Zomerwater
Sarah Moss
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Orlando, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MOSS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Orlando, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MOSS |
Kathy Mathys
em/ov/29 n
Een archeologieprofessor neemt drie studenten mee naar Northumberland voor een experiment. Ze zullen enkele dagen leven zoals mensen dat deden in de IJzertijd, tweeduizend jaar geleden. Sarah Moss laat het verhaal niet vertellen door een van de studenten, wel door Silvie, een achttienjarige die zich met haar ouders bij het gezelschap voegt.
Silvies vader, buschauffeur en amateurgeschiedkundige, is geobsedeerd door de IJzertijd. Hij verheerlijkt het tijdperk en dringt zijn denkbeelden erover op aan zijn gezin. Het liefst zou hij leven van het land. Aan nieuwkomers in Groot-Brittannië heeft hij een hekel, net als aan elke vorm van comfort. Silvies moeder kan nog net bedingen dat de vrouwen tampons mogen meenemen.
Silvie is genoemd naar Sulevia, een plaatselijke Keltische godheid, heerseres over bronnen en poelen. Het tienermeisje heeft een veel grondigere kennis van de lokale flora dan de studenten dankzij de tochten die ze met haar vader maakt. Het wordt de lezer snel duidelijk dat laatstgenoemde zijn gezin met geweld onder de knoet houdt. Moss weet de ingewikkelde gevoelens van de dochter voor haar pa in weinig woorden te schetsen, dit is een van de vele troeven van deze roman.
Terwijl de professor een oogje dichtknijpt wanneer de studenten stiekem langsgaan bij de Spar, is Silvies vader in elk opzicht onbuigzaam. Zijn echtgenote ondergaat de situatie en maant haar dochter aan om vader niet op de kast te jagen. Moss toont de verstikkende gezinssituatie aan de hand van details. Zo lezen we dat 'papa's voeten de enige mannenvoeten waren die ik kende', een onthutsende observatie uit de mond van een achttienjarige.
Konijnen villen
De naargeestige gezinshut contrasteert met de open landschappen. Moss zet ze in al hun glorie neer. De heide 'rimpelt' door een windvlaag. Het geribbelde zand aan de kust geeft Silvie het gevoel dat 'we over botten wandelden'. Dat laatste beeld is behalve zintuiglijk sterk ook inhoudelijk functioneel. In het drassige veen nabij de kust, waar de personages foerageren, zijn tal van mensenresten bewaard gebleven. Geestgrond is in meerdere opzichten een roman over zorgvuldig afgedekte geheimen. De schrijfster vertelt haar verhaal aan de hand van het landschap en de dieren die er deel van uitmaken. Zo roept het villen van konijnen herinneringen op aan eerdere geweldscènes in het boek.
Toch heeft Moss een opvallend lichte toets. Ze bezigt weinig woorden en het is aan ons om de personages in te vullen op basis van hun handelingen. De deelnemers aan het experiment vlechten manden in de hoop 'dat we hun geesten werden'. Silvie heeft het hier over de geesten van de Oerbritten. Mooi dat zowel de lezers van dit boek als de personages trachten af te dalen in onbekende lichamen en geesten.
Patriarchaat
Voor Silvie is het een biologisch gegeven dat mannen de dingen bepalen. Het tienermeisje durft af en toe een grote mond op te zetten, maar in wezen schikt ze zich naar haar vader, die wil niet dat ze een vakantiebaantje neemt - wellicht is hij bang dat geld haar macht zal geven.
De precaire balans in het gezin wordt verstoord door Molly, een van de archeologiestudenten. Die draagt een met kant afgezette beha onder haar tuniek en maakt denigrerende opmerkingen over mannen. Silvie bewondert Molly, ze voelt zich aangetrokken tot deze daadkrachtige vrouw. Wel vindt ze het vervelend dat Molly haar accent nabootst. Silvie en haar ouders zijn noorderlingen uit de lagere klasse - terloops vermeldt de schrijfster dat het gezin kinderbijslag ontvangt. Wanneer Silvies vader en de professor discussiëren over het verleden zijn behalve twee individuen ook twee klassen aan het woord.
Moss maakt een cirkelbeweging in haar roman. Van de ijzige proloog vinden we een echo aan het slot. De thrillerachtige elementen maken van Geestgrond een zenuwslopende roman. Toch imponeert de schrijfster vooral met haar stijl, haar levendige natuurbeelden en de manier waarop ze Silvie gestalte geeft. Het mag dan een dun boekje zijn dat je snel uit leest, het blijft dagen onder de huid zitten.
Vertaald door Tjadine Stheeman, Orlando, 174 blz., 21,50 €. Oorspr. titel 'Ghost wall'.
Elsje Heuff
Engeland, Northumberland, eind 20e eeuw. De 17-jarige Sylvia en haar ouders doen samen met een archeoloog en wat studenten mee aan een experimenteel archeologieproject: een week leven zoals de moerasmensen in de ijzertijd. Sylvia’s vader, buschauffeur, is een enthousiaste amateurarcheoloog, daarnaast echter ook een bekrompen huistiran die zijn vrouw en dochter stelselmatig mishandelt. Sylvia weet niet beter, maar raakt in deze week bevriend met de zelfbewuste studente Molly en ontdekt dat er andere manieren van leven zijn, niet alleen in de ijzertijd maar ook in de moderne wereld. Ondertussen bouwen Sylvia´s vader en de archeoloog een ghost wall (muur met dierenschedels erop ter afschrikking van de vijand) en treffen zelfs voorbereidingen voor de nabootsing van een mensenoffer. Goed geschreven, soms beklemmend, soms ook heel geestig verhaal met overtuigende karaktertekening. Het leven in de ijzer- en in de moderne tijd zijn mooi vervlochten en de onderhuidse spanning wordt goed opgebouwd terwijl het verhaal zich langzaam maar zeker naar een verrassende climax toe beweegt. De auteur schreef eerder o.a. 'Doorwaakte nachten'*.
Yolanda Entius
em/ov/16 n
Het bos, de rivier, het water, de bodem, het veen, de oever, wortels, honger, hitte, kou, vermoeiheid, muggen, muggebulten, een tentje in het wild, vader, moeder, geesten, een monster... Zowel 'Geestgrond' van Sarah Moss als 'Onder het water' van Daisy Johnson spelen zich heel nadrukkelijk af in een vrijwel afgesloten universum in de natuur, of aan de rafelranden van de beschaving. In beide boeken zit de hoofdpersoon gevangen in extreem conservatieve dan wel juist uiterst onorthodoxe gezinsverbanden. En buiten, in het moeras of tussen wal en schip, loert de angst in de vorm van een imaginair wezen: een veenlijk uit het verleden, of een watermonster.
In beide romans (tot slot van deze lijst met overeenkomsten) wordt de lezer meegenomen in een wereld waarin echt en onecht, werkelijkheid en inbeelding door elkaar gaan lopen. Maar het verschil in de manier waarop dit gebeurt en de mate waarin ze daarin slagen kon niet groter zijn.
'De bonak is hier' lezen we op de derde pagina van 'Onder het water'. Het is een onheilspellend waterdier dat, in de (zelfverzonnen) taal van Gretel en haar moeder Sarah, zo echt is als angst maar zijn kan. Later in de roman heet hij, in het vocabulaire van ene Marcus, de 'kanaaldief', want 'hij nam wat hij wilde, hij woonde in het water maar was eruit gekomen om haar over het droge achterna te zitten'.
Gretel is 32 en werkt als lexicograaf aan het lemma 'breken' als er nieuws is over haar moeder Sarah die haar zestien jaar terug van het ene op het andere moment verlaten heeft. Ze stapte in een bus en verdween voorgoed uit beeld. Gretel vindt haar terug bij de rivier waar ze de eerste dertien jaar van haar leven in afzondering vrijwel alleen met Sarah heeft geleefd. 'Dit is jouw verhaal,' - de roman leest als een lange brief van Gretel aan haar moeder - 'een paar leugens, een paar verzinsels, en dit is het verhaal van de man die mijn vader niet was en van Marcus die, aanvankelijk, Margot was (...) en van mij.'
Meteen al in de opening legt Johnson haar kaarten op tafel: Vrijwel niemand in dit verhaal is wie hij of zij lijkt of denkt te zijn. Jongens zijn meisjes, of andersom, vaders geen vaders, en moeders misschien wel geen moeders (als ze hun kinderen verlaten). In die eerste hoofdstukken waarin Johnson voorwaarts en weer terug gaat door de tijd, loodst ze de lezer, als een ruiter zijn strak gedresseerde paard, door haar verhaal, en at ik uit haar hand. Geheimzinnig, mysterieus maar ook heel aards. En dan zo'n moeder die als een verwilderde Joanna Lumley - zónder hakken en make-up , mét vet op de dijen - zomaar voor zichzelf kiest.
Maar dat kloeke beeld begint, zodra 'de raadsels' worden opgelost, te kantelen. De 'antwoorden' die Johnson voor ons in petto heeft zijn ongeloofwaardig en, doordat ze de plot baseert op een overbekende mythe, voorspelbaar. En als ze Gretel tegen een echtpaar dat hun verloren kind op het spoor is, laat zeggen dat ze erheen moeten gaan - 'Misschien kunnen jullie het dan beter bevatten. Vinden jullie een soort catharsis.' - ben ik weg. Aan de vertaling van Callas Nijskens lag het niet. Het waren al die verloren, gevonden, weggelopen en hervonden kinderen, én die bonak. Mijn geloof erin - én in Gretels geloof erin - werd zwaar op de proef gesteld. In een kort verhaal waarin veel wordt overgelaten aan de verbeelding, kan ik zo'n bonak wel hebben, maar op de lange roman-duur wordt hij kinderachtig. Maar misschien moet je er gewoon van houden.
'Ghost Wall', door Tjadine Stheeman mooi vertaald naar 'Geestgrond', opent met een gruwelijke scène waarin een jonge vrouw - naakt en gekneveld - het moeras in wordt gedreven. "Het is de kunst om haar vast te houden op de plek die ze nu betreedt, aan de rand van de veenpoel, in de tijd en ruimte tussen leven en dood, te laat om terug te keren naar de levenden, maar ook nog geen tijd, nog niet - dat zal nog even duren - om volledig dood te zijn." Ook bij Moss zit je meteen op het puntje van je stoel. Het veen, de bossen, de duisternis, een naar binnen gekeerde groep, een krankzinnig experiment; ik moest denken aan The Blair Witch Project, de horrorfilm uit 1999.
Sylvie en haar ouders - zij: dociele huisvrouw, hij: buschauffeur - doen mee aan een archeologisch experiment van een professor en diens studenten, waarbij ze in de bossen van Northumberland het leven van de veenbewoners uit de IJzertijd naspelen. Dat houdt in dat ze in vormeloze tunieken op al even vormeloze en onhandige mocassins voedsel zoeken in de natuur: van het rapen van bessen, plukken van paddestoelen en het uitgraven van wortels tot het vangen van vissen en konijnen, die in pannetjes op het vuur tot oneetbare stoofpotjes worden bereid. En nadat je 's avonds met uitgekookte schedeltjes op palen een 'geestenwering' hebt gezet, slaap je in een tent of, zoals Sylvie, met je ouders in een hut. Eigenlijk wilde ze liever, net als studente Molly, in een tent, zodat haar ouders wat privacy hebben 'maar papa had geen behoefte aan privacy, hij wilde kunnen zien wat ik uitspookte'.
Het is een grotesk toneelstuk dat een zomerlang wordt opgevoerd, en dat (met dat veenoffer in het achterhoofd) wel fout moet aflopen, maar Sylvie's vader gaat er met ijzingwekkend fanatisme in op. Mannen zijn (nog/weer) mannen en vrouwen vrouwen, en zo moet het ook eigenlijk zijn. De vrouwen gaan op voedseljacht. "Dat stond eigenlijk niet eens ter discussie: mama deed wat ze altijd deed, wat dat ook was, en de jongens gingen mee met papa en de prof en wat zij deden was belangrijk." Molly ziet dat scherper: "Of zouden de vrouwen uitsluitend bezig zijn geweest met voedsel zoeken en koken zodat de mannen met lego konden spelen en trommelen en tegen de maan te huilen?" Molly's soms openlijke spot zorgt voor hevige onrust bij Sylvie, die vreest voor de 'leren IJzertijd-riem' van haar vader. En dit keer, als hij haar betrapt heeft terwijl ze haar ontblote bovenlijf wast in de rivier, 'duurde het langer dan anders, alsof de buitenlucht hem meer energie gaf, alsof de omgeving hem beviel.'
In 170 pagina's zuigt Moss je mee in Sylvie's moeras waar ze, net als dat veenoffer, gevangen zit tussen dood en leven. Zelfs plassen zorgt voor paniek. Want ze is in pyjama en dat 'telde als halfnaakt'. 'Mijn gedachten begonnen te fladderen, mijn geest was als een vogel die telkens tegen een raam vloog. Rustig dacht ik, ga gewoon plassen in het bos en dan weer terug naar bed, simpel.' Sylvie, die de angst in haar voelt stijgen 'als water in een kan', is op de vlucht voor het veenoffer, maar wordt er - en dat maakt het pas echt gevaarlijk - ook door aangetrokken want 'mensen offeren alleen iets dierbaars'.
Van meet af aan vrees je dat Sylvie ook letterlijk zo'n zompige poel in moet. Maar, dacht ik, dat gaat niet lukken. Hoe zou zij, Moss, dat op een geloofwaardige manier voor elkaar moeten krijgen? Nou zo: door dicht bij Sylvie te blijven en precies op de grens tussen feit en fictie te balanceren, en mij, met ingehouden adem toe te laten kijken.
Sarah Moss, Geestgrond. Vert. Tjadine Stheeman Orlando; 176 blz € 21,50.
Daisy Johnson, Onder het water. Vert. Callas Nijskens Koppernik; 280 blz € 22,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.