Käsebier erobert den Kurfürstendamm : roman
Gabriele Tergit
Gabriele Tergit (Auteur), Meta Gemert (Vertaler), Nicole Henneberg (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Maaskant Haun, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 TERG |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Maaskant Haun, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TERG |
Karen Billiet
us/ug/14 a
'Dit moet u absoluut lezen', kreeg ik vorig jaar te horen in een boekhandel in Berlijn. 'Het lijkt op De Buddenbrooks van Thomas Mann, maar dan veel beter.' Die boude woorden sloegen op De Effingers van Gabriele Tergit. Toen het boek in 1951 verscheen was er minder lof. Tergit vond met moeite een uitgever voor haar epos over een Joodse ondernemersfamilie in Berlijn. Maar vorig jaar bestormde een heruitgave meteen de Duitse bestsellerlijsten. Ook haar debuutroman, Käsebier verovert de Kurfürstendamm, beleefde een revival. Beide boeken zijn nu voor het eerst in het Nederlands verkrijgbaar.
Gabriele Tergit (1894-1982) werd als Elise Hirschmann geboren in een Joodse burgerlijke familie in Berlijn. Na de Eerste Wereldoorlog behaalde ze een doctoraat geschiedenis en begon ze te werken als journaliste. Vandaag klinkt dat prestigieus, toen was het een schandaal voor een meisje uit de betere kringen. Daarom verzon ze dat pseudoniem.
Als rechtbankverslaggeefster kwam ze met mensen van allerlei slag in contact. Ze kende zowel de taal van het gewone volk als het snobisme van de nieuwe rijken. Daar speelde ze mee in haar eerste roman, die ze in 1931 in amper enkele weken neerpende. Centraal staat Georg Käsebier, een middelmatige zanger uit een Berlijnse volkswijk die plots de lieveling wordt van de beau monde rond de sjieke Kurfürstendamm. Tergit analyseerde haarscherp hoe een hype ontstaat en aanzwelt, om plots in te zakken als een pudding. Door de chaotische opbouw, met veel personages en verhaallijnen, is Käsebier een boek waar je vandaag niet zo makkelijk in komt. Maar in 1931 raakte het de tijdsgeest. Tergit had het over dubieuze zaakjes in de bouwsector, de toenemende sensatiezucht van de media en de opmars van de nazi's.
Haar verkoopsucces was van korte duur. In 1933 vluchtte ze halsoverkop het land uit, na bedreigingen van de nazi's. In de jaren die volgden zwierf ze met haar gezin door Europa en Palestina. In die verwarrende tijden kwam ze thuis in het werk aan haar nieuwe boek. De Effingers volgt het wel en wee van een Joodse familie in Berlijn gedurende vier generaties, vanaf de stichting van het Duitse Keizerrijk tot de Tweede Wereldoorlog. Tergit schreef daarover: 'Wat ik graag wil, is dat iedere Duitse Jood zegt: ja, zo waren we, zo leefden we.' Aan het begin van het boek trekken twee broers naar Berlijn, weg van het Beierse boerengat waar ze opgroeiden als kinderen van een vrome horlogemaker. Karl laat zich meeslepen door het vooruitgangsoptimisme van de Belle Epoque. Paul blijft trouw aan de familiewaarden: hard werken, zuinig leven en sparen. Samen stampen ze een goed draaiende autofabriek uit de grond. Ze werken zich naar de top door te trouwen met twee zussen uit een gerenommeerde bankiersfamilie.
De jonge lefgozers worden ouder en worstelen met de manier waarop hun kinderen het leven aanpakken. Er is een zoon die liever kunst verzamelt dan geld verdient, een dochter die maar niet wil trouwen omdat ze liever de proletariërs helpt. De familie beleeft haar laatste zorgeloze jaar in 1913. Daarna volgen drie decennia ellende, waarin de Eerste Wereldoorlog, de Spaanse Griep en de crisis in de Weimar Republiek hen de ene klap na de andere toedienen. Paul Effinger, de man die zijn hele leven hard werkte om van een rustige oude dag te kunnen genieten, wordt oud in een wereld waaruit alle zekerheden verdwenen zijn.
Over het nazi-tijdperk treedt Tergit niet in detail. Wel schetst ze hoe het latente antisemitisme van de coulissen naar de voorgrond sloop. Al in 1880 maakt de familie door haar afkomst geen kans op prestigejobs bij de overheid en het leger. Dat laten ze niet aan hun hart komen. Als zij zich maar Duits voelen, dan zal de rest van de maatschappij wel volgen, denken ze. In 1914 scharen de Effingers zich enthousiast achter de oorlog, in 1919 zijn ze verontwaardigd over het Verdrag van Versailles. Dat ze enkele jaren later uit hun eigen fabriek en bank weggewerkt worden, zien ze niet aankomen. Hun vertrouwen in Duitsland is te lang intact gebleven.
Tergit weet je helemaal onder te dompelen in een milieu en een tijdperk. Je volgt Annette Effinger, de koopzieke vrouw van Karl, op strooptocht in de warenhuizen. Je staat met haar kinderen op de dansvloer op het hoogtepunt van de inflatie, wanneer een glas champagne één miljard mark kost. De personages komen tot leven met hun kleine eigenaardigheden en verdoken vetes. Terwijl de vrouwen in de familie op het tweede plan staan, heeft Tergit veel aandacht voor wat er in hun hoofd omgaat. Op de achtergrond zien we de wat saaie provinciehoofdstad Berlijn uitgroeien tot een kolkende metropool, waarin de verruwing toeneemt. De Effingers is een grootse roman. Die boekhandelaar in Berlijn had overschot van gelijk.
Vertaald door Meta Gemert. Uitgeverij Van Maaskant Haun, 736 blz, 67,99 €.
Emilia Menkveld
il/pr/25 a
In 1865 neemt de Duits-Joodse bankier Emmanuel Oppner zijn bruid Selma mee naar Parijs. Na een bezoek aan het Louvre, de Tuilerieën en de Notre-Dame valt zij plotseling flauw en belandt in het ziekenhuis. Wat blijkt: de jonge vrouw had in het bijzijn van een heer, al was die nu haar echtgenoot, geen toilet durven bezoeken. Als Emmanuel van de dokter verneemt wat er is gebeurd, kan hij alleen maar verrukt zijn over zo veel onschuld en fijngevoeligheid.
Een terloopse anekdote, aan het eind van een hoofdstuk over heel iets anders. Meer heeft journalist en schrijver Gabriele Tergit (1894-1982) niet nodig om personages, een milieu, een tijdgeest te schetsen. Dat doet ze in haar debuut uit 1931, de satirische roman Käsebier verovert de Kurfürstendamm (vorig jaar in het Nederlands verschenen), en dat doet ze ook in de familiekroniek De Effingers (1951), die zij beschouwde als 'veruit mijn belangrijkste boek'.
In ruim zevenhonderd pagina's volgt Tergit drie Duits-Joodse families over vier generaties, van de tijd van Bismarck tot aan de Tweede Wereldoorlog. Het is onmogelijk niet te denken aan die andere grote Duitse familiekroniek, De Buddenbrooks (1901) van Thomas Mann, over het verval van een Lübecks koopmansgeslacht. Maar behalve dat het hier gaat om Joodse families, wier ondergang zich zoveel abrupter en gruwelijker voltrekt, is het vooral de filmische verteltrant, met veel snelle scènetjes en dialogen, die De Effingers zo'n ander karakter geeft dan Manns contemplatieve, uitgesponnen proza.
Het begint allemaal vrij traditioneel. Paul Effinger, de zoon van een horlogemaker uit het fictieve Zuid-Duitse Kragsheim, komt naar Berlijn om een schroevenfabriek op te zetten. Hij trouwt met een dochter uit het eerdergenoemde bankiersgeslacht, zijn broer en compagnon Karl doet hetzelfde. De Duitse burgerlijkheid walmt van de pagina's; Tergit besteedt pagina's aan het beschrijven van de donkere, rijk versierde interieurs, de luxueuze kleding, de familiediners met damasten tafellakens en tinkelend kristal, waar elke roddel breed wordt uitgemeten ('De oude Friedhof heeft toch al jaren een verhouding?' 'Je meent het!').
Tijden veranderen, schroeven worden auto's. In hoog tempo schakelt Tergit tussen personages en maakt grote, soms curieuze sprongen. Toch verliest ze geen moment de aandacht - juist die grilligheid houdt de spanning erin.
Als de nieuwe generatie zich aandient, blijken vooral de meisjes vooruitstrevend. Tergit aarzelt niet het contrast met hun moeders te benadrukken. 'De eerste moeilijkheden die Annette in haar leven kreeg, kwamen door haar dochtertje Marianne. Ze weigerde op dansles te gaan of een elegante jurk aan te trekken.' Om door te gaan over Mariannes hulp aan Joodse vluchtelingen uit Rusland, waar een bloederige pogrom heeft plaatsgevonden. Later verdiept het meisje zich in het feminisme en het zionisme - tot afkeer van de oude oom Waldemar, een van de boeiendste personages. De jurist mag geen hoogleraar worden, omdat hij weigert zich te laten dopen, maar de Heimat zou hij nooit verlaten.
Zelf kon de auteur niet anders. De Effingers kwam grotendeels in ballingschap tot stand, nadat Tergit haar geliefde Berlijn in 1933 had moeten ontvluchten. De verdwenen wereld die ze terughaalt, was ook haar wereld: Gabriele Tergit (geboren als Elise Hirschmann) was de dochter van autofabrikant Siegfried Hirschmann, een concurrent van Carl Benz. Na de oorlog schreef ze een collega-journalist: 'Wat ik graag wil, is dat iedere Duitse Jood zegt: ja, zo waren we, zo leefden we tussen 1878 en 1939, en dat ze het hun kinderen geven met de woorden: dan weten jullie hoe het was.' En nu weten wij dat ook.
****
Uit het Duits vertaald door Meta Gemert. Van Maaskant Haun; 736 pagina's; € 29,99.
J. IJbema
Herontdekte roman, oorspronkelijk verschenen in 1951, over de geschiedenis van drie joodse families die door huwelijken met elkaar verbonden zijn. Zij spelen in het Wilhelmijnse Berlijn aan het eind van de 19e en begin 20e eeuw een prominente rol als bankiers en fabrikanten. De loop der geschiedenis bepaalt echter meer en meer hun lot en de ondergang van hun rijkdom en aanzien. De Eerste Wereldoorlog, de onzekerheid erna, de economische crisis en uiteindelijk de terreur van de nazi’s treffen hen meedogenloos. Een familiegeschiedenis, die met precisie - interieurs, omgangsvormen, mode, uitgangsleven, conventies - een tijdperk en een ondergegane cultuur beschrijft. Door de afgedrukte stamboom en de korte hoofdstukken blijft de roman ondanks de vele personages overzichtelijk en boeiend ook al komen in de vele dialogen wel vaak dezelfde onderwerpen terug.
Andrea Bosman
2/ei/01 m
'Bankier Oppner koopt een huis', zo heet hoofdstuk 11 van De Effingers. De villa aan de Berlijnse Bendlerstrasse, nabij Tiergarten, die Emanuel Oppner in 1880 koopt voor zijn vrouw Selma en hun kinderen Annette, Theodor, Klärchen en Sofie, speelt een hoofdrol in deze monumentale, lang vergeten roman waarin journalist en schrijver Gabrielle Tergit aan de hand van haar eigen familiegeschiedenis drie geassimileerde Joodse families in Berlijn beschrijft, tot en met 1942. Inderdaad, als een soort Joodse Buddenbrooks, al doet deze kwalificatie Tergit tekort.
Want wat een fantastisch boek De Effingers is, wat een unieke, liefdevolle en precieze literaire redding van een verdwenen wereld, ontdekte het Duitse publiek pas twee jaar geleden op grotere schaal, toen een nieuwe uitgave van het bijna 900 pagina's dikke boek bezorgd werd. De roman werd alom de hemel in geprezen. In Nederland verscheen de vertaling bij Van Maaskant Haun een jaar geleden en beleefde inmiddels een derde druk. Komend najaar komen ook de rechtbankverslagen uit die Tergit in de jaren twintig maakte; de waarde van haar oeuvre begint ook hier door te dringen.
Terug naar dat huis. In 1880 is er vooral veel toekomst, vooruitgang en optimisme. Opwaarts moeten ze, vindt Emanuel, vandaar de verhuizing naar een representatieve villa, al was het maar om dochter Annette aan een geschikte echtgenoot te helpen. De kinderen, met name Annette en Theodor, klagen over de lichtgrijze, classicistische villa met de romeinse zuilen, die te licht en te kaal zou zijn - en dús niet 'modern'. Dan wordt het pand uitvoerig verbouwd, een van de eerste passages in de roman waar je als lezer wordt meegesleept in tijdsgewricht en heersende smaak, tot in de details. Zo komen er onder meer zwarte plafonds, roodzijden damast en goud-bruin leren behang aan de muren, een gewei met kunstdruiven als lamparmatuur, zware stoelen met houtsnijwerk en een boomstam als kapstok, met uit hout gesneden gouden klimmende beertjes. Nogal overweldigend, die gründerzeitstijl!
Grootste noviteit is het watercloset uit Engeland - met een peperdure toiletpapierhouder. Typerend voor Tergit is dat ze de minutieuze beschrijving van zo'n houder aangrijpt voor een gesprek tussen de werklui die het closet inbouwen en zich in plat Berlijns beklagen over al dit nieuwerwetse spul en het magere stukloon waarvoor ze moeten werken.
Wat zo goed is: Tergit beschrijft en beschrijft en beschrijft, van de zeeschepen met steenkool die de wereldzeeën bevaren via de Ibsen-ensceneringen die theaterregisseur Otto Brahm in Berlijn ten tonele brengt naar de wijnen die bij de foie gras aux truffes worden geschonken. Ze zoomt in en uit. Als een veelkleurige caleidoscoop draait en zwiert het perspectief, soms krijgen grote gebeurtenissen een alineaatje, terwijl de schijnbaar triviale - zoals het menu van het inwijdingsfeest van het huis - vele pagina's beslaan. Veel waarnemingen vinden plaats vanuit trein, tram of bus, waaraan de groeiende wereldstad Berlijn voorbijtrekt. Alleen al daarin, en in die sterk wisselende montage, toont Tergit zich een moderner auteur dan Thomas Mann - aan wie ze zich uiteraard zeer schatplichtig voelde.
Horlogemaker
Terug naar het huis. Als de jonge fabrikant Karl Effinger, zoon van een horlogemaker uit het fictieve stadje Kragsheim, de villa bezoekt, is het snel geregeld. Karl droomt van een leven in luxe en weelde en zal met Annette trouwen, zijn - ijveriger en bescheidener - broer Paul met haar zus Klärchen. >>
>> De Bendlerstrasse heet anno 2021 Stauffenbergstrasse. De echte villa waar Tergit zich op baseerde, is in werkelijkheid in de oorlog weggevaagd. Op die plek, een paar straten verder, staat nu de Philharmonie. Het huis was van de grootouders van Heinz Reiffenberg, de echtgenoot van Tergit, en werd ontworpen door een leerling van de beroemde architect Schinkel, schrijft Nicole Henneberg, die de heruitgave bezorgde, in haar nawoord. Tergit putte uit foto's om dit zo gedetailleerd te reconstrueren. Historisch is de scène uit 1932, als zoon Theodor zich gedwongen ziet het te laten bezichtigen door drie nazi's die het voor een habbekrats willen huren, een hakenkruisvlag willen uithangen, maar het 'joodse hok' eerst moeten desinfecteren 'tegen de joodse luizen'.
Met het naoorlogse Duitsland had Gabriele Tergit (1894-1982) grote moeite, maar ze kon het net opbrengen om Berlijn vanuit Londen af en toe te bezoeken. In Berlijn kon immers niets vergeten worden, omdat de wonden van de stad nog op alle straathoeken aanwezig waren. Die zichtbare 'beschavingsbreuk' had ze nodig, lees ik in Tergits autobiografie Etwas seltenes überhaupt. Tergit, pseudoniem van Elise Hirschmann, vluchtte na een inval door de SA in haar Berlijnse woning via Praag naar Palestina en van daaruit naar Londen. Ze schreef vanaf midden jaren twintig rechtbankverslagen voor het Berliner Tageblatt en wees via alledaagse gevallen op de problemen van de Weimarrepubliek en het opkomend nationaalsocialisme. In 1931 publiceerde ze Käsebier verovert de Kurfürstendamm, een tragikomische roman over de onopvallende volkszanger Käsebier, die door toedoen van slinkse zakenmensen een snelle opkomst en ook weer afgang beleeft: een aanklacht tegen het wezen van reclame, die voor Tergit haar ergste vorm zou vinden in de propaganda van Joseph Goebbels.
Al voor haar vlucht was ze begonnen aan De Effingers - ze bleef er tot 1950 aan schrijven-, de reconstructie van de wereld waarin ze was opgegroeid en waaraan het al vroeg zo welig tierende antisemitisme een einde zou maken. Zo lezen we de brief die jurist Waldemar Oppner rond 1880 van de universiteit ontvangt, waarin staat uitgelegd waarom hij alleen een aanstelling kan krijgen als hij zich laat dopen.
In De Effingers komt alles voorbij en wordt uitgebreid besproken, nieuws uit de kranten zoals de ontdekking van de cholerabacil door Robert Koch, de ontwikkeling van de benzinemotor - Paul en Karl Effinger worden autofabrikanten - de opkomst van de vrouwenbeweging, dat er een nieuwe Johann Strauss te zien is (Der Zigeunerbaron) of later, in grimmiger tijden: wie al naar die gek is wezen kijken die in München in een tent van Circus Krone het publiek tegen Joden ophitst? Die gek blijkt Adolf Hitler te zijn. Het belangrijkste zijn uiteraard de personages, die ook echte mensen zijn en geen karikaturen, en van wie je zomaar gaat houden, met al hun zwakke en sterke kanten.
Geen nobelen
Precies daarom was het in 1950 zo moeilijk voor Tergit haar boek gepubliceerd te krijgen: liefst las men toen niets over Joden en al helemaal niet als ze níet als nobele mensen werden neergezet. Gelovige Joden ergerden zich aan de burgerlijke en spilzieke hoofdfiguren en zionisten klaagden dat Israël maar een marginale rol kreeg toebedeeld. Slechts dertig boekhandels wilden het hebben, Tergit dacht dat er toen niet meer dan 2000 exemplaren verkocht zijn. Over de eerste heruitgave in 1978, vier jaar voor haar dood, verheugde ze zich immens.
Tergit aarzelde destijds zelfs over de kwalificatie 'Joodse roman'. Voor haar was volgens het nawoord De Effingers geen roman over het Joodse noodlot, maar een Berlijnse roman waarin toevallig veel mensen Joods zijn. "Dat is iets heel anders en ik vind dat Springer (die het aanvankelijk zou uitgeven, AB) een grote fout zou maken als ze zo'n uitgesproken Duits cultuurhistorisch boek Joods zou noemen.''
Het tekent haar behoefte aan precisie. Iedere vorm van generaliseren wees Tergit af, je moet steeds het op zichzelf staande geval analyseren, het detail, het individu en zijn beweegredenen: zodat je als mens niet achter de grote hoop aanloopt. Die precisie proef je in elke zin en elk woord.
Vert. Meta Gemert Van Maaskant Haun; 672 blz. € 24,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.