Kaatje in het bos
Liesbet Slegers
Liesbet Slegers (Auteur)
14 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
In verwerking |
Clavis, © 2024 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : Peuterboeken
School |
Aanwezig |
Clavis, 2018 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : Peuterboeken
School |
Uitgeleend
|
Clavis, 2018 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : Peuterboeken
School |
Uitgeleend
|
Clavis, 2007 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : KLEUTERBOEKEN-FUNDELS :
School |
2 items uitgeleend
|
Clavis, 2007 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : PEUTERBOEKEN
School |
13 items aanwezig |
Clavis, 2007 |
VERDIEPING 0 : THEMACOLLECTIE ENKEL VOOR ONDERWIJS EN DIENST
School |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Clavis, 2007 |
JEUGD : PEUTERBOEKEN :
School |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Clavis, 2007 |
JEUGD : PEUTERBOEKEN :
School |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Clavis, 2007 |
JEUGD : PEUTERBOEKEN : SLEG |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Clavis, 2007 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE :
School |
31/12/2006
In deze tekst wil ik tien nieuwe prentenboeken voor peuters en jonge kleuters toetsen aan 'de realiteit', aan mijn observaties van spelende en luisterende peuters. Ik ga m.a.w. na of de boekjes goed passen in en steun kunnen bieden aan het ontwikkelingsproces. Voor elk van de drie eerste levensjaren gelden aparte mogelijkheden en voorwaarden.
Herkennen en benoemen
Lukas, 22 maanden oud, heeft nog een lange weg af te leggen eer hij naar een vrij complex verhaal zal kunnen luisteren. Als baby en jonge peuter kreeg hij allerlei boekjes cadeau en zijn ouders en grootouders leerden hem hoe er door de bladzijden om te slaan telkens weer een nieuw prentje tevoorschijn kwam. De knisper-, plastic- en kartonboekjes werden niet alleen gebruikt om in te kijken. Lukas stak ze in zijn mond, hij bouwde er torens mee en gooide ze op de grond. Geleidelijk leerde hij dat boeken er zijn om te 'lezen'. Hij ontdekte dat je de prentjes niet ondersteboven mag houden en dat je de bladzijden van links naar rechts omslaat. Naarmate de ontwikkeling van zijn taal vordert, leert Lukas ook dat de prenten in de boekjes afbeeldingen zijn van bestaande dingen.
In deze fase heeft hij vooral boekjes nodig met (bijna) geen tekst en sobere, eenvoudige prenten. De aangeboden elementen zijn doorgaans zaken uit zijn eigen vertrouwde omgeving: een kind dat zich aankleedt, in bad gaat, allerlei afbeeldingen van speelgoed... Omdat in dit stadium de kinderen voortdurend relaties leggen met hun eigen omgeving en met gebeurtenissen uit hun eigen leventje, is het belangrijk dat de prenten in deze boekjes niet té veel afwijken van de realiteit. De prenten in boeken voor peuters tussen 12 en 18 maanden worden ook bij voorkeur in hun geheel afgebeeld. Deze kinderen hebben bv. moeite met een prent van een schommelend kindje, waarop slechts een stukje touw en een gedeelte van het zitje van de schommel afgebeeld staat. Vele peuters wijzen naar het stukje schommel en zeggen: "kapot". Op deze jonge leeftijd vertonen de peuters ook vaak een sterke voorkeur voor één illustratie in het boek. Vaak is dit iets dat ze herkennen uit hun eigen leefwereld of een grappig detail. In een kartonboekje met allerlei scènes met een speelgoedeendje stopt het kindje de eend onder zijn trui. Op het volgende prentje komt de eend weer tevoorschijn. Bijna geen van de jonge peuters met wie ik dit boekje inkeek, zag een verband tussen deze twee prenten. Het prentje waarbij het kindje de eend onder zijn trui stopte kende doorgaans het meeste succes. Wellicht omdat peuters in deze fase ook erg veel van kiekeboespelletjes houden.
Broem, vroem en toeta!
In de 'Clavis peuter' reeks verschenen drie boekjes van illustrator Leo Timmers voor de allerkleinsten vanaf 12 maanden. In elk boekje rijden dieren in allerlei soorten voertuigen. In Vroem! komen achtereenvolgens een familieauto, een sportauto, een taxi, een trouwauto, een jeep en een koningsauto aan bod. De tekst op de linkerbladzijde start telkens met "Vroem!" in grote letters, met daaronder "daar komt de...". Het tweede boekje, Broem! bevat prenten van 'werkwagens': een vrachtwagen, een tractor, een hijskraan, een heftruck, een graafmachine en een wals. De eerste afbeeldingen zullen jonge kinderen vrij vlug herkennen, maar het verschil tussen een wals en een graafmachine is voor deze leeftijdsgroep wellicht niet erg duidelijk. Doordat er steeds opnieuw hetzelfde zinnetje tekst staat: "Broem! Daar komt de...", zullen de kinderen de zin al vlug nazeggen. Toeta! ten slotte wil de verschillende geluiden van zes voertuigen demonstreren: 'Tingting' doet de tram, 'toeta' de brandweerwagen en 'toooot' de truck. Kortom, alle geluiden beginnen met een t. De voertuigen in dit boekje zien er nogal ouderwets Amerikaans uit: wellicht liet de tekenaar zich inspireren door de iconografie van bekende tekenfilms.
Leuk aan de boekjes is dat elk voertuig bestuurd wordt door een dier. Dit nodigt de kinderen uit om deze dieren te benoemen. Ook de grappige details -- wormpjes in de aarde van de graafmachine, een muis die een grote blok kaas met de hijskraan optilt, de visboer is een pelikaan etc. -- nodigen de kinderen uit tot praten. Toch denk ik dat 12 maanden een beetje jong is om woorden zoals 'trouwauto', 'familieauto' en 'koningsauto', en grapjes die alluderen op dierenbeelden te begrijpen. De 'kennis van de wereld' van deze jonge kinderen reikt nog niet zo ver. Daarom is van de drie boekjes Broem! het meest toegankelijk voor deze leeftijdsgroep.
Rosalie speelt
In dezelfde peuterreeks verschenen ook Kleine Rosalie speelt binnen en Kleine Rosalie speelt buiten van Linne Bie. In het eerste boekje staat op de linkerbladzijde telkens de afbeelding van het speelgoed waarmee Rosalie op de rechterbladzijde speelt: een pop, wagentje, bal, knuffelbeer, boekje en trommel. Twee zinnetjes onderaan de prent beschrijven wat Rosalie doet. Zo zal men zich bij het voorlezen niet beperken tot het benoemen van het speelgoed, maar wordt de taal van de peuter ook uitgebreid met allerlei werkwoorden zoals : 'pap geven', duwen, gooien, botsen, vasthouden, stilzitten, kijken, trommelen... In het 'buitenspelen'-boekje krijgen we links de basiselementen van een tuintje (gras, vogel, zandbak, kleine beestjes), en rechts Rosalie die met die elementen interageert (kriebelen, kruimels strooien, plukken etc.) Met de goed gekozen, duidelijke prenten en de eenvoudige, aangepaste tekst wordt de taalontwikkeling van peuters gestimuleerd. Deze boekjes voldoen volledig aan de eisen die men aan kijkboekjes voor jonge kinderen vanaf 12 maanden mag stellen.
De verhaallijn ontdekken
Lukas praat nog in één- en tweewoord zinnen. Een verhaaltje van Miep Diekman uit Wiele Wiele Stap vertelde hij als volgt na: "Kindje ijsje, ijsje valt, auto broembroem, ijsje weg (maakt het gebaar erbij), kindje wenen". Dat wenende kindje fantaseert hij er zelf bij, wellicht omdat hij zich perfect kan herkennen in de gevoelens van een kind dat zijn ijsje kwijtspeelt.
Tweejarigen ontdekken geleidelijk dat aparte, geïsoleerde prenten met elkaar een verhaal, een gebeurtenis, kunnen weergeven. De overgang van losse prentjes bekijken en benoemen wat erop staat naar een verband ontdekken in opeenvolgende prenten gebeurt echter niet bij alle kinderen op dezelfde leeftijd. Kinderen met een ontwikkelingsachterstand of een taalstoornis doen er vaak veel langer over dan andere peuters. Wie als peuter veel wordt voorgelezen zal ook sneller die overgang maken. Tussen twee en drie jaar kunnen de meeste kinderen een eenvoudige verhaallijn in een prentenboek begrijpen. In deze fase vertonen de opeenvolgende prenten best geen hiaten. Als op het eerste prentje een jongetje met zijn papa voetbalt en op het tweede prentje de bal over de omheining in de tuin van de buurman ligt, is het voor deze jonge kinderen niet evident dat ze het hiaat, een over de omheining geschopte bal, zelf zullen invullen. Bij het voorlezen kan men de beweging van een overvliegende bal maken en zo zelf het verband leggen tussen het eerste en het tweede prentje. Voor deze jonge kinderen beeldt de illustrator echter liefst alle fasen in het verhaal uit, dus tussen de eerste en de tweede prent hoort een afbeelding van een schoppend jongetje en een in de lucht hangende bal in de nabijheid van de omheining. Kinderen van twee tot drie jaar oud houden ook niet van verschillen tussen tekst en illustratie. Wat ouders of grootouders voorlezen, moet kloppen met wat ze op de prentjes zien. Vlugger dan de voorlezende volwassene ontdekken ze mogelijke ongerijmdheden.
Voor deze leeftijdsgroep geschikte prentenboeken hebben een beperkt aantal personages en een rechtlijnig verhaalverloop. Prenten en/of tekst die uitnodigen om te 'voorspellen' wat er op de volgende pagina zal gebeuren, helpen de peuter om de verhaallijn vast te houden. Tijdens het voorlezen kan men vragen 'wat gaat X nu doen denk je?' of 'waar gaat X naartoe?' om de peuter zo de verbanden tussen de prenten te helpen ontdekken. De taal van deze peuterboekjes is eenvoudig, maar mag best al eens een minder bekend woord of uitdrukking bevatten. Zo zal 'rennen' wellicht nog niet tot de actieve woordenschat behoren, maar met een goede illustratie van een rennend personage en eventueel ook wat uitleg van de volwassene die voorleest, wordt dat woord toch begrepen.
De kleuters Kaatje en Karel
Opnieuw in de Clavis peuterreeks bieden de prentenboeken van Liesbeth Slegers over belevenissen van de kleuters Kaatje en Karel geschikte voorleesstof voor deze leeftijdsgroep. De tekst is in deze boekjes al wat uitgebreider: een zestal zinnetjes op de linkerbladzijde beschrijven de afbeelding van de rechterbladzijde. De figuren op de prenten zijn met een stevige zwarte lijn omrand en ze sluiten perfect aan bij de tekst. Het verhaal verloopt rechtlijnig met een opsomming van wat er achtereenvolgens gebeurt.
In Karel en zijn opa herkennen de peuters een aantal activiteiten die ze wellicht ook met de eigen opa's uitvoeren zoals paardjerijden en hem 'helpen' in de tuin. Ook in Kaatje en haar oma maken de peuters kennis met een actieve oma die samen met haar kleindochter allerlei leuke dingen doet: winkelen, pannenkoeken bakken en een parelsnoer maken. In beide verhalen worden de peuters geholpen om de verhaallijn vast te houden doordat de tekst eindigt met een zin waarbij men bij het voorlezen een vraag kan stellen. Zo zal de voorlezer bij: "We gaan samen leuke dingen doen", kunnen vragen 'wat denk je dat Kaatje en oma gaan doen?' of 'Zullen we eens kijken'? In Karel en zijn opa eindigen de blokjes tekst vaak met een zin die vragen oproept naar het vervolg: "kom we gaan gauw kijken" lokt de vraag: 'welke verrassing zou opa hebben?' uit. De zin: "Met een tent kun je zoveel doen..." nodigt de peuter uit om dingen op te noemen die je kan doen. Op de volgende bladzijde zie je dat opa en Karel indiaantje spelen.
In Karel gaat naar school wordt de eerste schooldag van Karel beschreven. Ook hier weer in woord én beeld een chronologische volgorde van al wat je op school beleeft en doet. Ook de gebruikelijke traantjes op een eerste schooldag komen aan bod. Een knap verhaal dat kleuters kan voorbereiden op hun eerste schooldag.
Complexiteit en fantasie
Driejarigen kunnen al wat meer complexe verhalen aan en de tekst mag wat meer vreemde elementen bevatten. Rond drie à vier jaar ontdekken kleuters ook dat boeksituaties plaats vinden buiten 'de werkelijke tijd' en dat boeken de werkelijkheid of een fantasiewereld kunnen oproepen.
Het boek Slaap, kindje schaap van Susan Curtis en Janet Samuel vertelt over vijf schaapjes voor wie het bedtijd is. Elk schaapje vindt wel wat uit om het slapen gaan uit te stellen. Het ene wil nog wat drinken, het volgende wil zijn beertje mee... Dit zijn herkenbare situaties voor de meeste kleuters. De opbouw van dit voelboek (de wollen kopjes van de schaapjesfiguren komen op elke bladzijde uit ronde gaatjes), is echter vrij moeilijk voor jonge kinderen omdat je pas op de volgende bladzijde kan zien wat er op de vorige in een zinnetje tekst staat. De prenten zijn vrij stereotiep, maar ze bevatten wél leuke details die kinderen bij meerdere voorleesbeurt kunnen ontdekken. Zo zie je schaapjes bellen blazen, schommelen, rolschaatsen, steppen en koorddansen. Ook het aftelsommetje dat je duidelijk kan volgen aan het aantal met schaapjes gevulde gaatjes zullen ze al spelend ontdekken.
Buiten op de boerderij, een verhaal van a tot z van Nannie Kuiper en Alex de Wolf is een leuk boek over de dieren op een boerderij. In de teksten in versvorm komt telkens een letter uit het alfabet voor. Boris voert kippen, plukt frambozen, wiedt de groenten en nog zoveel meer. Wat je op de prenten ziet is dus goed herkenbaar voor jonge kinderen vanaf drie jaar. In de kleuterklas is het thema boerderij erg geliefd. Dit prentenboek past perfect in dit thema. Driejarigen zullen veel plezier beleven aan de illustraties en er wellicht zelf een verhaaltje bij verzinnen, want al sluiten de teksten en de illustraties perfect aan op elkaar, de taal van de teksten is nog te moeilijk voor deze leeftijd. Uitdrukkingen of woorden zoals "Geef de haan een handje extra", "ik ken hun smaak", "dat is boffen", "het zongedroogde gras", "jongleren", "Tijd om aardappelen te rooien anders krijgen we puree", "pasgerooide veld"...gaan boven hun petje. Vijfjarigen kunnen deze wat moeilijkere tekst dan weer wél aan en ze zullen geboeid raken door de verwijzing naar de letters van het alfabet. Dit boek kan dus meegroeien met de kleuters en ze zullen er, naargelang hun ontwikkeling, wel uithalen wat hen boeit en wat ze aankunnen. [Anita Wuestenberg]
Redactie
Karel is bekend van vele prentenboeken voor peuters, o.a. over zijn opa en de bibliotheek. In deze uitgave vertelt Karel over zijn eerste schooldag. Zijn moeder brengt hem en als ze weggaat, komen de tranen bij een ander kindje. Maar als de juf een grappig poppenkastverhaal vertelt, is het verdriet verdwenen. Inmiddels heeft Karel al vriendschap gesloten met Ali. Samen met Ali en Kaatje beleefr Karel van alles tijdens de eerste schooldag en veel te gauw is het al tijd om naar huis te gaan. Alles aan dit boekje is stevig: het omslag met afgeronde hoeken, de gladde, gelamineerde bladzijden en ook de illustraties. Fors en gekleurd beperken ze zich tot de essentie van de weergegeven situaties. De tekst, in een duidelijke schrijfletter, heeft op elke bladzijde een andere kleur als achtergrond. Een herkenbaar verhaal voor peuters die bv. naar de peuterspeelzaal of voorschool gaan. Vanaf ca. 2,5 jaar.
Hedwige Buys
ua/an/22 j
Karel, de door Liesbet Slegers getekende peuter uit de Clavis-reeks gaat voor het eerst naar school. Hij maakt er kennis met zijn juf, zijn klas en wil eigenlijk toch liever mee naar huis terug. Dat gaat niet, dus blijft hij in een klas met heel veel lawaai, huilend, zonder mama. Naast hem zit een zwart jongetje dat net als hij huilt. Na een poppenkastverhaal, een oefening in het vouwen en het drinken van melk met een rietje, klaart de wereld zowel voor Karel als voor zijn buurjongetje Ali al heel wat op. Bij het afscheid nemen zwaait hij iedereen enthousiast uit en ziet hij de nieuwe schooldag blij tegemoet. Dit deel over Kareltje geeft de eerste schooldag realistisch weer. De illustraties, kleurrijke vlakken omlijnd door zwarte lijnen, vullen als kleine schilderijen het blad. Ook de tekst kreeg een achtergrondkleur mee. Mooi is de wijze waarop de jonge peuter tussen de benen van de volwassenen wordt weergegeven. Pas in de klas, temidden van zijn leeftijdsgenoten, ziet hij alles weer op zijn eigen niveau. 'Karel gaat naar school' biedt een herkenbaar verhaal. De tekst is eenvoudig maar de beelden nodigen uit tot samen aanvullen en verwijzen wellicht naar gelijkaardige situaties.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.