Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2024 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : NIEUW (kasten voor de balie) HERT |
Uitgeleend
|
De Bezige Bij, 2024 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : NIEUW (kasten voor de balie) HERT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Bezige Bij, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
In verwerking |
De Bezige Bij, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2024 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
Gerwin van der Werf
ob/kt/12 o
'Het Egidiuslied' is waarschijnlijk het bekendste middeleeuwse gedicht uit de Nederlandse literatuur. Egidius waer bestu bleven, mi lanct na di gheselle mijn, zo luiden de eerste regels van het klaaglied voor een overleden vriend. Egidius, kortweg Dius, zo heet de vriend van de ik-persoon in de nieuwe roman van Stefan Hertmans. Nergens noemt hij het oude lied expliciet, maar het klinkt als een droeve ondertoon mee in dit boek over een vriendschap.
Jaren 1980, West-Vlaanderen. Op een dag staat Dius, een student aan de kunstacademie, bij zijn docent Anton op de stoep, om hem zijn vriendschap aan te bieden. Anton weet niet hoe hij moet reageren op dit gebaar: 'Zozo, zei ik.' Maar hij voelt ook dat er geen ontkomen aan is, die Dius is nu in zijn leven, deal er maar mee. Anton stapt in het bestelbusje van de jongen, ze rijden over het Vlaamse platteland naar Dius' atelier, in een leegstaand gebouw, 'het gildehuis'.
Dius schildert niet alleen in dat atelier, hij is ook een ambachtsman, hij maakt meubels met fijnzinnig fineer en inlegwerk en heeft daar allerlei machines voor die hij met grote precisie bedient. Het duurt niet lang voor Anton zelf in het gildehuis een werkplek krijgt met een prachtig door Dius vervaardigd bureau. Daar zit hij te mijmeren en aan zijn proefschrift te schrijven terwijl Dius als een bezetene schildert en timmert. Hij geniet daarvan, maar in de liefde loopt het mis, eerst verlaat zijn vriendin hem en daarna een nieuwe geliefde. Door misverstanden, maar ook door bedenkelijke acties van Dius. Aha, een roman over een toxische vriendschap, denk je, maar dat is niet zo. De kans is sowieso niet groot dat je ooit iets zoals Dius gelezen hebt.
Leeggelopen zee
Het onontkoombare van de ontmoeting met Dius, het religieuze tintje dat eraan gegeven wordt, het zompige Vlaamse polderland dat Dius 'een leeggelopen zee' noemt, het bohemien-romantische atelier, de obsessie met kunst en muziek uit de renaissance - alles grijpt in elkaar en ondersteunt het literaire idee van deze roman: de symbiose én de strijd van geest en lichaam, hoofd en hart.
Anton is de denker, de man van de geest. Dius is de doener, de man die zijn hart volgt en intuïtief de juiste keuzes maakt - in zijn kunst althans. Geen wonder dat Anton gefascineerd raakt door deze figuur: zelf is hij een weifelaar, hij oreert er tijdens zijn colleges kunstgeschiedenis weliswaar een eind op los, maar iets van betekenis dóén? Ho maar.
Dius is de hele dag in de weer met zijn kwasten en frees, repareert het dak en steekt zijn kachel aan, en het enige dat Anton ertegenover stelt is gefilosofeer over Vasari of Tiepolo. De denker en de doener komen samen, maar de doener is de meerdere, een gelijkwaardige vriendschap is het niet. 'Er is niets in het begrijpen dat niet eerst in het aanvoelen was', luidt het motto, een uitspraak van Thomas van Aquino.
Wonden
Voor Anton valt er niets te begrijpen zolang hij niets voelt - en dat moet hij van Dius leren. Is het daarom dat Dius de ontluikende relatie van Anton en de fotografe Lys saboteert? Opdat die man eindelijk iets vóélt? Anton krijgt het te verduren, zoals in de onvergetelijke scène waarin hij in de nacht een hert aanrijdt en klem komt te zitten door het enorme gewei dat door de voorruit heen gegaan is.
De referentie aan de middeleeuwse klaagzang over Egidius is een stille vooraankondiging van onheil. Een vooruitwijzing is ook Dius' fascinatie voor de zo natuurlijk mogelijke weergave van menselijke huid op een schilderij. Schilderijen van huid en wonden, voorafschaduwingen van de tragedie die hem later in het boek te wachten staat. Er zijn dan dertig jaar verstreken, Dius is naar Italië verhuisd, Anton sleept zich naar een vervroegd pensioen. Het gildehuis is afgebroken, de polder volgebouwd. De twee oude vrienden vinden elkaar opnieuw, in deze tijd waarin ze zich allang niet meer thuis voelen. Een nieuwe episode begint, maar kan het meer zijn dan een nostalgisch terugkijken?
De roman is met enorme beheersing van de materie geschreven, thematiek en vorm zijn totaal in balans. Het is zo goed gelukt dat je ademloos achterblijft. Hertmans is een veelgeprezen dichter, in zijn vorige romans werd die poëtische stijl, met lange zinnen en veel adjectieven, soms bekritiseerd. In dit boek past het wonderwel, de natuurlyriek, soms bonkig en aards, soms verheven, de prettig ouderwets aandoende filosofieën, het valt allemaal op z'n plek. Alleen het opzoeken van al die renaissance-componisten en -kunstenaars wordt nog een hele kluif, maar dat doen we graag om nog wat langer in de wereld van Dius te blijven.
De Bezige Bij, 320 p., 24,99 euro.
Christophe Van Gerrewey
te/ep/28 s
Meer dan twintig jaar geleden verscheen De encyclopedie van fictieve kunstenaars , samengesteld door Koen Brams: een overzicht van artiesten die alleen in de wereldliteratuur bestaan. Stefan Hertmans voegt daar met Dius , zijn negende roman, een lemma aan toe. Egidius de Blaeser is de echte naam van Dius Prati, die in de jaren 60 het levenslicht ziet in Heist-aan-Zee. Hij is de zoon van een schoenmaker, wiens ambacht een blijvende indruk nalaat: “Die zoemende machines, de geur van warme lijm, de dunne kruipolie op de lagers, ik ruik dat nog steeds.” Egidius studeert aan de academie in Gent, waar hij lessen kunsttheorie krijgt van Anton.
Tussen docent en student ontwikkelt zich een jarenlange vriendschap, die zich grotendeels voltrekt in het fic- tieve polderdorp Ganzevliet, waar Dius atelier houdt in een oud gildehuis en de omliggende tuin. Zijn werk is divers. Hij schrijft, tekent, schildert, beeldhouwt, maar wat hij ook doet, het is altijd artisanaal: het materiaal staat voorop. Bij leven kent hij geen succes, vooral omdat zijn werken het atelier niet verlaten. Na zijn huwelijk verhuist hij naar Italië, waar hij aan de kost komt als meubelmaker. Pas na zijn vroegtijdig overlijden wordt hij beroemd.
Zo zouden leven en werken van Dius samengevat kunnen worden, maar de roman Dius is allesbehalve een objectieve levensbeschrijving. Het verhaal wordt verteld door Anton, die met onverholen heimwee terugblikt op de jaren aan zijde van Dius, de belangrijkste persoon in zijn leven. De kunstenaar is alles wat de hoogsensitieve docent niet is: direct en zelfverzekerd, een man van de daad eerder dan van het denken. “Ik ben iemand die veel te snel van slag kan raken”, zegt Anton, en inderdaad rilt, duizelt en huilt hij geregeld, door wat hem overkomt, maar ook en vooral bij kunstwerken. De kunst waar Anton van houdt, is subliem, barok en buitenissig; een van zijn favoriete werken is het zestiende-eeuwse Isenheimer Altar, dat het gemartelde lichaam van Jezus toont - “onverbloemd en groots, zinloos en zonder enige kans op loutering” volgens Anton.
Paradox
Dius gaat over de onverenigbaarheid tussen rede en emotie, en over de overtuiging dat woorden tekortschieten voor de ervaringen die ze proberen te vatten. Het is Antons beroep om over kunst te spreken, maar meermaals, zeker wanneer hij Dius aanschouwt, is hij overtuigd van de futiliteit van zijn eigen bezigheden. Het is de paradox die ten grondslag ligt aan dit boek: over beeldende kunst schrijven is onmogelijk, maar de esthetische ervaring is zo groots en overweldigend dat ze wel door taal gecounterd moet worden.
Hertmans laat zich geregeld gaan in deze nauwelijks als realistisch te lezen roman, en probeert als literator kunstenaars naar de kroon te steken. Het leidt tot precieze materiaalbeschrijvingen in onder meer studies van meubelstukken en geliefde oude huizen. Vaak wordt de natuur romantisch beschreven, bijvoorbeeld wanneer het gaat om “stekelbaarsjes, aaltjes, kikkerdril, libellen met ruisende vleugels als van taffetas, het fladderen van weidebeekjuffers boven het wateroppervlak”. Maar ook gewelddadige scènes ontbreken niet, zoals wanneer Anton een hert aanrijdt en urenlang vast komt te zitten in een verlaten polder. Het resultaat is een roerloze assemblage van hem, het dode dier en het autowrak - Hertman zou de titel kunnen zijn van deze installatie die lijkt op het resultaat van een samenwerking tussen Berlinde De Bruyckere en David Cronenberg. “Het was inmiddels volslagen duister”, zegt Anton. “Ik kon blijven ademen, dat was alles, maar het betekende ook alles voor mij in dat ogenblik. Mijn keel deed steeds meer pijn, maar god, ik leefde.”
Sublieme ervaring
Het extatische gevoel echt te leven, buiten jezelf te treden, de uiterste grenzen op te zoeken - het is iets waarnaar Hertmans in zijn boeken altijd op zoek is geweest, vanuit het besef dat sublieme ervaringen vooral voor anderen zijn weggelegd. Als op de eerste dag (2001) gaat over sadisme en pedofilie, in Harder dan sneeuw (2004) is het hoofdpersonage jaloers op terroristen, in Oorlog en terpentijn (2013) wordt een soldaat bewonderend gevolgd, en uit De bekeerlinge (2016) spreekt een fascinatie voor religieus geweld.
Dius zoekt het dichter bij huis. Het is een nostalgische lofzang op het esthetische, zintuiglijke en natuurlijke leven, dat in de huidige wereld geen plaats meer zou hebben. Verwijzingen naar schrijvers en - vooral - naar kunstenaars buitelen over elkaar heen, in het dankwoord heeft Hertmans het over een “compagnon die ik sinds bijna een halve eeuw ken, en die mij door zijn levenswijze en talenten tot dit verhaal heeft geïnspireerd”. Dius heeft iets van een sleutelroman. Wie de woedende curator Jan Chapot is, die het werk van Dius al op de academie de grond in boort, moge duidelijk zijn.
Of het personage Dius naar één kunstenaar verwijst, is twijfelachtig - vooral het oeuvre van Thierry De Cordier schemert in diens werk door, maar ook dat van Karel Dierickx, Jan Fabre of Anselm Kiefer. Uiteindelijk heeft Hertmans met Dius vooral zichzelf een spiegel willen voorhouden, om te zien hoe woorden zich met beelden kunnen meten, en hoe een schrijver ook een kunstenaar kan zijn.
Onno Blom
ob/kt/12 o
'Ik ben nooit geïnteresseerd geweest in the well written novel', verklaarde Stefan Hertmans vier jaar geleden in een interview in de Volkskrant. Het verhaal zelf, hoe goed geschreven ook, is hem nooit genoeg geweest. Hertmans heeft altijd aan de grenzen van de klassieke roman willen tornen, zette het genre naar zijn hand terwijl hij schreef - en maakte het de argeloze lezer niet gemakkelijk.
Ruimte, zijn debuut uit 1981 - Hertmans was toen net 30 - was een 'organische harmonie van fragmenten'. Zijn autobiografische roman Naar Merelbeke had een leugenachtig ventje als verteller, die zijn jeugd bij elkaar verzon. In Het verborgen weefsel zocht een vrouw in haar dagboek naar een nieuwe taal om vorm te geven aan haar gevoelens. Als op de eerste dag was een roman in verhalen, waarin wel negen plotlijnen met elkaar werden verknoopt.
In zijn laatste drie romans, Oorlog en terpentijn, De bekeerlinge en De opgang, hanteert Hertmans een bijzonder perspectief dat een schijnbaar realistische geschiedenis onder spanning zet. De verteller, die als twee druppels water op de schrijver lijkt, loopt niet alleen rond in de huidige tijd maar ook in de tijd waarin zijn verhaal zich afspeelt. 'Je moet niet boven je personages gaan staan', zei Hertmans, 'zoals Thomas Mann deed. Nee, je moet als schrijver tussen hen in gaan staan.'
In zijn nieuwste roman heeft Hertmans de bijzondere vorm verlaten, die hem niet alleen ongekende literaire mogelijkheden, maar ook succes en internationale erkenning bracht. Ironisch genoeg is Dius een klassieke, goed geschreven roman over een al even klassiek onderwerp. De ik-figuur Anton is al even belezen, fijnzinnig en filosofisch als zijn schepper, en draagt niet toevallig de naam van de held in Hertmans' debuutroman Ruimte. Hij doet op hoge leeftijd met terugwerkende kracht verslag van een onvoorwaardelijke vriendschap.
We schrijven de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw. Bij een huis in het centrum van een Vlaamse provinciestad wordt aangebeld. Anton, docent aan de plaatselijke kunstacademie, zit boven te werken aan zijn proefschrift. Voor de deur staat een van zijn studenten, zijn gitzwarte haren als een stralenkrans om zijn hoofd: Dius. Anton laat de jongen binnen en vraagt waarom hij gekomen is. Dius prevelt verlegen: 'Omdat ik uw vriend wil zijn.'
Hertmans zou Hertmans niet zijn als hij Anton niet hardop zou laten mijmeren over zijn onderwerp. Binnen een paar regels vallen de namen van Ovidius, Seneca en Cicero en wordt het fameuze aforisme geciteerd dat Michel de Montaigne in zijn essays noteerde over zijn vriendschap voor de dichter Etienne de la Boétie: 'Omdat hij het was, omdat ik het was.'
Quia absurdum, omdat er geen reden voor is, accepteert Anton het hoofse voorstel van Dius om vrienden te worden. Tot zijn eigen verbazing volgt de meester zijn leerling naar een oud en vervallen gildehuis in de eindeloze polder. Weg van huis, weg van zijn vrouw en maîtresse, weg van het burgerlijke bestaan. In het oude huis zijn de rollen al snel omgedraaid: vol bewondering kijkt de meester naar de leerling. Dius zaagt, schuurt en polijst een werktafel van 'vogelogenesdoornwortel' waaraan Anton in stilte kan denken en schrijven.
Ze gaan helemaal in elkaar op, juist omdat ze elkaars tegenpolen zijn. Wat de een niet heeft, heeft de ander. Anton bezit de gave om de dingen te analyseren en benoemen, terwijl Dius de woorden mist en juist vertrouwt op zijn gevoel en intuïtie. 'Hij had me teruggebracht naar die ene, krachtige bron van creativiteit: de open, gevoelige argeloosheid, de naïviteit die nodig is om te kunnen dromen van perfectie en perspectief. Hij had me bevrijd van mijn eigen pedanterie, van mijn theoretische zekerheden wat kunst en creativiteit betreft, maar ook van de kleinburgerlijke beknelling waarin ik had geleefd.'
In Anton woedt het innerlijke conflict tussen logos en eros, tussen intellect en zinnelijkheid, tussen lezen en leven dat in iedereen wel moet woeden - in elk geval in deze lezer. Ook in Dius' borst huizen twee zielen. Zijn naam echoot zowel het goddelijke, 'deus', als het duivelse, 'diabolus'. En dan is Dius ook nog eens kort voor Egidius, de naam die eeuwig is verbonden aan het middeleeuwse klaaglied voor een dode vriend. 'Egidius waer bestu bleven/ Mi lanct na di gheselle mijn.'
Dius is een melancholiek boek. Het gaat over wat we zijn kwijtgeraakt, over de wonden die de tijd heeft geslagen. Over het verlangen naar wezenlijke verbinding met een ander. Over het verlangen naar zuiverheid en ongereptheid. Over het verlangen naar een tijd dat kunst nog geen hol concept was, maar een ambacht van betekenis. Niet voor niets leeft Hertmans zich uit in exuberante beschrijvingen van uitgestrekte Vlaamse polders onder gestolde wolken en van betoverende schilderijen als het portret dat Vittore Carpaccio in de Renaissance maakte van een jonge, androgyne ridder, ragfijn en geheimzinnig, krachtig en kwetsbaar.
Na de coup de foudre tussen de vrienden volgt de breuk. Anton voelt zich verraden nadat Dius zijn maîtresse bij het gildehuis heeft weggestuurd. Wat heeft Dius bezield? Een vlaag van jaloezie of boze opzet? 'Het was alsof het verraad van een vriendschap mij veel dieper en pijnlijker trof dan dat van de liefde; daarvan weten we dat ze ons verblindt, dat we door onze erotische zucht worden meegesleept, dat we iets najagen wat deels op illusie en zelfverblinding drijft. Maar van vriendschap, en al helemaal van een vriendschap gestoeld op het delen van schoonheid en vrijheid, lijken we te geloven dat ze helder is, niet vertroebeld door passies en begeerte.'
Hertmans laat je voelen dat vriendschapsverdriet diepere wonden kan slaan dan liefdesverdriet. Dius vertrekt naar Italië. Anton leeft als een kluizenaar in een landhuis in de Vlaamse polder, waar hij eenzaam de ouderdom afwacht. Zullen de vrienden elkaar ooit nog terugzien? Die vraag stuwde me voort naar het einde. Ik kon Dius niet wegleggen, de geur van ateliers, terpentijn, hout en oude huizen opsnuivend, huiverend van de klamme kou en natte nevel over stramme akkers, me lavend aan het ontroerende en noodlottige portret van de vriendschap tussen een schrijver en een schilder, een denker en een doener die aan hun tijd willen ontsnappen.
De Bezige Bij; 320 pagina's; € 24,99.
(jm)
ob/kt/08 o
****
In 'Dius', de nieuwe roman van Stefan Hertmans, zit een passage - of nee: een scène, want hier wordt het boek een film - waarin het bloed tot in de schoot van de lezer schiet. Anton, een docent kunsttheorie, heeft net een hert aangereden, en zit gekneld in zijn auto. Het dier voelt de dood het lijf binnentrekken, de mens blijft leven: het gewei is nét geen harpoen geweest. Het staat allemaal opgeschreven in zinnen die angstig van de bladzijden dansen, in taal die beklemming verspreidt. Er zijn twee mogelijkheden: óf Hertmans heeft, in de zeldzame dronkenschap waar elke schrijver naar taalt, de scène in één gulle geut door de schenktuit gejaagd, óf hij is ze wekenlang, tongpunt tussen de lippen, met staalwol aan het schuren geweest. Ik heb geen idee, maar ik weet wel dat ze weergaloos is.
Op dat moment in het boek heeft de lezer het eigen hoofd al verlaten, en dat van Anton betrokken. Het is prettig paradoxaal hoe Hertmans een figuur opdient die aan de randen woont, vaker niet dan wel deelneemt, en de grootsheid en het verlangen in het eigen hoofd niet vertaald krijgt naar het concrete, werkelijke leven, en tóch zo begeesterend is. Het is makkelijk houden van Anton, en nog makkelijker is het om de vlam te voelen voor Dius, zijn vriend.
De twee - aanvankelijk docent en student - vinden elkaar in hun liefde voor het majesteitelijke van kunst en natuur, maar meer nog in de verschillen die hun relatie van bij het begin fel oplichtend pigment geven. Dius is anders: doortastend, tomeloos, een kunstenaar en meubelmaker die zijn handen met zijn materiaal laat versmelten. Anton beredeneert de dingen, Dius neemt ze vast.
Het lijkt erop dat de docent van de leerling mag jatten: Anton loopt almaar minder met de pasjes van de benepen burgerman, laat een zekere flair toe in zijn gedachten, lijkt klaar om meer vogel dan log landdier te worden. Maar de vriendschap blijft geen idylle - in elke ontmoeting zit het verraad voorgeprogrammeerd. Dius verhuist uiteindelijk naar Italië, de liefde achterna, en Anton blijft alleen achter, treurend om een vrouw - en om die gepauzeerde vriendschap.
TAAI ZOETHOUT
'Was niet dát juist de kern van de euforie: dat we ontsnapt leken te zijn aan onze eigen tijd?' Hertmans plaatst zijn protagonisten in een decor dat hen beschermt tegen het ruwe geroezemoes van de grote wereld: een oud gildehuis, afgelegen en omringd door de woordeloze melancholie van de West-Vlaamse polders, die 'leeggelopen zee'. Het geeft de schrijver de kans om in precieze, zorgzame beschrijvingen de natuur van laudatio's te voorzien, en in één klap ook het verdwijnen van het platteland - het wordt 'een eindeloze voorstad zonder ziel' - te betreuren. Laat ons een bloem en wat gras dat nog groen is, de Stefan Hertmans-remix. Hij is de man die weleens met de handen in de grond woelt, die de lucht opsnuift, het dure parfum van de populier kent. Zelfs na het drama met het hert laat de schrijver zo'n observatie inbreken: 'Ergens moest een linde in volle bloei staan, de verrukkelijke geur mengde zich door de stank van de dood.'
'Ik kan alleen nog in schilderijen denken,' zegt Anton ergens. Hertmans was zelf jarenlang docent, en is dat in zijn boeken gebleven. Hij wil iets aanreiken - kennis, oog voor techniek - maar voorbij de kunstgeschiedenis ook wijzen op de ontroering en vervoering, op de ontregeling, op het schokkende effect dat een doek of een boek op een zoekende ziel kan hebben. Dat leidt tot velerlei beschouwingen over kunstenaars en hun werken, bepaald niet ascetisch over het blad gemorst. Het werkt: je krijgt zin om naar Lugano te reizen, naar Madrid, naar Napels, om al die kunst in te drinken.
Verdraagt schoonheid haar beschrijving? Die vraag is een slag- en goudader in 'Dius'. Anton laat - in zijn lessen, in zijn gesprekken met Dius, in zijn vliedende gedachtestroom - beschouwingen en interpretaties over elkaar heen buitelen, maar lijkt tegelijkertijd gevangen te zitten in schroom: kun je met woorden wel bij het sublieme? Is de taal toereikend genoeg om de grootsheid te vatten van een kunstwerk, een vriendschap, een verdriet? Neen, denkt Anton. Ja, corrigeert Stefan Hertmans - door 'Dius' te schrijven, een prachtig werk.
'Melancholie is een zaak van details die men niet kan vergeten maar ook niet kan ontcijferen, en die door hun onverklaarbare hardnekkigheid stomweg veelzeggend lijken,' noteert Hertmans ergens. Zo heeft hij er wel meer achtergelaten in 'Dius': zinnen om op te kauwen als op taai zoethout, buiten, het dure parfum van de populier in je neus.
Marnix Verplancke
ob/kt/16 o
****
Vriendschappen tekenen mensen in positieve, maar soms ook in negatieve zin, toont Stefan Hertmans in Dius.
Je kunt veel redenen verzinnen waarom twee mensen vrienden worden, aldus de Franse renaissanceschrijver Michel de Montaigne, maar een sluitende verklaring zul je nooit vinden. Het is eerder iets als ‘omdat hij het was en omdat ik het was’. Dat is hoe kunstdocent Anton zijn vriendschap ervaart met de tien jaar jongere student Dius. Die is komen aandraven met het voorstel om zijn proefschrift af te werken in een schildersatelier in de polders waar Anton soms verblijft. Anton gaat daar grif op in, waarna zijn lot in de handen van Dius komt te liggen en omgekeerd.
In Dius beschrijft Stefan Hertmans de decennialange vriendschap tussen deze twee mannen, hoe ze soms uit elkaar drijven door de liefde voor een vrouw, maar hoe ze elkaar uiteindelijk toch altijd weer terugvinden. Wat hen bindt, is vooral de kunst. Kunst waarachter je je kunt verstoppen om het echte leven niet onder ogen te hoeven zien, zoals Antons collega en geliefde Lys het zegt. En dus lezen we prachtige passages over beeldhouwwerken en schilderijen en boeken, en over de muziek van onder meer Thomas Tallis, Igor Stravinsky en Erich Wolfgang Korngold. Wat kunst onderscheidt van wetenschap is dat zij geen antwoorden zoekt op nieuwe, maar op steeds dezelfde vragen, en iedere tijd geeft zijn eigen antwoorden, leert Dius . Het leidt tot een paar grandioos grappige pagina’s over ‘het rizoom’, een botanisch-filosofisch concept van de Franse denker Gilles Deleuze dat tijdens de jaren zeventig razend populair was. Ideeën zijn als ondergrondse wortelstokken, aldus Deleuze, die zo nu en dan op niet te voorziene plaatsen de kop opsteken. ‘Alles was rizoom’, kijkt Anton later terug op die tijd.Maar niet alleen rizoom. Uiteindelijk is alles ook litteken. Dius hield ooit een schriftje bij met als titel Papavers achter het huis , waarin hij de lichamelijke littekens beschreef die hij tijdens zijn jonge jaren had opgelopen. ‘Het litteken is een ereteken van doorstane pijn, verdichting van materie door een wonde’, leest Anton als hij het decennia later doorbladert en zich realiseert dat littekens ook psychisch en emotioneel kunnen zijn.Goed schrijven, merk je bij het lezen van Dius , is een kwestie van discipline, ritme en elegantie, van een tekst op papier zetten die golft maar nooit kabbelt en die je nieuwsgierig maakt naar de auteur achter die tekst. Daar speelt Hertmans vernuftig op in. Zo laat hij Lys op een bepaald moment terugkeren naar haar ouders in Merelbeke. Dat is een knipoog naar een vroege roman van Hertmans, waardoor je merkt dat Antons intellectuele en professionele groei gelijkloopt met die van de schrijver. Wanneer Anton de handen van Dius fotografeert en daarbij bedenkt dat dit de handen zijn van een man die aan zijn eigen tijd maar niet aan zijn eigen leven ontsnapte, zou hij het dus net zo goed over de handen van Hertmans kunnen hebben. ○
Bookarang
Een literaire roman over een bijzondere vriendschap tussen twee mannen, en het levensverhaal van een eigenzinnige kunstenaar. Als kunststudent Dius bij zijn docent Anton zijn onvoorwaardelijke vriendschap aanbiedt, verandert er veel in hun levens. Ze delen het verlangen om in een andere tijd te leven, een verlangen dat gestoeld is op een waardering voor sublieme schilderkunst, vergankelijke schoonheid en de open ruimte van de polders. Ondanks de littekens die het leven hen toebrengt, zal een van hen uiteindelijk, postuum, wereldberoemd worden. In fijnzinnige en talige stijl geschreven. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep. Stefan Hertmans (Gent, 1951) is een Belgische schrijver, dichter en essayist. Hij schreef vele boeken. Zijn werk wordt in verschillende landen uitgegeven en won meerdere prestigieuze literaire prijzen, zoals de AKO Literatuurprijs, de Constantijn Huygens-prijs en de Multatuliprijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.