De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2022 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VERH |
Dirk Leyman
ua/an/15 j
Hij moet stilaan een van de meest gelauwerde Vlaamse auteurs zijn, in alle genres die hij bedrijft. Maar een rem op zijn productie zetten die lauwerkransen niet, integendeel. Met de Constantijn Huijgensprijs werd Peter Verhelst (°1962) recent voor zijn volledige oeuvre bekroond. En in deze krant zette hij toen didactisch uiteen hoezeer hij alle mogelijkheden van taal en tekst wil blijven verkennen. "Bij een dichtbundel schrijf je op de heel beperkte millimeter, bij theater moet je met tekst een hele ruimte vullen, elk onderdeel van het geheel moet werken. Bij poëzie wil ik dat je een gedicht twintig, dertig, ja veertig keer kunt herlezen. In proza is dan weer alles mogelijk; de vrijheid is immens en was er altijd al." Verhelst, gretig experimenterend, ziet de werkelijkheid als "een millefeuille waarvan ik zo veel mogelijk blaadjes wil tonen. Niet enkel dat ene, elegant krullende plakje, maar de hele stapeling", vertelde hij daarover in Humo.
Verhelst denkt en schrijft in beelden én mikt op het zinnelijke effect dat ze veroorzaken. Aan afgeronde, hapklare verhalen heeft hij lak, meer zelfs, hij kán ze gewoon niet schrijven. In zijn nieuwe kleine roman Lichamen, laverend tussen poëzie en proza, toont hij dat opnieuw ten volle.
We treden een vervreemdende, verbrokkelde wereld binnen, een postapocalyptisch niemandsland, zeg maar, waar de natuur het pleit lijkt te winnen van de mens en de door hem opgetrokken maar aftakelende artefacten. De benauwende novelle drijft op krachtige beelden, vaak onthutsend, confronterend én de adem afsnijdend. Niet voor niets schrijft Verhelst over een langdurig gegijzelde man in Mali die in zijn hoofd met stenen zijn eigen huis bouwt bij wijze van overlevingsstrategie, zich de kamers verbeeldt én ze weer afbreekt. Zo is het hier ook. Als lezer moet je aan de slag, ben je een solitaire mede-architect, een soldaat in het regiment van zijn verbeelding.
De naamloze ik-verteller is een man op drift, "een ontdekkingsreiziger in een parallelle tijd op een parallel continent." Hij heeft iets achter zich gelaten. Een huis verlaten? Een vrouw? Maar waarom? "Heb ik jou achtergelaten? Misschien beeld ik me jou in om de heel eenvoudige reden dat het leven onuitstaanbaar lijkt zonder verhaal." Waarom slaat hij een taxi aan én reist hij naar een verboden gebied, dat enigszins doet denken aan de voortwoekerende desolate, radioactieve regio rondom de kerncentrale van Tsjernobyl (nabij Pripjat) of rond Fukushima? Wat is die weerkerende dreun in dat gebouw van negen etages hoog? Verhelst strooit met metaforen rondom radioactiviteit, lichtflitsen én mismaakte lichamen. Onverhoeds door de dood aangeraakte lichamen. "Telkens hetzelfde: in verborgen ruimtes bevinden zich lichamen die niet meer ademen en geen hartslag meer hebben, maar die ook niet in ontbinding zijn. (...)" Er zijn talloze ontmoetingen met dieren, die tot de prachtigste scènes van de roman behoren: zoals met de beer, die eerst agressief lijkt maar door een blikje tonijn in een speels lammetje verandert. Zijn we dan toch in het voormalige Oost-Europa? We weten hoe tamme beren daar als attractie kunstjes moesten maken om eten te verdienen. Ook zijn er albinokrokodillen, een koolmees, een ekster én de blauwe morphovlinder, die wanneer hij "zijn vleugels spreidt een blauwe halo uitspreidt, als van brandend gas." En er is angst voor insecten.
In Lichamen valt niet meteen te detecteren waar herinnering doodloopt én verbeelding begint. Flardgewijs trekt de schrijver soms een snoer van spanning strak. Er zijn allusies op zijn voorlaatste dichtbundel Zon (2019), want bij Verhelst is de literatuur een echoruimte: "De kamer in de ochtendzon: een overstraalde, oververzadigde, van licht druipende foto." Het duister wordt belaagd en uitgedaagd: "Een melkwitte lichtstraal doorklieft de volstrekt zwarte kamer en ontploft in een gezicht."
Meer en meer lijkt de (gewapende) man een overlevende, die schrikt als hij menselijke activiteit ontdekt, soms een oude boerin bij een rivier. Toch mat de stilte hem af. Wat moet hij met "de schil van de eenzaamheid"? Neen, het taalweelderige Lichamen is geen geruststellende novelle, volgens Verhelst de springplank naar een nieuwe cyclus: er ligt inderdaad nog veel open. "Een onrust die naar een geheel eigen universum leidt, soms prachtig intuïtief, soms donker, kritisch en pulserend", zo vatte de Constantijn Huijgens-jury Verhelsts oeuvre samen. Laat dat ook voor Lichamen gelden.
Sam De Wilde
il/pr/02 a
'Tussen de bomen door doemde een grijswit woonblok op, geometrisch, inspiratieloos. Negen etages hoog. Vasthangend aan een even saai woonblok. Dat op zijn beurt weer aan een identiek woonblok vastzat. Twee berken hadden zich door de ingangstrappen heen gewerkt. Hoge grassen schoten in de zanderige randen van het betonnen wegdek op. Veel ruiten waren gesneuveld. Roeststrepen over het beton.' Het zijn uitgewoonde gebouwen waar het naamloze hoofdpersonage van Peter Verhelsts nieuwste vertelling in ronddwaalt op zoek naar eten en verborgen ruimtes, maar het is ook een uitgewoond genre waarin de onlangs met de Constantijn Huygens-prijs geëerde auteur dat personage dropt.
Postapocalyptische fictie bestaat al sinds onze verre voorouders hun rieten stylussen in een kleitabletje duwden, maar de survivalvariant met door vegetatie overwoekerd beton waar Verhelst zich hier aan waagt, won vooral de afgelopen decennia aan populariteit. Van de stilist die romans als Tongkat (1999) of De allerlaatste caracara ter wereld (2012) en poëziebundels als Alaska (2003) en Zon (2019) afleverde, verwacht je dat hij het genre naar zijn hand zal zetten, maar de woordkunstenaar doet er verrassend weinig mee. Lichamen is vintage Verhelst in die zin dat het andermaal een uiterst beeldend werk is dat meer om taal dan om plot draait, maar de beelden die Verhelst presenteert zijn vaak gerecycleerde genreclichés (de natuur die zijn plek terugeist, de in licht badende herinneringen, de krioelende insecten, het vage geluid van een helikopter). Op een paar morphovlinders en een verdwaalde koolmees na, voegt Verhelst nauwelijks originele beelden aan het bestaande postapocalyptische gamma toe. In de witruimtes tussen zijn korte stukjes tekst moet de verbeelding van de lezer alle ruimte krijgen, maar ze wordt nauwelijks uitgedaagd omdat de corresponderende scènes al te vaak op allerlei schermen voorbijkwamen.
Af en toe verrast Verhelst met een fris woord als roestsproeten, maar even vaak is zijn beeldtaal iets te willekeurig of vrijblijvend. Je kunt eenzaamheid herhaaldelijk een vrucht noemen, maar je kunt haar net zo goed met andere kruidenierswaren vergelijken. Soms neigt Verhelsts postapocalyptische poëzie zelfs naar haiku-amateurisme: 'De ochtendzon op de bosaardbeien, als vloeibare honing.' Meer dan ooit vat Verhelst zijn beeldrijke taal in korte, spaarzaam geformuleerde en eenvoudige zinnen die vaak op zichzelf staan. De schrijver gaf in interviews al aan dat hij in de toekomst nog vaker zo wil schrijven. In wat hij zijn 'ultieme droom' noemt, houdt hij 'vier bladzijden over, met op iedere bladzijde een woord.' Zonde, want Peter Verhelst is net op zijn best wanneer zijn boeken voller, rijker en overdadiger zijn. Wanneer er meer op het spel staat, zoals in Zwerm (2005), De kunst van het crashen (2015) of recenter nog in het labyrintische rouwboek Voor het vergeten (2018).
Peter Verhelst produceert nog steeds een geheel eigen geluid in de letteren, maar het klinkt beter wanneer het gelaagder is.
De Bezige Bij, 144 blz., 22,99 € (e-boek 12,99 €).
Margot Kennis
ru/eb/01 f
***1/2
In oktober mocht Peter Verhelst de Constantijn Huygens-prijs in ontvangst nemen voor zijn gehele oeuvre. Met die bekroning werd zijn indrukwekkende prijzenkast nog wat indrukwekkender, waardoor zo stilaan het imago van writer’s writer lonkt: overladen met lof vanuit de literaire wereld, maar voor het grote publiek misschien net iets te eigenzinnig en onpeilbaar. Dat het werk van Verhelst niet bepaald hap-slik-weglectuur is, werd ook in het juryrapport aangestipt, dat zijn oeuvre omschreef als ‘een volgehouden inspanning om te blijven zoeken naar alles wat zou kunnen zijn’. Of zoals het op Wikipedia net iets knulliger beschreven staat: ‘Verhelst is geen eenvoudige literatuur, omdat het verhaal in een poëtische stijl verteld wordt.’ Met zijn nieuwste novelle, ‘Lichamen’, zal de schrijver dat imago niet gauw van zich afschudden. Verhelst neemt ons in ‘Lichamen’ mee naar een postapocalyptische wereld, waarin een naamloze man met een revolver ronddwaalt in een reeks lelijke, verlaten woonblokken. De mensheid lijkt in deze wereld zo goed als weggevaagd, de bomen, de vogels en de insecten hebben het overgenomen. Het woeste niemandsland van ‘Lichamen’ past perfect in de traditie van de dystopische roman. Dient zo’n schrikwekkend toekomstbeeld doorgaans om de lezer te waarschuwen of te doen gruwelen, dan is het bij Verhelst vooral aanleiding voor een doorgedreven taalexperiment. De kern van dat experiment licht hij zelf toe in een ingebed verhaalminiatuurtje: ‘Ik herinner me een man die jarenlang gegijzeld werd. Om geestelijk niet te breken, herbouwde hij in zijn hoofd steen voor steen zijn eigen huis. Toen hij klaar was, brak hij het steen voor steen weer af (…) waarna hij opnieuw kon bouwen.’ Die geestelijke oefening verkent Verhelst tot het absolute uiterste, wat maakt dat ‘Lichamen’ extreem beeldend is geschreven: ‘Muren vol verkleuringen – bloeduitstortingen. Kasten waren onder hun eigen gewicht bezweken. Losgekomen plafondkalk. Fluogroen beslagen ramen – glasscherven over de grond verspreid.’ Zijn novelle vereist hierdoor ook de volle inspanning van de lezer, die elke ruimte, elke uithoek van de curieuze wereld van ‘Lichamen’ actief moet mee opbouwen. Die inspanning wordt gelukkig wel beloond. ‘Lichamen’ kreeg als ondertitel ‘novelle’ mee, maar zoals gewoonlijk heeft Verhelst lak aan dat soort hokjesdenken. Poëzie, proza en zelfs theater lopen elkaar opnieuw uitbundig voor de voeten. Taal is daarbij meer dan een instrument – het is een muze, een idool, een vurige geliefde. De schrijver vat zijn experiment met zoveel wellustig genoegen aan dat zijn novelle veel rijker en voller aanvoelt dan de schamele 144 pagina’s doen vermoeden. ‘Lichamen’ afdoen als een steriele stijloefening doet Verhelsts metier oneer aan. De zonderlinge wereld van deze novelle mag dan wel vreemd aanvoelen, de menselijke emoties van het hoofdpersonage doen dat niet: verlangen, angst, eenzaamheid en vooral de unieke menselijke drang om het leven in een verhaal te gieten, omdat het leven zonder verhaal ‘onuitstaanbaar lijkt’. Het grootste angstbeeld van Verhelst is niet toevallig een wereld ‘zonder verhalen’, als die ‘straks allemaal uitgestorven zullen zijn’. ‘Lichamen’ mag met een waarschuwingsbordje komen: wie op zoek is naar een hapklare brok, zal dit wellicht niet smaken. Wij zien er in de eerste plaats een voortzetting in van Verhelsts gestage triomftocht. Als verhalenbouwer en taalmenner kent hij, ook na ruim dertig jaar carrière, nog altijd zijn gelijke niet. Nog één tip: naast ‘Lichamen’ krijgt ook ‘Tongkat’, dat andere somptueuze taal- en verhaalexperiment van Verhelst uit 1999, dit jaar een feestelijke heruitgave. Doe uzelf een plezier en haal ze beide in huis, voor als het eens wat meer mag zijn.
Marnix Verplancke
ru/eb/02 f
Een man dwaalt door een verweerd flatgebouw. Het staat al jaren leeg en lijkt plots verlaten te zijn. Er liggen immers nog overal conserven met voedsel. De woonunits zijn opengebroken en overhoop gehaald. Ramen zijn stuk, overal zit vocht. Er groeit mos op de muren en hier en daar ook grote kelkvormige planten die aan lampenkappen doen denken. De man klopt op wanden, zoekt holtes. Het levert hem geld, juwelen en zakjes drugs op, maar hij steekt alles terug. Wat heeft dit te betekenen? Peter Verhelsts novelle Lichamen lijkt in een postapocalyptische wereld te spelen waarin troepen honden de straten onveilig maken en de mens een wolf is voor zijn soortgenoten. De man om wie alles draait, is gewapend en bijzonder op zijn hoede. Achter iedere deur kan een beer schuilen, of een andere man. Waar hij is weten we niet, al doet het denken aan een gecontamineerde zone à la Tsjernobyl. Op het platteland rond de stad wachten een paar oude vrouwtjes eenzaam op hun dood. Hoe de man hier gekomen is, weten we wel. Met een taxi, leren we, waarna hij even later zijn verhaal verandert, want de chauffeur wilde hem voor geen geld naar het flatgebouw brengen. En zo krijgen we nog een paar versies te lezen, steeds gewelddadiger. ‘Waar ben je?’ fluistert van tijd tot tijd een stem. Het is een vroegere geliefde, die de man laagje na laagje een verhaal geeft, waarbij hij een voorbeeld neemt aan iemand die jarenlang gegijzeld werd en die om zijn geest levend te houden in gedachten zijn huis helemaal afbrak en weer opbouwde. En dan vindt de man lichamen. Ze ademen niet meer, maar ze zijn ook niet in staat van ontbinding.
Lichamen bestaat uit korte tot ultrakorte scènes, soms maar een paar zinnen lang. Het zijn foto’s gemaakt van woorden. De lens gaat open en weer dicht. Wat niet getoond wordt, lijkt soms belangrijker dan wat je wel te zien krijgt. Zoals wel vaker bij Verhelst lijkt zijn boek een zoeken naar de kern van het numineuze in ons bestaan, het mysterium tremendum et fascinans dat tegelijkertijd aantrekt en afstoot, zoals de miljarden cicaden die eens om de zeventien jaar uit de aarde kruipen en die hij beschrijft als ‘wriemelende, piepkleine, roodogige, gevleugelde, krijsende embryo’s van een gemuteerde mensensoort’.
De Bezige Bij, 140 blz., € 22,99.
Willem Nijssen
Hermetisch en polyinterpretabel. Dat zijn termen die vooral op poëzie passen, veel minder op proza. Dat geldt ook voor spreken in beelden. Maar de auteur van deze novelle zegt in een interview dat hij meer in het beeld gelooft dan in het verhaal, óók in zijn romans (w.o. ‘Tongkat’ dat de Gouden Uil 2000 en ‘Voor het vergeten’ dat de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap 2018 won). De hier besproken novelle heeft een verhaal dat heel verschillende indrukken kan nalaten. Dat het een langgerekte nachtmerrie lijkt, over een unheimische, verlaten streek waarin een man zich eenzaam, met wankelende gevoelens probeert staande te houden, is daarom een subjectieve samenvatting. Dat het, lichtjes neurotisch, heel beeldend wordt verteld, staat vast. Dat is de vrucht van nóg een kwaliteit van de auteur (Constantijn Huygens oeuvreprijs 2021), hij is nl. ook theaterregisseur. En het is een van de belangrijkste aspecten van de novelle. Indringende, filmische beelden in schuivend perspectief, een bijzondere stijl, horen bij de hoogtepunten. Naast poëtische, gefluisterde introvertie. Stijl is hoofdzaak, het verhaal moet daarin volgen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.