Herfst
Ali Smith
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SMIT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SMIT |
Dirk-Jan Arensman
us/ug/14 a
Zelfs bij het lezen van Zomer, het slotdeel van de vierseizoenenreeks van Ali Smith, blijft het iets verbijsterends houden. Nú al een roman waarin Covid-19, de lockdown en zoomen een rol spelen? Waarin het gaat over cancel culture en Black Lives Matter? En waarin zelfs wordt verwezen naar de dood van George Floyd, net tweeënhalve maand geleden?!
Zo heet van de naald was fictie in boekvorm zelden. Kón die productietechnisch ook nauwelijks zijn, dacht de Schotse - vier keer voor de Man Booker Prize genomineerd - lange tijd.
Totdat ze het manuscript van haar virtuoze tweeluik How to Be Both (2014) ver na de afgesproken deadline inleverde, haar Britse uitgever erin slaagde het binnen zes weken de boekhandel in te krijgen en, vertelde ze in The Guardian, een twintig jaar oude droom herleefde: een kwartet op de polsslag van de tijd geschreven romans, die zo snel mogelijk na voltooiing zouden moeten verschijnen - als moderne variant op de feuilletons van Charles Dickens.
Leave en Remain
Geen toeval: vroeg in elk van deze romans - Herfst, Winter en Lente gingen vooraf - citeert Smith een dickensiaanse openingszin, dit keer die uit David Copperfield (1850). Wél min of meer toevallig is dus dat Herfst (2018), dat in eigen land kort na het EU-referendum van 2016 verscheen, 'de eerste post-brexitroman' werd. Of dat we in de seizoenen daarna feitelijk van crisis naar crisis hobbelden, van verkiezing en presidentschap van Donald Trump en Boris Johnson tot de vluchtelingencrisis en van klimaatnoodklok tot coronapandemie. Al die dingen deden zich domweg voor tijdens het schrijven.
In Zomer hebben ze hun weerslag op de zich in Brighton afspelende levens van de centrale personages, tieners Sacha en Robert Greenlaw. Hun ouders lijken gescheiden omdat de een 'leave' en de ander 'remain' stemde. Sacha is het soort geëngageerde puber dat een heldin herkent in Greta Thunberg en brieven over haar leven in lockdown schrijft aan een Vietnamese asielzoeker. Haar dertienjarig broertje is een vroegwijze, licht verknipte jongen, die vurig voor de brexit pleit en zijn docenten choqueert met xenofobe teksten die letterlijke citaten van premier Boris Johnson en Dominic Cummings blijken.
En de alwetende vertelstem lijkt tussendoor soms vrij te associëren op verzamelde krantenkoppen. Deprimerende krantenkoppen, waar Smith niettemin tijdloze en uiteindelijk hoopgevende thema's aan verbindt. Want gaandeweg bleek dit vierluik steeds meer te draaien om het belang én de kracht van kunst, vriendschap en generositeit.
Wat ook almaar duidelijker werd: hoe knap ze de seizoensdelen zo componeerde dat ze samen een hecht geheel vormen. Door bepaalde elementen te laten terugkeren, bijvoorbeeld. Zo duikt in elk boek de sinistere instantie SA4A op, die smerige klusjes voor de overheid opknapt. Telkens is er een pregnante rol weggelegd voor leven en werk van een beeldend kunstenares, dit keer dat van de Italiaanse Lorenza Mazzetti.
Speels en toegankelijk
En werden in eerdere delen parallellen getrokken met historische episodes in de jaren twintig, zestig en tachtig, hier worden herinneringen van de 103-jarige Duits-Joodse Daniel Gluck aan een interneringskamp op Isle of Man na WO II gelinkt aan de situatie in hedendaagse vluchtelingenkampen. Gluck werd al in Herfst geïntroduceerd, en zo duiken er meer oude bekenden op in dit slotdeel (milieubloggers/kunstenaars Arthur en Charlotte, bijvoorbeeld, die met Sacha en Robert bevriend raken, en hen meenemen naar de plek in Norfolk waar Roberts held Albert Einstein ooit logeerde.) Waarbij mysteries uit hun verleden worden opgehelderd en losse eindjes al dan niet netjes afgehecht.
Dat laatste maakt Zomer waarschijnlijk tot het minst geschikte deel om zonder kennis van wat eraan voorafging te lezen. Maar een bevredigende finale is het. Van een reeks romans waarin Smith, associatief heen en weer springend in de tijd, maar speels en toegankelijk tegelijk, de essentie van het westerse leven anno nu probeerde te vangen.
Soms is het resultaat misschien een tikje belerend. Vaker leest het als een virtuoze literaire tijdcapsule: vitaal, urgent, imponerend.
Prometheus, 368 p., 21,99 euro.
Kristien Hemmerechts
us/ug/08 a
Toen Ali Smith het plan opvatte om een reeks van vier romans te schrijven, voor elk seizoen een, kon ze niet vermoeden met hoeveel lof en prijzen ze zou worden overladen. Ze werd haast onthaald als de redder van de roman, een genre dat meer dan eens dood is verklaard, maar koppig weigert te sterven.
Smith begon aan dit project met een kleine aha-erlebnis. Toen ze het manuscript van Het een als het ander (2014) maanden na de afgesproken tijd aan haar uitgever bezorgde, verzekerde die haar dat de publicatie niet hoefde te worden uitgesteld. Zes weken volstonden om van het manuscript een boek te maken. In de regel nemen uitgeverijen daar heel wat meer tijd voor, al is het maar om de promo te kunnen verzorgen. Ali Smith besefte zo dat ze in haar werk het nieuws quasi op de voet kon volgen. Het genre had zijn naam in het Engels, 'novel', niet gestolen. In de negentiende eeuw werden romans trouwens vaak eerst in feuilletonvorm in kranten gepubliceerd. Charles Dickens, naar wiens werk Ali Smith vaak verwijst, moest zich dikwijls reppen om zijn kopij op tijd klaar te hebben. En zo werd Ali Smith de schrijfster die de geschiedenis zal ingaan als de auteur die de eerste roman publiceerde waarin Brexit een belangrijke rol speelt. Smith - geboren en getogen in Schotland, al woont ze nu in Cambridge - noteert de grote verdeeldheid, 'de helft van het dorp praat niet met de andere helft van het dorp'. In Zomer zit de splijtzwam zelfs binnen in een gezin: de man stemde tegen, de vrouw stemde voor, het huwelijk strandde.
Herhaalde geschiedenis
De vier romans zijn gebouwd rond een tegenstelling tussen de staat - of het systeem, de wet - en wat je 'de gewone mensen' kunt noemen. De staat wordt voorgesteld als de onderdrukker. De staat bepaalt bijvoorbeeld wie het land in mag en wie niet, wie een verblijfsvergunning krijgt en wie niet. Die voorstelling van zaken is geen verzinsel van Ali Smith. Het Verenigd Koninkrijk heeft jarenlang veel mensen welkom geheten om vervolgens een strenger beleid te gaan voeren. Ook burgers die er al bijna hun hele leven wonen, worden geviseerd. Ze verkeren in de veronderstelling dat ze de Britse nationaliteit hebben maar dat blijkt niet altijd het geval, omdat de wet intussen is gewijzigd en ze niet de juiste aanvragen hebben ingediend. Berucht is het schandaal rond de Jamaicanen die in 1948 arriveerden op de Empire Windrush. Met name de krant The Guardian heeft veel aandacht besteed aan de schrijnende ervaringen van de Windrushgeneratie.
In Zomer herinnert Ali Smith haar lezers aan de kampen waarin bij het begin van de Tweede Wereldoorlog Duitsers die in Groot-Brittannië woonden werden geïnterneerd, ook wanneer het Joden waren die Duitsland en het naziregime waren ontvlucht. Ze laat een van haar personages in zo'n kamp terechtkomen. Ironisch genoeg lag het in Ascot, wereldberoemd van de paardenrennen. Vandaag worden asielzoekers opgesloten in Immigration Removal Centers, terwijl hun dossier wordt onderzocht of terwijl ze wachten tot ze worden gedeporteerd. De geschiedenis herhaalt zich. In Zomer blijkt dat heel wat van die asielzoekers intussen zijn vrijgelaten vanwege de coronacrisis. De regering vreesde immers voor een schandaal: wat als al die gedetineerden besmet geraakten?
Collageromans
Wie het nieuws uit Groot-Brittannië volgt, weet dat Ali Smith dit niet heeft gefantaseerd. Haar werk doet in dat opzicht denken aan recente films van Ken Loach zoals Daniel Blake en Sorry we missed you. De wantoestanden die Ali Smith aanklaagt zijn niet uit haar duim gezogen. Zo was er bij het begin van de coronacrisis inderdaad een tekort aan beschermende kleding voor het ziekenhuispersoneel. En ja, het is waar dat in sommige ziekenhuizen het personeel dan maar met vuilniszakken bescherming improviseerde. Smith leest het in de krant en zet het in haar roman, alsof ze haar lezers wil wakker schudden. Besef alsjeblieft wat er in dit land aan de hand is! Kom in opstand! Ze besteedt ruim aandacht aan de vrouwen die van 1981 tot 2000 kampeerden bij de militaire basis van Greenham Common. Die vrouwen eisten dat de atoomraketten die er opgeslagen lagen, zouden worden verwijderd. Sommigen ketenden zich vast aan de omheining. Smith heeft iets met - of liever tegen - omheiningen. Ze symboliseren de brute macht van een anoniem overheidsapparaat.
In haar romans duiken moedige actievoerders op die er niet voor terugschrikken hun eigen veiligheid op het spel te zetten. In Lente laat Ali Smith een jong meisje harde vragen stellen aan het hoofd van een Immigration Removal Center: 'Waarom doet u de mensen die hier komen handboeien om als ze hier worden binnengebracht of weer weggehaald, terwijl ze helemaal geen misdadigers zijn?' Het meisje - ze is pas twaalf - verkrijgt dat alle toiletten eindelijk grondig worden schoongemaakt. De boodschap is duidelijk: individuele moed kan het verschil maken. Het meisje is naar binnen geglipt zonder dat iemand haar tegenhield. Ook als ze de trein wil nemen, kan ze zich onzichtbaar maken zodat ze geen kaartje hoeft te kopen of betaalbewijs hoeft te laten zien. In de 'echte' wereld kan dat natuurlijk niet, maar in deze romans wél. Ze zijn een wonderlijke mengeling van feiten en verbeelding, van document en magie. Het helpt als je vertrouwd bent met de Britse geschiedenis en politiek om feiten en fictie van elkaar te kunnen onderscheiden. Ik kende de namen Profumo, Christine Keeler, John Major, de Maguires en Greenham Common, maar van Pauline Boty had ik nog nooit gehoord, en ook niet van Godfrey Gable. De eerste heeft bestaan, zo leerde me Google, de tweede ook, maar het is een andere Godfrey Gable dan die Smith in Winter introduceert. Kunstenares Pauline Boty maakte collages. Die term is perfect van toepassing op deze romans: ze hebben een erg losse structuur, die Smith toelaat er veel in onder te brengen, misschien te veel. Ze vertelt over schrijvers, componisten, regisseurs, politici, ze vertelt mythes en oude verhalen, ze geeft en passant een beknopte geschiedenis van Schotland, ze laat haar licht schijnen op Facebook, op de scheldpartijen op Twitter. Ze citeert en parafraseert geliefde schrijvers, ze evoceert scènes uit films, ze vraagt aandacht voor de klimaatcrisis.
Tikkeltje sentimenteel
Sommige fragmenten zijn schitterend, bij andere neigt het naar overdaad. Herfst, het eerste boek van de reeks, is het kortst en veruit het meest geslaagd. Het is ook het meest speelse van de vier, al voeren ook hier de personages diepzinnige gesprekken over kunst en taal op een manier waarop je 'echte' mensen bij een kopje koffie of thee nog niet zo gauw zult horen praten. Dat mag natuurlijk, maar het is jammer dat de personages worden neergezet als woordvoerders van ideeën en ideetjes. Ze komen nooit echt tot leven. Wat er met hen gebeurt, wordt meegedeeld eerder dan dat we het zien. In Lente lezen we dat een van de hoofdpersonages na zijn echtscheiding zijn dochter nooit meer heeft ontmoet. Zijn ex verhuisde naar een buitenland en nam het kind met zich mee. Waarom alle contact werd verbroken komen we niet te weten. De man voert dan maar lange gesprekken met een denkbeeldige dochter en neemt die denkbeeldige dochter zelfs mee op uitjes. Een goede vriendin krijgt een kaartje toegestuurd getekend door vader en 'dochter'. We moeten geloven dat hij hierin troost vindt. Mij lijkt dit het toppunt van zieligheid en zelffoltering.
Ali Smith lijkt in de helende kracht van brieven te geloven, ook wanneer die niet gelezen worden of zelfs niet kunnen worden verstuurd bij gebrek aan adres. In Zomer worden brieven geschreven en vervolgens verbrand omdat de geadresseerde onbereikbaar is. Dit zou de briefschrijver moed geven, zo wordt ons verteld. Tijdens de lockdown - die ze in het Verenigd Koninkrijk dus ook hebben gehad - stelt iemand aan zijn beste vriendin voor om elkaar iedere dag te bellen en iets moois te vertellen, bijvoorbeeld over een vogel met een twijg in zijn bek om een nest te bouwen. Vervolgens moet de ander daar online iets over posten. Andere mensen kunnen reageren en dat zou mensen met elkaar moeten verbinden. De vriendin vindt het plan een tikkeltje sentimenteel. Ik ben het met haar eens.
Ali Smith wordt vaak vergeleken met Virginia Woolf. Naar mijn gevoel klopt dat niet. Woolf probeerde in woorden te vatten wat er allemaal omgaat in een hoofd. Ze gunde de lezer een heel intieme band met de personages. We delen hun gedachten en gevoelens, volgen de vele kronkels en tegenstrijdigheden. Smith is het te doen om de ideeën die ze haar personages toedicht, de verhalen die ze hen laat vertellen, de bedenkingen die ze hen laat hebben. Daardoor blijft de afstand tot de personages groot en is het vrijwel onmogelijk om met hen mee te leven. Wat er met hen gebeurt, raakt je koude kleren niet. In de eerdere romans van de reeks wordt de lezer gecharmeerd door de speelse taal en spitsvondige uitspraken. In Zomer heeft die lichtvoetigheid plaats geruimd voor een haast drammerige didactische toon. De lezer moet bewust worden gemaakt en tot actie aangezet. Hoewel ik het in principe vaak met de ideeën eens ben, was het me allemaal van het goede te veel.
Prometheus, 2020.
Sander Kollaard
em/ov/07 n
Vier romans in vier jaar tijd, steeds geschreven in een maand of vier, en zo dicht mogelijk op de actualiteit. Dat was het idee van het seizoenskwartet van Ali Smith (Schotland, 1962): Herfst, Winter, Lente en onlangs Zomer. Het is daarmee duidelijk wat Smiths inzet was. Heeft literatuur nog iets bij te dragen aan het maatschappelijke debat in een tijd van leugens, enkelvoudige meningen en een nieuwscyclus die nauwelijks tijd laat voor reflectie?
Om misverstanden te voorkomen: Smith laat de grote kwesties zelden expliciet aan bod komen. Trump, Brexit, vreemdelingenhaat, klimaatverandering en meer spelen grotendeels op de achtergrond. Het meest politiek is ze in de inventieve, vaak erg grappige intro's van haar romans, die ze wijdt aan de preoccupaties van onze tijd. Verwijzend naar Dickens valt ze in Herfst met de deur in huis. 'Het was de slechtste van alle tijden.' Ze relativeert dat niet met een geruststelling, zoals Dickens dat deed, maar herhaalt het nog maar eens. 'Het was de slechtste van alle tijden.'
In Winter somt ze op wat we hebben doodverklaard. 'God was dood: om te beginnen.' Maar ook de romantiek, ridderlijkheid, het boek, jazz, de radio, het huwelijk en nog veel meer: zó van gisteren. Wat we beslist niet willen, begint ze in Lente, zijn feiten. We willen verbijstering, sensatie, griezelen, veroordelen. 'We willen wat we nodig hebben.' Het laatste deel, Zomer, opent met onverschilligheid. Mensen reduceren tot hun geslacht, ras of seksuele voorkeur. 'Nou en?' Vluchtelingen weren? 'Nou en?' Onbeheersbare natuurbranden en smeltende ijskappen. 'Nou en?'
Maar explicieter dan dat wordt ze niet. Geen analyse dus, geen commentaar, geen opinie. Smith blijft trouw aan haar kunst en spint in vier romans een web van verhalen over machteloze, vastgelopen mensen die nieuwe ruimte vinden dankzij hun verbeelding. Natuurblogger Art betaalt de dakloze Lux om de rol van vriendin te spelen bij een kerstbezoek aan zijn moeder en breekt zo niet alleen zijn eigen leven open, maar ook dat van Lux en zijn moeder. Een jong meisje wandelt ongehinderd een zwaarbewaakt asielcentrum binnen en krijgt de directeur zover dat hij de toiletten eindelijk een keer goed laat schoonmaken - in een omgeving van onverschillige wreedheid een daad van aandacht en mededogen. De jonge academicus Elisabeth vergeet haar eenzaamheid in het gezelschap van haar stokoude, comateuze buurman. De puberende Robert Greenlaw lijmt een zandloper aan de hand van zijn zusje zodat ze altijd tijd om handen heeft.
Ruimte vinden dankzij de verbeelding: dat laat Smith graag zien. Ze schrijft veel over kunst. Ze beschrijft de wolken die Tacita Dean tekende met wit krijt op schoolbord: landschappen die de toeschouwer op slag verlossen van benauwde perspectieven. Ze schrijft over Charles Dickens, die zijn romans in feuilletonvorm schreef, nooit zeker van het vervolg, maar in het vertrouwen dat zijn verbeelding altijd een volgende episode zou ingeven. Ze schrijft met veel genegenheid over Charlie Chaplin, de zwerver, de buitenstaander, de komiek die in alles iets lichts wist te vinden.
Natuurlijk schrijft ze over de seizoenen waarnaar ze haar kwartet heeft vernoemd. In elk deel staan pastorale passages over tijd die voorbijgaat, over terugkeer en de keten van ontstaan, groei en sterfte. Smith beschrijft het groen dat in de lente door het beton breekt. Ze laat zien hoe een zomerdag ons attendeert op haar eigen einde. Ze geeft ons een roos die laat in de herfst nog bloeit. 'Kijk eens naar die kleur.' Contrast is er altijd: haar beschrijvingen staan in de schaduw van klimaatverandering. Op de omslagen van de Engelse uitgave van het seizoenskwartet staan reproducties van schilderijen die David Hockney in de vier seizoenen maakte van een landweggetje in Yorkshire. De schilderijen zijn schitterend, maar je ontkomt niet aan de gedachte dat je naar een idylle kijkt: naar de seizoenen zoals ze ooit waren.
Wie de vier delen achter elkaar leest, ziet de terugkerende thema's en motieven. Smith schrijft veel over familie, vriendschap en gemeenschap, zoals het curieuze gezelschap dat elkaar vindt tijdens de kerstdagen in Winter. Ze schrijft over koppig verzet tegen macht en bureaucratie, zoals dat van Elisabeth, die in Herfst strijd voert met een postbeambte over het aanvragen van een paspoort. Ze schrijft veel over taal. In Zomer is er Ashley, die we niet te zien krijgen en die uitsluitend onderwerp is in het gesprek van anderen. Ze zwijgt omdat de taal zo beschadigd is door leugens, overdrijvingen en holle frasen dat ze elke betekenis heeft verloren.
Smith schrijft opvallend vaak over muren, hekken en grenzen. Ze staan voor afbakening en uitsluiting. Ik krijg de indruk dat de benepen omgang met vluchtelingen voor haar de kwalijkste is van al onze zonden. In Lente volgen we Brittany Hall, die als bewaker werkt in een asielcentrum dat veel weg heeft van een gevangenis. Ze registreert de kilte, maar schikt zich: het is nu eenmaal haar werk.
Als ze in de ban raakt van de engelachtige Florence, lijkt ze te ontdooien, maar uiteindelijk helpt ze een netwerk oprollen dat illegale vluchtelingen probeert te helpen. Dat doet ze niet uit principe, niet uit kwaadaardigheid, maar omdat ze zich door Florence in de steek gelaten voelt. 'Omdat het nooit om haar ging. Omdat ze nooit echt deel was van het verhaal.' Het is onmogelijk om het haar kwalijk te nemen: haar machteloosheid wordt in Smiths beschrijving een akelig herkenbaar lot.
Smith eindigt haar kwartet met een boodschap van hoop, maar die boodschap komt met een voorbehoud. In Zomer schrijft de 16-jarige Sacha brieven aan een geïnterneerde Vietnamese vluchteling, Ahn Kiet. Ze vertelt hem over de gierzwaluwen die de Engelse zomer aankondigen. Smith besluit het boek - en daarmee het hele kwartet - met het antwoord van Ahn Kiet. Hij dankt Sacha voor haar brieven. Het vooruitzicht van een nieuwe zomer maakt hem gelukkig, maar tegelijk beschrijft hij de gierzwaluwen als 'gemaakt van as'. Het is een verwijzing naar de vogel feniks, die in een eeuwige kringloop verbrandt en weer opstaat uit zijn eigen as.
Niets is gegeven, houdt Smith ons voor, en alles bestaat bij de gratie van contrast. Als ze met haar seizoenskwartet een boodschap van hoop heeft willen brengen, past ze ervoor die boodschap te overdrijven. In een interview beschrijft ze hoop als symbiotisch met wanhoop. Hoop, zegt ze, is als 'balanceren op het scherp van een mes'.
Dus: heeft de literatuur nog iets bij te dragen aan het maatschappelijke debat? Ja natuurlijk, ze draagt bij wat ze altijd heeft bijgedragen: een nadruk op begrip, oog voor complexiteit, een van clichés gereinigde taal, een verbeelding die altijd nieuwe perspectieven vindt. Smith demonstreert het in elk van haar vier romans, ogenschijnlijk achteloos.
Tegelijk is haar antwoord nauwelijks geruststellend. Steeds is er de achtergrond van een samenleving die zich zonder veel verzet overgeeft aan oordelen, vereenvoudigen, aan betekenisloze taal en benauwde verhalen. Zo laat Smith ons achter met een verontrustend contrast: het seizoenskwartet laat zien wat literatuur in goede handen kan bijdragen, maar roept tegelijk de vraag op of de samenleving waarin die bijdrage kan resoneren, nog wel bestaat.
Europese Literatuurprijs
Ali Smiths roman Lente, in het Nederlands vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer, wordt zaterdag tijdens het festival Crossing Border in Den Haag bekroond met de Europese Literatuurprijs 2020, een prijs voor zowel schrijvers als vertalers. De roman is onderdeel van Smiths seizoenencyclus, waarvan het laatste deel, Zomer, onlangs in Nederlandse vertaling is verschenen. De prijsuitreiking is online te volgen (crossingborder.nl/ festival-event/de-europese-literatuurprijs). Crossing Border duurt tot en met 8 november.
Uit het Engels vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer.
Prometheus; 368 pagina's; € 21,99.
Roderik Six
te/ep/02 s
Vier boeken in vier jaar. Aangestoken door de brexit besloot Ali Smith in real time te gaan schrijven, om zo op de staart van de actualiteit te trappen. Met Zomer zet ze de kroon op haar tetralogie van de seizoenen.
U hoeft daarbij niet te vrezen voor pamflettaire literatuur. Net omdat Smith politieke slogans en simplificaties wil counteren, leest ook Zomer weer als een subtiel verhaal over de mensen achter tweets en soundbites. Zomer – het boek begint in februari van dit jaar en gaat door tot mei, toen de Britten volop in lockdown zaten – wordt andermaal bevolkt door twijfelaars en mensen die opgetrokken zijn uit grijswaarden. Smith doet niet aan hokjesdenken en de polarisering waar politici munt uit pogen te slaan.
Neem nu Robert, de balorige tiener die ironisch dweept met Dominic Cummings, de politieke strateeg die een leugenachtige Leave-campagne bedacht. Enerzijds wekt Roberts cynische blik op de mensheid afkeer op, anderzijds blijkt hij gewoon een té slimme jongen te zijn, in staat tot poëtisch kattenkwaad. Elk ander kind dat met secondelijm een zandloper aan de hand van zijn zusje plakt, zou je straffen, maar Robert raakt ermee weg – ‘Zo heb je de tijd altijd bij je’.
Of de half-Duitse Daniel Gluck, de 104-jarige grijsaard die een centrale rol speelde in Herfst . Hier denkt hij terug aan 1940, toen hij in een Brits interneringskamp zat. Ook zijn zus was Duitsland gevlucht, maar dan naar Zwitserland. De Glucks schreven elkaar brieven op het schaarse papier waar ze de hand op konden leggen, brieven die ze meteen verbrandden, want Joden weten wel beter dan elkaars adres te verraden – je weet nooit wie de post onderschept. Dankzij het wonder van de literatuur krijgen we die verschroeide woorden toch te lezen. Het is maar een van de knappe kunstgrepen die Smith toepast om te tonen dat achter elke naam een verhaal schuilt en achter elk mondmasker een mogelijke glimlach.
Want ondanks alle doem, alle pandemieën en klimaatopwarmingen, blijft Smith hardnekkig optimistisch. In Zomer toont ze hoe vreemden kennissen en later vrienden worden, hoe buren wél vreedzaam kunnen samenleven, hoe kunst kan verbinden, hoe we allemaal kinderen van de geschiedenis zijn en hoe geschiedenis altijd mensenwerk is. De kleinste goede daad die je stelt, kan een leven verzachten.
****
Prometheus (oorspronkelijke titel: Summer), 364 blz., € 21,99.
J. Hodenius
Afsluiting van de nationaal en internationaal geprezen seizoenscyclus over onze huidige tijd (‘van Brexit tot en met Covid’) van de Schotse schrijfster. Dit ‘zomerboek’ is dan ook een samenvatting en voortzetting tegelijk. De van februari tot en met mei 2020 lopende vertelling is wederom fragmentarisch gerangschikt rond familieleden, hier de eeuwig ruziënde humanistische Sacha (16) en slim-cynische Robert (13) en hun gescheiden moeder Grace (de vader woont met zijn nieuwe jonge vlam in het buurhuis). Via hen ontmoeten we personages uit eerdere delen in eerdere zomers. Zo beleven we het verleden van de 104-jarige, uit Duitsland voor de nazi’s gevluchte Daniel Gluck in een Brits interneringskamp (tevens die van zijn zus Hannah). Hoofdthema’s zijn wederom taal (naast de prachtige dialogen etymologie en taalspelletjes), tijd (sprongen naar andere tijdvakken), humanisme (het lot van vluchtelingen) en kunst. Naast de altijd prominenten Shakespeare (hier The Winter's Tale) en Dickens (David Copperfield) figureert hier de slechts bij filmkenners bekende gevluchte Italiaanse filmregisseur Lorenza Mazzetti. Smith en haar vertalers (1962) wonnen met het vorige deel ‘Lente’ de Europese Literatuurprijs 2020. Women's Prize for Fiction Longlist 2021.
Agnes Andeweg
te/ep/12 s
Had u een beetje de zomer waar u op hoopte? Toch wel, ondanks de uitzonderlijke omstandigheden? Op geen ander seizoen projecteren wij zo onze verlangens - naar tijd, naar zon, naar vrijheid.
In het deze zomer verschenen laatste deel van haar seizoenskwartet zet Ali Smith al die zomerse clichés op de helling, we konden ons er al op verheugen. Zomer verschijnt vier jaar na het eerste deel Herfst, dat vlak na het brexit-referendum in 2016 uitkwam. Winter (2017) en Lente (2019) volgden. Wat voor Smith begon als een experiment om ons verwarde heden direct te vangen, om bovenop het nieuws te schrijven, net als Charles Dickens dat in zijn tijd deed, groeide uit tot een romancyclus die de hele twintigste eeuw beslaat.
Prikkelend in tijdsprongen en parallellen, flitsend in taal: zo opent ieder deel met een heerlijk ritmische monoloog die de stemming van het moment peilt. ('Iedereen zei: en? Als in nou en?', klinkt het onverschillig op de eerste pagina in Zomer). Ongerijmde, soms magische gebeurtenissen bieden enig tegengif tegen oorlog, verwoesting en ander onheil. Smith strooit royaal met verhalen en beelden. Ze haalt, naast auteurs als Dickens en Shakespeare, werk van (onbekendere) kunstenaars als Pauline Boty, Tacita Dean en Barbara Hepworth erbij.
Zomer begint in februari 2020, als de hitte Australië in brand zet en de eerste berichten over een nieuw virus beginnen door te sijpelen. Sacha (16) en haar broertje Robert (13) zitten elkaar dwars, zoals alleen broers en zussen dat kunnen. Terwijl Robert zich hult in dodelijk cynisme, bekommert Sacha zich om de dakloze man in haar buurt. Hun moeder Grace probeert haar impulsieve kinderen in het gareel te houden, het levert scherpe typische ouder-kind gesprekken op, door Smith fenomenaal losjes opgetekend.
De handeling wordt aangejaagd door Grace die zich de openingszin van Dickens' David Copperfield probeert te herinneren: "Of ik zelf dan wel een ander de held van deze geschiedenis worden zal, zullen de volgende bladzijden moeten leren". In al zijn vreemdheid - want hoe kun je níet de hoofdrol spelen in het verhaal van je eigen leven? - is dit de vraag voor de jongeren, de generatie van Sacha en Robert en de vraag die Zomer stelt. Kunnen zij een hoofdrol spelen in hun eigen geschiedenis, of hebben de generaties voor hen de zaak al zodanig versjteerd dat de zondvloed onontkoombaar is? Hoeveel toekomst, hoeveel ruimte hebben ze nog?
Andere zomers
Vanuit dat door brexit, klimaat-crisis en Covid-19 gekleurde gure heden springt Zomer vrijelijk naar eerdere zomers: die van 1940 en 1989, zonnig wel, onbezorgd bepaald niet. De historische parallellen liggen voor het oprapen, maar Smith maakt daarnaast duidelijk dat niemand kan ontsnappen aan zijn eigen tijd. In 1940 vinden we Daniel Gluck, die we al kenden uit Herfst, en zijn jongere zus Hannah. Daniel belandt als ongewenste vreemdeling in een Brits interneringskamp, terwijl Hannah in het bezette Frankrijk haar weg zoekt. Haar acrobatische toeren om te overleven vormen de indrukwekkendste passages in het boek.
In de zomer van 1989 zit de jonge actrice Grace in een impasse, net als de versteende koningin die ze speelt. >>
>> Niet Shakespeares vrolijke Midsummer Night's Dream vormt het decor, maar The Winter's Tale, een veel duisterder verhaal over een wispelturige en achterdochtige koning die zijn vrouw doodt en zijn dochter verbant. Aan het eind komt zij, herenigd met haar dochter, weer tot leven. Smith roept hierbij een beeld van Barbara Hepworth op dat in de werkelijkheid in de Tweede Wereldoorlog verloren ging: de kleine magie waartoe de schrijver in staat is.
Rafelige eindjes
Sacha, in 2020, weet zeker dat ze in deze wereld geen kind wil krijgen, want wat voor toekomst heeft het? Maar was ze er zelf geweest als haar voorouders zo gedacht hadden? Alle vier de romans, Zomer het meest, benadrukken de grilligheid van de geschiedenis. Met een heerlijke plotwending die Dickens naar de kroon steekt brengt Smith personages uit Herfst, Winter en Zomer bij elkaar. Dat het er niet te dik bovenop ligt is knap en dat er genoeg rafelige eindjes overblijven alleen maar prettig.
Smiths seizoenskwartet biedt ook een reflectie op de roman. Want waarom zou je nog personages verzinnen, en een verhaal? In een essayistisch intermezzo dat een film van de door oorlog getekende Lorenza Mazzetti beschrijft, concludeert ze haast berustend dat het heel erg een bewegend beeld is, je moet het eigenlijk zien. Even daarvoor schrijft ze dat ze ook eindeloze statistieken zou kunnen presenteren om duidelijk te maken wat er met de wereld aan de hand is. Maar dat doet ze niet. Ze schrijft een roman, toch weer een roman.
Wat kan die? Smith geeft een oud antwoord in een nieuw jasje: de roman maakt het geleefde leven invoelbaar. Ja, ik was blij toen ik ontdekte dat Daniel uit Herfst nog leefde, inmiddels 104, alsof je een oude bekende weer treft. Is het die betrokkenheid bij een personage, bij woorden op papier, die de roman onderscheidt van andere kunsten?
Het is in ieder geval ook het vermogen om de gelaagdheid van de tijd te laten zien. Het beeld van de paardenbloem keert diverse malen terug: als de stralende zomerzon, als metafoor van de tijd die alle kanten op kan waaien (in het Engels heet de pluizenbol een dandelion clock) en als beeld voor Einsteins kapsel. Mooi: kleine pluisjes Einstein zweven de wereld in en vinden in de jonge Robert een vruchtbare bodem.
Toen Ali Smith eind vorig jaar Utrecht bezocht, vertelde ze dat er nog geen letter van Zomer op papier stond, maar dat ze erop vertrouwde dat het boek zich op tijd aan zou dienen. Dat vertrouwen in het vermogen om iets nieuws te scheppen is niet alleen Smiths zelfvertrouwen, maar een vertrouwen in menselijke creativiteit dat doorklinkt in dit hele kwartet. Dat alles gevat in een taal vol woordspelingen en associaties (prachtig vertaald trouwens) waar het plezier vanaf spat. Het mag naïef lijken, maar dat geeft hoop. <<
Vert. Karina van Santen en Martine Vosmaer. Prometheus; 368 blz. € 21,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.