Ik ben er niet
Lize Spit
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Gereserveerd |
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : NIEUW (kasten voor de balie) SPIT |
4 items uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : NIEUW (kasten voor de balie) SPIT |
Uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VERDIEPING 2 : NIEUW : SPRINTERS SPIT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
Marjolijn De Cocq
em/ov/23 n
Ze staat op de zeedijk van Oostende met haar geliefde, de schrijver Rob van Essen. Het is december 2021, ze hebben een fles bubbels bij zich; zo meteen gaat de koop worden getekend van een studio op veertien hoog die als schrijfresidentie moet gaan dienen. Dan komt het nieuws: haar moeder heeft slokdarmkanker.
Maar Lize Spit (1988) is geen dochter die een mailtje leest. 'Ik ben de schrijver die de dochter observeert die het mailtje heeft gelezen. Welke details om me heen moet ik in me opslaan om dit moment later goed te kunnen beschrijven?'
Vijf maanden lang verzet ze zich tegen het schrijven, dan begint ze aan het boek dat Autobiografie van mijn lichaam zal gaan heten. Een lange brief in fragmenten aan haar moeder waarin ze hun relatie afpelt. Een zelfonderzoek in sprongen, terzijdes, dagboeknotities uit haar jonge jaren. Pijnlijk wordt duidelijk waarom de dochter schrijver wordt, schrijver moet zijn.
In het verhaal over opgroeien in een onveilig Vlaams gezin ligt de voedingsbodem voor Spits verfilmde succesdebuut Het smelt (2016), je ziet hier ook de contouren opdoemen van haar tweede roman Ik ben er niet (2020). 'Er zijn gezinnen waar het erger is, zo verslaafd kon ze toch niet zijn?' schrijft ze.
'Gloeg, gloeg, gloeg'
Maar zo verslaafd was haar moeder wel en het wás erg: de drank had haar moeder in zijn greep en haar vader, eerst nog avond- en weekenddrinker, ging dezelfde weg toen hij werkloos raakte. Met gespitste oren lag Spit als meisje, derde in een gezin van vier kinderen, in bed om zich ervan te verzekeren dat haar ouders elkaar heel zouden laten; kilte en angst haar dagelijkse realiteit.
De eenzaamheid en het impliciete geweld van haar jeugd keren in Autobiografie van mijn lichaam terug in scènes die haast ondraaglijk zijn om te lezen. 'Gloeg, gloeg, gloeg' - hoe de vader tergend wijn inschenkt als de moeder op kerstavond op verlof is van de kliniek in een van haar ontnuchteringsperiodes.
Of Agnes ook een glaasje wil, vraagt hij de moeder. En dat nog een keer, en nog een keer. Alles hebben de kinderen voor het diner voorbereid zoals het hoort. En dan: 'Gloeg, gloeg, gloeg.' Zo wordt in 2005 de schrijver geboren, die uit haar lichaam treedt. 'Het zwijgend toekijken doet zo'n pijn dat ik verdwijn.'
Zoals de moeder afwezig is, zonder affectie, nooit een knuffel of aanraking, is de vader een onberekenbare factor. Hij heeft zijn eigen redenen voor agressieve bewijsdrift, en omdat het meisje nooit iets durft uit te sluiten bij dronken mensen schakelt onder 'piekspanning' haar lichaam uit.
Even is er een hint naar misbruik, het lijkt bij een dreigende situatie te blijven. 'Deze vader is geen idioot', schrijft Spit. 'Maar daar gaat het nu niet om, het gaat erom dat deze ene vader doet alsof hij dit nu mét of in het bijzijn van dit ene kind kan gaan doen, en minstens één deel in mijn lichaam heeft de briefing gemist dat het maar alsof is.'
Roffelende kindervuisten
Het meisje dat ze is, ontwikkelt zo gaandeweg een steeds verstoordere, en steeds destructievere, verhouding tot haar lichaam. Op de auteursfoto voorin het boek kijkt Lize Spit haar lezers met prachtige ogen aan vanonder de kenmerkende grote dot haar. Maar verderop spat de walging van de pagina's.
Het getoupeerde kapsel is een 'leugen': zo is ze geen lichaam met een hoofdje, maar een hoofd met een lichaampje. 'Als volwassene met mijn eigen platte haren naar buiten, ik kan het niet, zelfs de vuilnisbakken buitenzetten met dat stro op mijn kop gaat niet, stel dat ik met een vreemde in de lift sta. Ik kan mezelf al niet in de spiegel aankijken, laat staan me door een ander laten bekijken, ik ben zo doordringbaar, verwerpelijk, misselijk.'
Wat moet ze met dat lichaam? Het is een lichaam waarin ziektes schuilen, haar diabetes type 1, chronische maagontstekingen. Maar ook: schuldgevoel, depressie, slapeloosheid, angst voor controleverlies. Een kind zal het nooit baren, het besluit van een kind af te zien brengt verdriet, maar ook opluchting.
Want ze moet zich nog steeds verhouden tot al die vroegere versies van zichzelf, een besef dat met de naderende dood van haar moeder acuter wordt. 'Er zitten allemaal kinderen met opgerolde herinneringen in me die met de vuisten roffelen tegen het strakke vlies van dit volwassen lijf,' schrijft Spit. 'Laat ons eruit, wij willen naar mama. Ik wil ze wel naar hun moeder brengen, maar ik weet niet hoe, tenzij schrijvend.'
En dat doet ze, schrijvend slaat ze de brug tussen de Liesjes en Liezetjes en Lizes en hun moeder. De schrijver Lize stelt zichzelf in staat uiteindelijk met de dochter Lize samen te vallen, in dit prachtige boek dat tegelijk genadeloos is en vol genade.
Das Mag, 380 p., 27,50 euro.
Steven Van Ammel
em/ov/16 n
'Slokdarm' heet het Worddocument dat Lize Spit op een winterdag via mail van haar moeder ontvangt. Het is het begin van een maandenlange lijdensweg langs oncologen en gespecialiseerde kankerafdelingen. Wat ook terloops in de mail wordt meegedeeld: de ouders gaan scheiden. Wie, na een lang en liefdeloos huwelijk, welke knoop heeft doorgehakt doet er al lang niet meer toe. “Het is alsof de kapitein, terwijl het schip kapseist, de kok nog ontslaat omdat iemand aan boord een graat in de vissoep vond.”
Het mailtje van de moeder legt het dilemma bloot dat ten de grondslag ligt aan dit boek. Lize Spit is geen dochter die een mailtje leest, maar ze is “een schrijver die de dochter observeert die het mailtje heeft gelezen”. De schrijver Spit rapporteert minutieus elk detail uit het laatste levensjaar van haar moeder. Ze gebruikt daarbij bewust het woord moeder, om de jarenlange afstand tussen hen te onderstrepen: “Een moeder is diegene ondanks wie je bestaat, een mama is diegene dankzij wie je bestaat.”
J'accuse
De voorbije jaren verschenen aardig wat moederboeken. Het voelt onkies om rouwliteratuur te vergelijken, maar één ding valt op. Waar Bloedzang van Caro Van Thuyne en Gestameld liedboek van Erwin Mortier een sterk lyrisch karakter hebben, is Autobiografie van mijn lichaam bovenal een analyse. Het is een anatomieles, waarbij niet alleen de moeder op de snijtafel komt te liggen, maar het gezin, de schrijver incluis.
Bij de aftakeling van de moeder blijft niets onbenoemd. Als er al schaamte was, en die bespeur je zeker, dan lijkt ze verdampt bij het schrijven. “Elke keer als ik iets intiems van je te weten kom, voel ik me opgelucht en verdrietig tegelijk, dat je lichaam wel degelijk bestaat, maar dat het nooit werd uitgehoord, dat je het nooit durfde te delen.” Wie getuige is geweest van het ziekteverloop bij een agressieve kanker, herkent het pijnlijke proces. “Het is voortdurend de grens opzoeken tussen wat de kanker niet verdraagt en wat de mens nog net aankan. Ze sturen een inbreker je lichaam in om de inbreker te bekampen.”
Door het verslag van de laatste levensmaanden van een weinig mededeelzame moeder zijn de herinneringen aan een gebroken jeugd geweven. Jaren van verwaarlozing in de schaduw van alcoholverslaafde ouders. Wie als lezer al niet de behoefte voelt weg te kijken bij het wegkwijnen van de moeder voelt vast de nood dit te doen bij de snerpende beschrijvingen van kinderjaren in wat men eufemistisch een 'onveilige omgeving' noemt. Het is een vloekend lezen, een verbijsterd lezen.
Het taalregister dat subtiel in stelling wordt gebracht, varieert van rechtstaal - de dochter kan haar moeders keuken “identificeren in een rij met honderd andere daders” - tot oorlogstaal. Wanneer de moeder haar gasten geen eten of drinken meer kan aanbieden heet het dat “haar hoofdkwartier is gebombardeerd”. Als de zestienjarige Lize op een avond thuiskomt van een fuif en de opties overloopt om zonder confrontatie met een dronken vader haar slaapkamer te bereiken, leest het als het verslag van een spurt door sniper's alley .
Het boek is vaak een furieuze j'accuse, niet schuimbekkend, maar scherp en met de aforistische kracht die ook het eerdere werk van Spit kenmerkt. Wanneer ik het boek dichtklap, heb ik niet minder dan twaalf bladzijden met citaten genoteerd.
Ruim een decennium geleden was het bon ton bij uitgeverijen om oerboeken uit te geven van geroemde auteurs op leeftijd. Ongepubliceerde teksten waaruit later een oeuvre groeide. Hella Haasse publiceerde er een, en ook Jeroen Brouwers. Met Autobiografie van mijn lichaam legt Spit haar oerboek in handen van de lezer. Alles zit erin, de hele Lize. Het ijsblok uit Het smelt ? Check. De partner met psychoses uit Ik ben er niet ? Present. De Kosovaarse familie uit De eerlijke vinder ? Aanwezig. Niet alleen de autobiografische voedingsbodem voor eerder werk openbaart zich, zelfs de ontstaansgeschiedenis van het kenmerkende kapsel komt aan bod. “Zodra ik de dot maak, ben ik geen lichaam met een hoofdje meer, maar een hoofd met een lichaampje.”
Antilichaam
Daar duikt het hoofd op dat ontbreekt in de titel Autobiografie van mijn lichaam . Er sluimert dissociatie door het boek. Er is de scheiding tussen de dochter en de schrijver. Al vroeg stelt de dochter op haar telefoon een contract op waaraan de schrijver zich dient te houden, met als regel onder meer “niet over mama schrijven terwijl ze nog leeft!”
Daarnaast is er de scheiding van het eigen lichaam. Als achtjarige al heeft ze het overweldigende gevoel dat haar lichaam niet het hare is. De suikerziekte die haar lichaam tot last zal maken, moet zich dan nog aankondigen. Op tienjarige leeftijd schuift ze voor de spiegel denkbeeldig de lichamen van andere meisjes over het hare. “Ik stippel hun omtrek uit op mijn lichaam, een patroontekening van waar ik zou moeten snijden om al het teveel van mezelf af te halen, plakje na plakje, tot enkel de juiste vorm overblijft; de botten en spieren, de schouders, het hart, de gedachten. Het liefst zou ik willen blijven snijden, tot enkel mijn hoofd overblijft.” Inmiddels wordt er helemaal niet meer in spiegels gekeken, tenzij om te controleren of het kapsel, haar “antilichaam” en bliksemafleider, nog goed zit.
Een enkele keer komt me het schaamrood op de wangen bij zoveel openheid. Wil ik dit allemaal wel weten? Dan is er al lang iets gegroeid tussen schrijver en lezer dat ontbrak tussen moeder en dochter: vertrouwen. De finale beschrijving van het dode moederlichaam is van een grote tederheid. Van j'accuse naar j'accepte.
Autobiografie van mijn lichaam is krachtig én breekbaar, het is een hamer van porselein. Een schrijver ontbloot haar lichaam en legt daarbij soeverein haar hoofd op het hakblok. Een dermate fragiel boek onttrekt zich wat deze recensent betreft dan ook aan een quotering. Liever geen sterren, wat iets anders is dan nul. Als dat niet kan, geef ik er vijf. Vier voor het boek, een extra ster voor het verdomde lef.
Das Mag, 380 blz., € 27,50
Marnix Verplancke
em/ov/27 n
*****
Het leven van Lize Spit bestond lang uit wegkijken, toont ze in haar nieuwe boek. Tot haar moeder stierf.
Ten huize Spit was kerstavond 2005 er een om nooit te vergeten. Samen met haar vader, broer en twee zussen versierde de zeventienjarige Lize het huis en bereidde ze een maaltijd zoals haar moeder gedaan zou hebben. Vlees werd ontdooid en groenten werden gesneden, op tafel kwamen het feestelijke Hema-servies en servetten geplooid aan de hand van foto’s uit een origamiboek. En dan was het tijd was om moeder op te halen uit de ontwenningskliniek waar ze al een paar maanden verbleef om van haar alcoholverslaving af te raken. Tijdens de maaltijd die volgde, veranderde het geforceerde in echt enthousiasme. Tot vader een fles wijn bovenhaalde en daar wild heen en weer mee begon te zwaaien voor het gezicht van moeder. ‘Wil je ook, Agnes?’ treiterde hij haar een aantal keer, terwijl hij de fles opzichtig leegdronk. Het is toen dat Lize Spit besliste om schrijver te worden, lezen we in Autobiografie van mijn lichaam. Ze besefte op dat moment dat ze de taal niet had om te duiden wat er gebeurde en ertegen in opstand te komen, en dat ze die voortaan wel wilde hebben. Er werd immers vaak gezwegen ten huize Spit. De ouders schuifelden rond elkaar als twee verwaarloosde knaagdieren. Bij elke nieuwsmelding van een gezinsdrama ging Spit na of het zich niet in haar dorp had afgespeeld.
Autobiografie van mijn lichaam overspant de twee laatste levensjaren van Agnes, vanaf het moment dat ze hoorde dat ze slokdarmkanker had – wellicht een gevolg van de alcohol – en besliste om na een huwelijk van veertig jaar te scheiden van Fred. Een moederboek dus, over herinneringen ophalen en afscheid nemen, maar ook over de mooie momenten, zoals over de liefde die moeder kreeg van haar nieuwe vriend Walter en over het vinden van een zekere berusting. Maar zoals de titel verraadt, gaat het over meer. Vanaf het begin maakt Spit immers duidelijk dat dit geen boek is over een schrijfster en haar moeder, maar wel over een schrijfster, een dochter en haar moeder. Distantie speelt er een grote rol in, wat het zo ongezien sterk maakt. Geen hopeloos gewentel in zelfmedelijden dus, maar een strakke en tegelijk ook aangrijpende analyse van het problematische gezin waarin ze opgroeide en van de sporen en striemen die het naliet op haar lichaam en geest.En dus schrijft Spit openlijk over haar kwalen, over haar suikerziekte, haar traag werkende schildklier en het voorstadium van baarmoederhalskanker dat bij haar is vastgesteld, maar ook over haar angststoornis en depressie. Naakt voor de spiegel staan en naar haar lichaam kijken kan ze niet, bekent ze, net zomin als naar haar gezicht kijken zonder dat haar haar een centimeter of tien opgestoken is. Haar leven was er een van jarenlang wegkijken, lees je tussen de regels, tot ze haar stervende moeder niet alleen recht in de ogen keek, maar ook in de armen sloot. ○
Bookarang
Aangrijpende memoires waarin auteur Lize Spit de moeizame relatie met haar terminaal zieke moeder beschrijft. In 2021 ontvangt Spit een mailtje waarin haar moeder laat weten dat ze ongeneeslijk ziek is, wat haar aanzet tot een laatste toenaderingspoging. Het boek is een diepgaand onderzoek van een dochter die niet alleen probeert de complexe relatie met haar moeder te begrijpen, maar ook de verstoorde relatie met haar eigen lichaam. Het boek bestaat uit hoofdstukken die vernoemd zij naar oplopende maanden, en bevat passages met herinneringen, gesprekken en overpeinzingen. Alcoholgebruik, ziekte en lichamelijkheid zijn enkele thema’s die aan bod komen. Fragmentarisch en openhartig geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Lize Spit (Viersel, 1988) is een Belgische schrijver, scenarioschrijver en dichter. Ze schreef meerdere boeken, waaronder ‘Het smelt’ en het boekenweekgeschenk van 2023. Haar werk wordt in meerdere landen uitgegeven en won verschillende literaire prijzen, zoals de Bronzen Uil, de Hebban Debuutprijs en de Nederlandse Boekhandelsprijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.