermee op afstand wordt gehouden, maar, beweert ook Baldwin, 'het eigen spiegelbeeld'. Het gevolg van dit soort massale projecties is volgens Baldwin een collectief gevoel van leegte: 'deze vertwijfeling, deze kwelling wordt overal in de westerse wereld gevoeld'. Wie zijn diepste angsten buiten zichzelf plaatst, doet onvermijdelijk hetzelfde met zijn passie, zijn levenskracht, zijn liefde. Wie de dood buiten de deur houdt, sluit ook het leven buiten.
Dood en leven, liefde en angst; het zijn voor Baldwin twee zijden van dezelfde medaille. Ook in 'Als Beale Street kon praten' plaatst hij liefde en angst tegenover gevoelloosheid. De roman verscheen ruim tien jaar na 'Niet door water maar door vuur', en in de tussentijd waren Baldwins goede vrienden Martin Luther King, Malcolm X en Medgar Evers vermoord. Something has altered in me, schrijft hij erover in zijn essaybundel 'No Name in the Street' (1972).
In 'Als Beale Street kon praten' is het voelbaar; zijn optimisme heeft een bittere bijsmaak gekregen. De eerst lichtvoetige, vertederende vertelstem van de 19-jarige Tish krijgt een steeds grimmiger ondertoon. Ze vertelt over haar kersverse verloofde Fonny, die onterecht in de gevangenis belandt. De onmacht zich tegen zijn veroordeling te verweren stemt haar steeds wanhopiger; frustraties worden bruut afgereageerd op familieleden met 'gemengd bloed'.
Hoe hard Tish ook probeert zich te verweren tegen haat en wraakzucht, haar verslag leidt onvermijdelijk tot de veroordeling van witte mensen. "Is er dan geen enkele rechtvaardige onder hen te vinden?" vraagt ze zich moedeloos af. Nee, is haar conclusie. "Geen enkele."
Tish mag de hoop dan opgeven, zelf blijft Baldwin tot in het laatste interview voor zijn dood in 1987 vasthouden aan wat hij in 'Niet door water maar door vuur' verkondigt. "Er zijn een paar mensen van wie ik hou, en zij houden van mij, en sommigen van hen zijn wit. En is liefde niet belangrijker dan huidskleur?"
Ik stel me voor dat professor Paul Weiss bij deze uitspraak gretig zou hebben geknikt.
Niet door water maar door vuur, Vert. Harm Damsma De Geus; 160 blz. € 16,99.
Als Beale Street kon praten, Vert. Harm Damsma De Geus; 318 blz. € 13,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.