De goede zoon : roman
Rob van Essen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VANE |
Bo Van Houwelingen
em/ov/06 n
Rob van Essen lezen is op reis gaan. Naar een on- bekende bestemming in een robotauto, zoals in De goede zoon, de roman waarmee Van Essen (1963) in 2019 de Libris Literatuurprijs won. Slen- teren door parallelle werelden, buitenwijken of andere tijden, in de vorig jaar verschenen verha- lenbundel Een man met goede schoenen. Of een fietstocht maken door een landschap dat nog het meest aan een idyllisch modelspoorbaanland- schap doet denken.
In de roman Miniapolis springen we achterop bij de collega's Wildervanck en Scherpenzeel, die de gewoonte hebben ontwikkeld een fietstochtje te maken voordat ze naar hun werk gaan op het de- primerende bijkantoor van de gemeentelijke dienst. De fietstochten worden steeds langer, tot ze op een dag helemaal niet meer terugkeren. Ze fietsen door, zonder zelf te weten waarheen. Ondertussen trekt een jongen genaamd Jonathan met zijn moeder te voet door hetzelfde landschap, op zoek naar een groot landhuis met een plat dak.
Want op dat dak, zo beweert de moeder, heeft zij vroeger geleefd, daar is Jonathan geboren, voor- dat hij bij haar werd weggehaald en in een inter- naat werd gestopt.
Het is Van Essen weer gelukt een licht absurdis- tisch universum te creëren, waarin doodnorma- le dingen (een fietstochtje) dat absoluut niet zijn (twee collega's die elkaar amper kennen dagen- lang samen op een rode tandem). Het is een door Van Essen inmiddels beproefd recept: beschrijf het bizarre zo nuchter mogelijk. Als Wildervanck en Scherpenzeel maar door en door blijven fiet- sen (raar) moeten ze wel een goede uitrusting heb- ben (logisch), dus schaffen ze onderweg route- kaarten, regenpakken en fietstassen aan. Je gaat er gemakkelijk in mee; krankzinnigheden komen nooit pats-boem maar worden er zachtjes bij je ingemasseerd. Dat Van Essen het voor elkaar krijgt dat je tijdens het lezen nooit eens denkt 'dit is wel érg ongeloofwaardig', blijft bewonderenswaardig. Toch heeft Miniapolis niet het bruisende dat Van Essens andere werk kenmerkt. Misschien is het wat te gemoedelijk allemaal, te risicoloos. Wilder- vanck en Scherpenzeel zijn twee volstrekt onge- vaarlijke mannen, iets op leeftijd al, een tikkie een- zaam. De een leest graag detectives, de ander houdt ervan zelfverzonnen aforismen in een no- titieboekje te schrijven ('men moet zijn grenzen kennen, maar het is niet noodzakelijk ze te over- schrijden'). Ze hebben zo hun trauma's - Wilder- vanck werd vroeger gepest, Scherpenzeels bejaar- de ouders stapten samen uit het leven en lieten voor hem alleen een kaartje achter met daarop 'neem het ons niet kwalijk' - maar ze gaan hier re- delijk lankmoedig mee om.
SLOPPENWIJKEN
Iets duisterder is het lijntje van Jonathan en zijn moeder, met de beschrijvingen van het dak waar- op zij woonde. Het doet denken aan een sloppen- wijk, met een wirwar van bouwsels, geïmprovi- seerde tentjes en gespannen zeilen. De dakbewo- ners zijn (nazaten van) ramenwassers en schoorsteenvegers die werken voor de rijke huis- bewoners. Vanaf het dak zien ze de mooie minia- tuurwereld liggen, wetende dat ze deze waar- schijnlijk nooit zullen betreden. Hier heeft Van Es- sen ongetwijfeld iets maatschappijkritisch mee bedoeld, maar wat precies blijft de vraag. Dat het oneerlijk verdeeld is in de wereld? Allicht.
En zo gaat de reis voort, heuveltje op, heuveltje af. Zoals we van Van Essen gewend zijn is het vaak grappig, soms melancholisch, maar dit keer wel heel mellow. Alsof de schrijver zich ingehouden heeft. Wat staat er eigenlijk op het spel? En voor wie? Met vier personages kun je in potentie vier keer zo veel spanning creëren, maar het lijkt als- of Van Essen een vooraf bepaalde hoeveelheid ur- gentie te verdelen had. Dat resulteert in wat schrie- le personages, die nergens echt body krijgen.
De fietstocht doet denken aan het schitterende verhaal 'Het huis aan de Amstel' uit Van Essens bundel Hier wonen ook mensen (2014). Daarin be- oefenen twee huisgenoten de kunst van het berij- den van fietsen waartussen een spinnenweb ge- sponnen is. Een aardig idee, maar het verhaal maakt indruk om wat erachter zit: het verlangen naar contact, het breekbare van een prille band. In Miniapolis draait het in feite om hetzelfde, maar ditmaal veel minder voelbaar. En daar openbaart zich de valkuil van Van Essens aanpak: als dat die- pere gevoel tekortschiet, blijft alleen het geinige idee over.
Atlas Contact, 224 p., 21,99 euro.
Sam De Wilde
ob/kt/30 o
'Dat moet iets betekenen', denkt een van de personages op pagina honderdtweeënzeventig van Rob van Essens nieuwe roman Miniapolis. Het is met die gedachte dat de Nederlandse auteur zijn lezers door zijn vreemdsoortige verbeelding probeert te loodsen.
De schrijver die in 2019 de Libris Literatuurprijs kreeg voor zijn autobiografische sciencefictionroman De goede zoon schetst zijn bevreemdende universum volgens een beproefd recept. Het verhaal over een arme jongeman die op een dag zijn dode moeder op de tram ziet zitten, speelt zich af in een wereld die sterk op de onze lijkt. Van Essen preciseert tijd noch plaats, maar is wel specifiek over banale details - 'De deur was van witte kunststof.' De hand die de lezer echter definitief binnentrekt, wordt uitgestoken door de summier ingevulde personages. Zij staan zelf immers met evenveel verbazing naar hun eigen lotgevallen te kijken.
Van Essen is een schrijver die zijn verhalen al doende uit de mouw lijkt te schudden, en zo gebeurt het dat tijdens de zoektocht naar die dode moeder, de echte hoofdpersonages van Miniapolis door de pagina's komen gefietst. Bij Samuel Beckett heetten ze Vladimir en Estragon, Tom Stoppard noemde hen Rosencrantz en Guildenstern, maar bij Rob van Essen luistert de twee-eenheid die de doelloosheid van het leven moet belichamen naar de namen Scherpenzeel en Wildervanck. Deze twee kantoorklerken van een of andere gemeentedienst proberen hun bleke bestaan per rijwiel te ontvluchten en vragen zich onderweg af wat echt gebeurd is of verzonnen en wie nu een figurant in wiens verhaal is. Net als de lezer zoeken ze, veeleer vruchteloos, naar een dieperliggende betekenis. Alsof Van Essen het hele project van het absurdistische theater in tweehonderdtwintig pagina's nog eens dunnetjes overdoet.
Literair pestgedrag
Van Essen weet uit het ongemak dat de meeste menselijke interacties typeert wel enkele scènes te puren die vertederen of vermaken, maar meer nog dan op vervoering, ontroering of humor drijft zijn vertelling op de vraag of het nu allemaal iets betekent, op de verwachting van een openbaring, die uiteraard niet komt. Zoals Guildenstern het in Stoppards theaterklassieker Rosencrantz and Guildenstern Are Dead (1966) zegt: 'What a fine persecution - to be kept intrigued without ever quite being enlightened.' Het blijft nog steeds een mooie samenvatting van de condition humaine, maar bij Van Essen neigt het opwekken van nieuwsgierigheid om haar vervolgens niet te bevredigen iets te veel naar literair pestgedrag. Zijn metafictie is minder geraffineerd dan ze op het eerste gezicht lijkt. Met hun opmerkingen over hyperrealisme, detectiveromans, echtheid en verzinsels kunnen Scherpenzeel en Wildervanck knipogen tot ze scheel zien, hun zelfreflectieve geflirt met de lezer blijft eerder vrijblijvend.
Dat het draait om de sfeer, laten de heertjes zich ontvallen, maar Van Essen is zo druk bezig met het ondermijnen van de door hemzelf gecreëerde lezersverwachtingen dat hij vergeet om die sfeer daadwerkelijk te scheppen.
Atlas Contact, 219 blz., 21,99 € (e-boek 13,99 €).
Bo Van Houwelingen
ob/kt/30 o
Rob van Essen lezen is op reis gaan. Naar een onbekende bestemming in een robotauto, zoals in De goede zoon, de roman waarmee Van Essen (1963) in 2019 de Libris Literatuurprijs won. Slenteren door parallelle werelden, buitenwijken of andere tijden, in de vorig jaar verschenen verhalenbundel Een man met goede schoenen. Of een fietstocht maken door een landschap dat nog het meest aan een idyllisch modelspoorbaanlandschap doet denken, met heuveltjes, bossen, dorpjes, kerktorens en hier en daar een stadje, waar altijd wel een slaapplaats is.
In de roman Miniapolis springen we achterop bij de collega's Wildervanck en Scherpenzeel, die de gewoonte hebben ontwikkeld een fietstochtje te maken voordat ze naar hun werk gaan op het deprimerende bijkantoor van de gemeentelijke dienst. De fietstochten worden steeds langer, tot ze op een dag helemaal niet meer terugkeren. Ze fietsen door, zonder zelf te weten waarheen.
Ondertussen trekt een jongen genaamd Jonathan met zijn moeder te voet door hetzelfde landschap, op zoek naar een groot landhuis met een plat dak. Want op dat dak, zo beweert de moeder, heeft zij vroeger geleefd, daar is Jonathan geboren, voordat hij bij haar werd weggehaald en in een internaat werd gestopt.
Het is Van Essen weer gelukt een licht absurdistisch universum te creëren, waarin doodnormale dingen (een fietstochtje) dat absoluut niet zijn (twee collega's die elkaar amper kennen dagenlang samen op een rode tandem). Het is een door Van Essen inmiddels beproefd recept: beschrijf het bizarre zo nuchter mogelijk. Als Wildervanck en Scherpenzeel maar door en door blijven fietsen (raar) moeten ze wel een goede uitrusting hebben (logisch), dus schaffen ze onderweg routekaarten, regenpakken en fietstassen aan. Je gaat er gemakkelijk in mee; krankzinnigheden komen nooit pats-boem maar worden er zachtjes bij je ingemasseerd. Dat Van Essen het voor elkaar krijgt dat je tijdens het lezen nooit eens denkt 'dit is wel érg ongeloofwaardig', blijft bewonderenswaardig.
Toch heeft Miniapolis niet het bruisende dat Van Essens andere werk kenmerkt. Misschien is het wat te gemoedelijk allemaal, te risicoloos. Wildervanck en Scherpenzeel zijn twee volstrekt ongevaarlijke mannen, iets op leeftijd al, een tikkie eenzaam. De een leest graag detectives, de ander houdt ervan zelfverzonnen aforismen in een notitieboekje te schrijven ('men moet zijn grenzen kennen, maar het is niet noodzakelijk ze te overschrijden'). Ze hebben zo hun trauma's - Wildervanck werd vroeger gepest, Scherpenzeels bejaarde ouders stapten samen uit het leven en lieten voor hem alleen een systeemkaartje achter met daarop 'neem het ons niet kwalijk' - maar ze gaan hier redelijk lankmoedig, om niet te zeggen gelaten mee om. Ja, gezelschap, een luisterend oor of wat liefde zou ze goed doen, maar zonder redden ze zich ook wel. Hun fietstocht is een ietwat ongemakkelijke maar over het algemeen plezierige tocht waarbij de mannen elkaar beleefd behandelen - eigenlijk precies zoals het zou gaan tussen twee vriendelijke collega's.
Iets duisterder is het lijntje van Jonathan en zijn moeder, met de beschrijvingen van het dak waarop zij woonde. Het doet denken aan een sloppenwijk, met een wirwar van bouwsels, geïmproviseerde tentjes en gespannen zeilen. De dakbewoners zijn (nazaten van) ramenwassers en schoorsteenvegers die werken voor de rijke huisbewoners. Vanaf het dak zien ze de mooie miniatuurwereld liggen, wetende dat ze deze waarschijnlijk nooit zullen betreden. Hier heeft Van Essen ongetwijfeld iets maatschappijkritisch mee bedoeld, maar wat precies blijft de vraag. Dat het oneerlijk verdeeld is in de wereld? Allicht. Moeder blijft maar doorgaan over dat dak en Jonathan incasseert vrij stoïcijns de klappen die hij krijgt als hij volgens haar iets doms heeft gevraagd.
En zo gaat de reis voort, heuveltje op, heuveltje af. Zoals we van Van Essen gewend zijn is het vaak grappig, soms melancholisch, maar dit keer wel heel mellow. Alsof de schrijver zich ingehouden heeft. Wat staat er nu eigenlijk op het spel in deze roman? En voor wie? Met vier personages kun je in potentie vier keer zo veel spanning creëren, maar het lijkt alsof Van Essen een vooraf bepaalde hoeveelheid urgentie te verdelen had. Dat resulteert in toch wat schriele personages, die nergens echt body krijgen en bij de lezer ook geen wezenlijke gevoelens oproepen.
De fietstocht van Wildervanck en Scherpenzeel doet denken aan het schitterende verhaal 'Het huis aan de Amstel' uit Van Essens bundel Hier wonen ook mensen (2014). Daarin beoefenen twee huisgenoten de kunst van het berijden van fietsen waartussen een spinnenweb gesponnen is. Een aardig idee, maar het verhaal maakt indruk om wat erachter zit: het verlangen naar contact, het breekbare van een prille band. In Miniapolis draait het in feite om hetzelfde, maar ditmaal veel minder voelbaar. En daar openbaart zich de valkuil van Van Essens aanpak: als dat diepere gevoel tekortschiet, blijft alleen het geinige idee over. Twee alsmaar doorfietsende mannen op een rode tandem.
***
Atlas Contact; 224 pagina's; € 21,99.
(jos)
em/ov/09 n
***1/2
Een zoon ziet zijn overleden moeder op de tram en gaat met haar op zoek naar de wortels van haar schimmige verleden. Elders in de stad achtervolgt de ene collega ongemerkt de andere op zijn fietstochten. Gaandeweg ontstaat een bizarre verhouding die hen dichter bij elkaar brengt. Welkom terug in Rob van Essens universum: je kunt er steeds het onverwachte verwachten en treft er deze keer een Beckettiaans duo aan dat al fietsend de eeuwige terugkeer van hetzelfde kantoorbaantje ontvlucht. De behendige perspectiefwissels tussen de rare snuiters scheppen humor en bezinning: hoe verhoudt een zelfbeeld zich tot het beeld dat de ander van je heeft? Hoe spin je verhalen uit de werkelijkheid, en werkelijkheid uit verhalen? Rob van Essen wekt de appetijt zelf op, maar stilt ze onvoldoende. Hij mixt een maatschappelijke allegorie, een Sundance-achtige roadtrip en een eerbetoon aan Flann O’Brien, de vader van de krankzinnige metafictie uit wiens ‘De derde politieman’ hij citeert, enigszins halfbakken door elkaar. Door op meerdere pistes te blijven rijden, gaat hij nergens echt voluit. Van Essen toont hier minder dan in zijn welverdiende Libris-winnende ‘De goede zoon’ dat een absurd verhaal ook meeslepend kan zijn, maar zijn gulle liefde voor vertelling en verbeelding blijft volkomen overeind.
Marnix Verplancke
em/ov/17 n
Jonathan is op weg naar een bijkantoor van de gemeentelijke dienst om er financiële steun aan te vragen wanneer hij op een tram zijn inmiddels al vier jaar dode moeder ziet zitten. Volstrekt uit het lood geslagen gaat hij haar achterna. In een smerige tunnel onder het Brusselse Noordstation krijgt hij een verhaal te horen over het dak waarop de vrouw vroeger woonde, samen met de glazenwassers en de schouwvegers, en waarop ze haar zoon baarde. Samen beslissen ze op zoek te gaan naar dat dak, een trip die hen tot buiten de stad voert en die Jonathan regelmatig een oorvijg oplevert. Waarom hij zoveel slaag krijgt, wordt nooit duidelijk.
Rob van Essens nieuwe roman Miniapolis bevat wel meer dergelijke mysteries, ook in de tweede verhaallijn van het boek. Die gaat over de mannen die in het bijkantoor werken, Wildervanck en Scherpenzeel. De eerste woont boven het bijkantoor maar rijdt iedere ochtend anderhalf uur met zijn fiets alvorens achter zijn bureau te gaan zitten omdat hij moeite heeft met de nabijheid. De tweede betrekt een kamer in de buurt van het bijkantoor en ontdekt in een verluchtingsrooster propjes papier met geheimzinnige opdrachten erop, zoals ‘Eet reebout’, wat hij vervolgens ook doet, of ‘Ga smorgens naar de brug’, waar hij Jonathan aantreft, hangend aan een buis, waarna die plots verdwijnt en de ambtenaar denkt dat hij in de rivier gevallen en verdronken moet zijn. Tot hij hem ziet zitten in het bijkantoor dus.
De literaire wereld van Rob van Essen is geen alledaagse, weten we uit zijn met de Libris bekroonde vorige roman De goede zoon (2018). Hij houdt van ongerijmde en onvoorspelbare situaties en vooral ook van de logica van het absurde. Stel dat hij een stand-upcomedian was, dan vertelde hij geen moppen, maar wel een grappig verhaal, bij elkaar gehouden door een strakke noodwendigheid. En dat doet hij ook in Miniapolis, door Scherpenzeel te laten vermoeden dat Wildervanck iets met Jonathan heeft, waarna hij zich een fiets aanschaft en hij zijn collega ’s ochtends begint te volgen. Het leidt tot samen koffie drinken en de aanschaf van een tandem waarmee ook zij uiteindelijk de stad verlaten en van Essen in staat stellen de twee verhaallijnen van Miniapolis elkaar op vernuftige wijze te laten kruisen.
****
Atlas Contact, 219 blz., € 21,99.
Willem Nijssen
In eerdere romans (‘Alles komt goed’ 2012, ‘De goede zoon’ 2018 Libris Literatuur Prijs) toonde Van Essen (1963) zich al een meester in zijn vertelwijze: de lezer absurde situaties voorschotelen die nog nét geloofwaardig zijn. Ook nu weer in deze roman, waarin twee duo’s (twee collega’s enerzijds, een vermeende zoon en dito moeder anderzijds) elk letterlijk en figuurlijk een parcours van onwaarschijnlijke daden en gedachten afleggen. Aan het slot vallen beide omzwervingen op bizarre wijze samen. Twee ambtenaren vervreemden van hun werk, en maken in plaats daarvan steeds langer wordende fietstochten die uitmonden in een zwerftocht zonder doel. Een zoon, juist bekomen van een zelfmoordpoging, meent op de tram zijn vier jaar eerder gestorven moeder te herkennen en probeert haar te vinden. Nadien zoeken ze samen naar het onvindbare kinderland van de moeder. Van Essens plezier in het fabuleren spat van de bladzijden en zorgt ervoor dat verhalen die niets om het lijf lijken te hebben toch een onverklaarbare zin en betekenis krijgen. Lectuur en literatuur versmelten hier tot iets vitaal nieuws.
Yolanda Entius
ob/kt/30 o
Een jongeman die zijn overleden moeder in tram 81 ziet zitten; de chef van een of andere 'dienst' die boven het kantoor woont en toch met de fiets naar zijn werk gaat; zijn ondergeschikte die hem daarop betrapt; een moeder die zich een jeugd herinnert op een dak met glazenwassers die in gondels langs de gevels suizen... In Miniapolis creëert Rob van Essen een even uitzonderlijke als vertrouwde wereld - wie De goede zoon las, Van Essens vorige roman, waarvoor hij in 2019 de Librisprijs ontving, zal veel herkennen. Veel kantoorgedoe ook: ontheemde mannen die elkaar beloeren in krappe ruimtes die door de bedompte lucht nog kleiner worden, 'alsof de wanden zich naar elkaar toe bewogen en de van vochtkringen voorziene systeemplafonds traag naar beneden zakten'.
Lange tijd had ik het gevoel in de kantoortuin van Jiskefet beland te zijn, of het universum van Alex van Warmerdam. Scherpenzeel en Wildervanck, zo heten deze kantoorhelden. Ze leven in een tijdloos, of nee: ouderwetsig heden, mét computers, maar zonder mobiele telefoons, hebben geen vrouw of vrienden, gaan gekleed in blauwe kreukelregenjassen, en aan bagagedragers hangen stevige linnen fietstassen met leren riempjes. Ondergeschikte Scherpenzeel besluit zijn chef te volgen want wat in Godsnaam spookt Wildervanck uit? 'Was er een buitendienst? Ging hij naar het hoofdkantoor? Bezocht hij cliënten thuis?' Of gaat hij naar Jonathan, voornoemde jongeman, die kort nadat Scherpenzeel hem aan een brug heeft zien hangen (zelfmoord) aan het bureau van zijn chef zit?
koffie uit een thermoskan
Voor de heren er erg in hebben fietsen ze elke ochtend achter elkaar. Steeds verder gaan ze, van stad naar platteland. Op een dag biedt Wildervanck zijn achtervolger een kop koffie aan, uit een thermoskan uiteraard. Tegen de tijd dat ze een bos inrijden - waar links en rechts van de weg hoge stammen van naaldbomen omhoog rezen, 'allemaal met dezelfde tussenruimte' - hebben ze de gedaante aangenomen van Pierre Bokma en Jack Wouterson; in het hoofd van deze lezer dan, waar ze aan het slot van de roman transformeerden in twee striphelden: Suske en Wiske (dat zal wel door hun initialen komen). Van Essen speelt daarmee, met het brein van zijn lezers en dat van zijn personages: hij keert het binnenstebuiten.
Na zijn bezoek aan de dienst (waar S en W werken) vindt Jonathan zijn doodgewaande moeder onder de brug van het 'Noordstation' waar ze samen met andere daklozen de nachten doorbrengt. Het is een kosmos die parallel loopt met de even schimmige als romantische verhalen die zij memoreert over de 'kinderkolonie' waar zij zou zijn opgegroeid: een Dickensiaanse schaduwwereld op het platte dak van een enorm landhuis (waaraan die glazenwassers hingen) waar ze van hem, haar zoon, beviel. Ze moest hem afstaan. Nu moeder en zoon elkaar hebben teruggevonden gaan ze op zoek naar die 'dakjungle van zandsteen' van waaruit de gewone buitenwereld (van velden en bossen die ze nu doorkruizen) onecht leek 'als behang met diepte of de beschilderde binnenkant van een halve bol, het kon sneeuwen zonder dat je eraan schudde...'
De wijde wereld in
Van Essen stuurt ze op pad, die twee koppels. Het ene stel op zoek naar iets: de droom(?)wereld van die moeder; Scherpenzeel en Wildervanck, wég van iets, zonder duidelijk doel: de wijde wereld in. Dat die roadnovels elkaar (opnieuw) gaan kruizen lijkt onvermijdelijk, al had ik halverwege de roman het (prettige) gevoel dat de schrijver, net als zijn kantoorhelden, zomaar aan iets begonnen was, en wel ging zien waar dat zou eindigen. Het tegendeel (b)leek waar: van Essen heeft de touwtjes strak in handen. Steeds dieper voert hij je zijn stadstaat in.
Of je er, als liefhebber van detectives, nou beter in wordt te raden wie de dader is, vraagt Scherpenzeel aan Wildervanck op zeker moment bij een broodje in een uitspanning. Daar gaat het niet om, wijst deze hem terecht. Het gaat om sfeer. 'Een goede politieserie is geen puzzel. Bij een goede serie komt het plot op de tweede plaats.'
Met veel vernuft en voelbaar schrijfplezier legt Van Essen de puzzelstukjes die hij zelf heeft rondgestrooid weer in elkaar - het moet gezegd, en er blijft genoeg te raden over - maar het leggen van die puzzel kaapt de roman een beetje. Geráákt werd ik in passages waarin plot noch sfeer dingen om de eerste plaats. Bij dat broodje bijvoorbeeld, als detectiveliefhebber Wildervanck de geur opsnuift van de rivier: 'een geur van water en planten, een groene geur, zou hij bijna zeggen. Over het uitzicht lag een zweem van wazigheid die alles in een gelig licht zette, alsof er honing in de lucht gemengd zat. Ja, dacht hij, honing, dat is het. Ze waren de enigen hier, het versterkte het idee dat plotseling in hem opkwam: dat dit speciaal voor hen was neergezet; niet alleen voor hem, maar voor hen tweeën.'
Atlas Contact; 224 blz. € 21,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.