Om niet te verdwalen
Patrick Modiano
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Em. Querido's Uitgeverij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MODI |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MODI |
Dirk Leyman
ru/eb/01 f
Negenentwintig romans schreef Nobelprijswinnaar Patrick Modiano sinds zijn ophefmakende debuut in 1969, La place de l'Etoile. En telkens weer charmeert hij zijn lezers met zijn refrein van subtiele weemoedigheid én zijn herinneringsoefeningen van mistig allooi, meestal tegen het decor van een 'met fantomen bezaaid' Parijs.
In de boeken van Modiano worstelen de hoofdpersonages met een getroebleerd verleden. Ze raken opgezadeld met obscure geheimen die hen dreigen te verlammen. Met topografische precisie leidt de Franse stadsflaneur ons door een universum vol naamloze schimmen.
Dat is niet anders in zijn nieuwe, compacte roman Onzichtbare inkt. 'Voor Patrick zijn plaatsen, mensen en namen een oneindige reeks mysteries die onverwijld dienen te worden opgehelderd', schrijft zijn echtgenote Dominique Zehrfuss in de tekst P.M. (2012). Pijnlijk accuraat typeert ze haar man als 'een metafysische detective'.
Modiano is inderdaad een gepatenteerde achteromkijker. Zo poogt hij grip te krijgen op de opdringerige echo's van zijn eenzame jeugd, als zoon van de Antwerpse actrice Louisa Colpeyn en de ritselende Italiaans-Joodse zakenman Albert Modiano, vroeg in de steek gelaten en ondergebracht in pensionaten en kostscholen.
Ook in Onzichtbare inkt begeven we ons 'in het grensgebied tussen herinnering en vergetelheid'. Dit keer ontspint de intrige zich niet enkel in Parijs maar gaat het ook richting Annecy en Rome.
Verteller Jean Eyben raakt in de ban van 'een simpele steekkaart in een hemelsblauwe, mettertijd verbleekte map'. Restant van een flinterdun dossier uit zijn kortstondige passage bij het detectivebureau Hutte, waar hem als twintiger welgeteld één dossier werd toevertrouwd: de verdwijning van de jonge Noëlle Lefebvre in het vijftiende arrondissement. Een nooit opgeloste zaak, die hem nu opnieuw triggert.
Wat voorgoed lijkt weggegumd probeert Eyben, intussen schrijver, weer aan de oppervlakte te krijgen, in een poging de 'witte plekken in een leven' op te vullen.
Kun je in de ban raken van een vrouw die je nooit hebt gekend? Het lijkt de hamvraag van deze roman waarin Modiano alweer goochelt met identiteitsverwisselingen, dwaalsporen en verlaten appartementen. Noëlle Lefebvre, net als Eyben afkomstig uit Annecy, beheerst de kunst van het vluchten en het zich onzichtbaar maken.
Schamel zijn de indicaties die Eyben bijeenschraapt: wat opgehaalde 'poste restante', telefoonnummers, haar bijnaam 'het herderinnetje uit de Alpen', haar notaboekje en vage getuigenissen. Ook het internet maakt hem amper wijzer: 'Des te beter, er zou anders niets overblijven om een boek over te schrijven.' Toch voelt het alsof zij 'de ontbrekende schakel' is in zijn leven.
Wat had Noëlle te zoeken op plekken als de Dancing de la Marine aan de quai de Grenelle? Waarom verliet ze plots haar job bij lederwarenzaak Lancel? En welke rol speelden Georges Brianos, Pierre Mollichi, Roger Behaviour of Miki Durac in haar banale bestaan? Als een flonkerend kralensnoer rijgt Modiano deze namen - geplukt uit oude, vergeelde telefoonboeken of van naambordjes op deurbellen - aan elkaar.
Hobbelig
De zoektocht, getoonzet in een glasheldere taal, krijgt gaandeweg een onontkoombaar karakter. Je raakt gemagnetiseerd door de hobbelige levensloop van deze anonieme vrouw. Tot Modiano haar in een prachtig slotakkoord delicaat laat oplichten uit de deemstering. Want ja, 'alle details van je leven [staan] toch ergens met onzichtbare inkt genoteerd'.
L'histoire se répète, zullen sommige critici zeggen. Tja. Natuurlijk doet Modiano's ingrediëntentrommel vertrouwd aan. Toch is het alwéér bekoorlijk verdwalen in dit uitdijende labyrint. Opnieuw toont Modiano zich een oeuvrebouwer par excellence, via ragfijne verbindingen met eerdere romans. Het agentschap Hutte dook al op in het in 1978 met de Prix Goncourt bekroonde De straat van de donkere winkels. En Annecy vormde het decor van Villa Triste (1975). Deze Noëlle Lefebvre roept herinneringen op aan andere spoorloze vrouwen, zoals Sylvia uit Zondagen in augustus (1986). En zo voegt Modiano een ongrijpbaar maar onvergetelijk vrouwelijk personage aan zijn opus toe.
Querido, 142 p., 18,99 euro. Vertaald door Maarten Elzinga.
Marijke Arijs
ru/eb/07 f
Patrick Modiano (75) speurt onvermoeibaar het recente verleden af. De Franse Nobelprijswinnaar zorgt ervoor dat niets verdwijnt in de plooien van de tijd en dat niemand wegzinkt in het drijfzand van de vergetelheid. Dames in nood zijn ontegenzeglijk zijn specialiteit. Op gezette tijden raakt er in zijn boeken eentje zoek en dan stelt zijn verteller alles in het werk om de vermiste persoon in kwestie terug te vinden. De auteur kreeg niet voor niets de Nobelprijs voor zijn 'kunst van het herinneren'. In Onzichtbare inkt gaat hij eens te meer op zoek naar de verloren tijd, maar dat valt bepaald niet mee, want het geheugen speelt zijn personage parten. In zijn negenentwintigste roman lijkt Modiano zich vooral te bekwamen in de kunst van het vergeten.
De verteller heet Jean - niet toevallig de officiële voornaam van de schrijver, die voor de burgerlijke stand Jean Patrick Modiano heet. Een steekkaart roept herinneringen op aan de jaren zestig, toen hij als twintigjarige blaag een tijdelijk baantje had bij een Parijs detectivebureau. Dat leek hem destijds geknipt werk voor een aanstormende jonge auteur, want het kon hem nuttig documentatiemateriaal verschaffen voor later. De baas, Hutte, schoof hem een lastige klus toe: een zekere Noëlle Lefebvre was van de ene dag op de andere verdwenen. Met behulp van een paar vage aanduidingen en een veel te donkere foto dweilde het jongmens de Parijse straten en cafés af, de spoorloze vrouw achterna. Daarbij behielp hij zich onder meer met een achterovergedrukte brief en een agenda, opgediept uit een geheime lade in een verlaten appartement, maar het dossier leek wel een gatenkaas, zijn schaarse informatie bleek niet te kloppen en bovendien bestond er onzekerheid over haar identiteit. Was Noëlle getrouwd met Roger Behaviour of met Sancho Lefebvre, alias Serge Servoz? En wie was de man die zich Gérard Mourade liet noemen, maar als André Vernet door het leven ging? Dat de personages uit de entourage van de vermiste om de haverklap van naam en adres veranderden, maakte zijn opdracht er niet eenvoudiger op. En waren de getuigen die hij ondervroeg wel te vertrouwen? Geen wonder dat er geen schot kwam in zijn onderzoek.
Donkere kamer
Dertig jaar later noteert Jean zijn herinneringen aan die mislukte missie op een Clairefontaine-blok. Al die tijd is Noëlle Lefebvre hem blijven obsederen. Al die tijd is hij aanknopingspunten blijven verzamelen en heeft hij dubieuze types met de onwaarschijnlijkste namen gefrequenteerd, zoals Marion Le Phat-Vinh, Miki Durac, Brainos en Jacques B., bijgenaamd 'de Markies'. Jammer genoeg laat zijn geheugen hem in de steek. Hij doet zijn uiterste best om niet te verdwalen in het grensgebied tussen herinnering en vergetelheid, maar toen en nu lopen hopeloos door elkaar, alsof hij zich in een eeuwig heden bevindt. Aan chronologie heb je als schrijver sowieso niets, vindt Jean. Uiteindelijk heeft een mens nog het meest aan zijn intuïtie en zijn verbeelding. De waarheid moet langzaam aan het licht komen, zoals een foto in de ontwikkelbak in de donkere kamer, of geleidelijk opdoemen, zoals de onzichtbare inkt uit de titel. Misschien moeten we gewoon de tijd zijn werk laten doen.
In wezen schrijft Patrick Modiano steeds weer hetzelfde boek, op zijn onnavolgbare virtuoze en suggestieve manier. Het verhaal is royaal gestoffeerd met verwijzingen naar zijn andere romans en doorspekt met plaatsnamen en details uit het leven van de auteur. De schrijver is een toeschouwer, een getuige van andermans leven, en soms wordt hij daar een beetje moe van, om altijd weer dat vervagende verleden op te roepen: 'Het was een beetje als iemand die tientallen jaren lang heeft geprobeerd een oeroude taal te ontcijferen', verzucht de verteller. 'Etruskisch bijvoorbeeld.' Niet lang daarna worden we overgeheveld naar het Italisch schiereiland, de heimat van de Etrusken, want bij wijze van hoge uitzondering verruilt Modiano zijn vertrouwde Parijse decor voor Rome. De dromerige laatste bladzijden spelen in de Eeuwige Stad, 'die het vermogen had de tijd - en dus ook je eigen verleden - uit te wissen'. Daar laat hij een man en een vrouw elkaar ontmoeten. Zijn het Jean en Noëlle? Zijn zoektocht werpt uiteindelijk meer vragen op dan er beantwoord worden en misschien is dat maar goed ook. Want stel je voor 'dat het leven, wanneer je eenmaal een antwoord op alle vragen hebt, achter je dichtklapt als een val, met het gerinkel van de sleutels van een gevangeniscel. Zouden we niet liever een paar onbetreden zones in stand houden, waarin je altijd nog kunt ontsnappen?'
Vertaald door Maarten Elzinga, Querido, 144 blz., 18,99 € (e-boek 13,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Encre sympathique'.
Naar gegevens van Matthieu Kockelkoren
In deze roman exploiteert Patrick Modiano (1945) opnieuw het gegeven dat ons geheugen voor een groot deel bestaat uit blinde vlekken. Zijn romans zijn evenzovele even dwangmatige als professionele pogingen de ontbrekende schakels in zijn leven in kaart te brengen. Hij vergelijkt zijn streven met het in feestartikelen bekende ‘onzichtbare inkt’, een inkt die kleurloos blijft bij het schrijven maar met behulp van bepaalde substanties alsnog leesbaar wordt. In dit geval geldt dit voor een eertijds als aspirant-speurder begonnen onderzoek naar de verdwenen Noëlle Lefebvre, dat hem niet meer los laat, maar hem ondanks toevallig verkregen indicaties weinig verder helpt. Vertrouwd zijn het decor in Parijs en de Haute-Savoie, de eenvoudige, evocatieve stijl en een aandoenlijke hulpeloosheid bij het in kaart brengen van zijn verleden.
Berthold Van Maris
ru/eb/08 f
Plotselinge verdwijningen zijn niet ongewoon in de romans van Patrick Modiano. Ook in het echte leven komen ze voor. Mensen kunnen van de ene op de andere dag uit het leven van andere mensen verdwijnen. Met het verdwijnen van die mensen verdwijnen ook langzaam de herinneringen aan hen. De sporen die ze achterlaten in het geheugen van anderen, vervagen. Maar soms kunnen herinneringen die verdwenen leken, weer terugkomen, als de 'onzichtbare inkt' uit de titel van deze roman: "inkt die kleurloos is als men hem gebruikt, maar die zichtbaar wordt als men het beschreven papier met een bepaalde vloeistof bestrijkt."
De nieuwe roman van Modiano start in Parijs, in 1965. Een jongeman, Jean, werkt een blauwe maandag voor een derderangs privé-detective. Hij doet onderzoek naar een jonge vrouw die is verdwenen en heeft daarbij maar een paar armzalige aanknopingspunten. Een naam, Noëlle Lefebvre, die niet per se haar echte naam hoeft te zijn, een onderbelichte foto van haar waarop hij niet kan zien wat voor kleur ogen ze heeft, en ook niet wat voor kleur haar, en verder: het adres waar ze woonde, een poste-restante-adres op een postkantoor, en een café waar ze wel eens kwam. Meer niet.
Jean vraagt zich af hoe hij vanuit deze gegevens te werk moet gaan om het verhaal achter de verdwijning van de vrouw te reconstrueren. En als lezer van het boek vraag je je af hoe uit dit summiere uitgangspunt een roman kan opbloeien.
De speurtocht krijgt een extra dimensie, doordat Jean schrijver wil worden en het gevoel heeft dat deze zaak hem daarbij kan helpen. Hij zou er vroeg of laat over kunnen schrijven. Interessant detail: Jean heeft in 1965 precies de leeftijd die Patrick Modiano toen had (twintig).
In eerste instantie levert zijn speurtocht wel iets, maar toch ook weer niet zo heel veel op. Nadat de detective zijn interesse voor de zaak verloren heeft, neemt Jean het dossier stiekem mee naar huis.
Dat meisje begint hem te fascineren. Jaren later, als hij toevallig wat meer te weten komt, wordt het zelfs een obsessie. Dat begint hem zelf ook op te vallen. Maar hij begrijpt niet goed waar die obsessie vandaan komt.
Het zou zelfs kunnen dat hij langzaam verliefd op haar wordt. Kan dat? Verliefd worden op iemand die je niet kent? Ja, natuurlijk kan dat, want verliefdheid wordt voor een deel gevoed door de fantasie, en voor de fantasie is hier alle ruimte.
Dit vreemde minimalistische gegeven - man raakt in de ban van een vrouw die hij nooit ontmoet heeft en over wie hij bijna niets weet - wordt door Modiano briljant uitgewerkt. Want als er één schrijver is die van heel weinig heel veel kan maken, dan is het de Franse Nobelprijswinnaar.
In de loop van een periode die tientallen jaren bestrijkt, komt Jean op plaatsen waar de vrouw kwam en spreekt hij mensen waar de vrouw korte tijd mee omging. Hij vangt glimpen op van banale, triviale levens en begint daarover te fantaseren. Op den duur lijkt het alsof hij zelf ook herinneringen heeft aan haar.
Tegenover mensen die Noëlle gekend hebben doet Jean zich voor als een vriend van haar. Hij zegt dat hij haar kent uit zijn geboortestreek en begint daar ook langzaam, tegen beter weten in, zelf in te geloven. Want als je een leugen maar vaak genoeg herhaalt ga je er zelf een beetje in geloven.
Hij krijgt steeds meer het gevoel dat hij haar wel eens gezien heeft, misschien zelfs gesproken heeft, en dat gevoel vergelijkt hij ergens met 'onzichtbare inkt die langzaam zichtbaar en leesbaar wordt'.
Het verhaal wordt door Jean verteld. Maar hoe betrouwbaar is een verteller die graag schrijver wil worden? Van de gesprekken die hij over Noëlle gevoerd heeft, vaak tientallen jaren geleden, zegt hij zich alleen flarden te herinneren. En toch volgen daarna tamelijk complete dialogen, en ook beschrijvingen van hoe personen kijken als ze iets zeggen.
Over Jean zelf weet de lezer dan eigenlijk nog minder dan over Noëlle. Hij heeft een Belgisch paspoort, hij wil schrijver worden en hij is meer een toeschouwer dan iemand die zelf heel actief in het leven staat. Hij heeft een zeker talent, vindt hij zelf, om het leven van anderen binnen te dringen, "uit nieuwsgierigheid en verlangen hen beter te begrijpen en de verwarde draden van hun leven te ontrafelen - iets waar ze zelf vaak niet toe in staat waren."
Van de romans van Modiano wordt wel eens gezegd dat het vaak lijkt alsof ze nauwelijks een plot hebben. Maar het zit natuurlijk anders. De plot is bij Modiano altijd subtiel en terloops, en benadert het echte leven meer dan het geval is in veel andere romans die wel een duidelijke plot hebben. Het leven heeft ook geen duidelijke plot, het bestaat voor een groot deel uit terloopse gebeurtenissen, die voor je het weet al weer voorbij zijn en daarna langzaam vervagen.
Parijs (voor de kenners: het 15de arrondissement) is in deze roman een opslagplaats van allerlei vervagende en vervaagde herinneringen, en ook, vaak letterlijk, een verdwijnmachine: gebouwen die een rol speelden in het leven van Noëlle, zoals een dancing en een woonhuis, blijken jaren later te zijn verdwenen, gesloopt, of ingrijpend gerenoveerd.
Vijfentwintig bladzijden voor het einde komt er opeens een verrassende wending in het verhaal. Een soort ontknoping. Die je op twee manieren kunt lezen. Als iets dat werkelijk gebeurt. Of als een ontroerende fantasie van Jean, die hier misschien, ten slotte, de schrijver is geworden die hij altijd wilde worden.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.