De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERH |
Bart Vervaeck
1/ei/14 m
Een bordeel is niet de betrouwbaarste plek op aarde, al heb ik dat alleen van horen zeggen. Het zou een valkuil zijn, waar dromen illusies blijken en waar de extase gekortwiekt wordt door de commercie. Tongkat, het verhalenbordeel van Verhelst, gaat inderdaad over illusies en kortwieken, en als lezer of bezoeker val je in een donkere put zonder bodem. Na acht hoofdstukken en een epiloog heb je dankzij de zeven ikvertellers eindeloos veel verhalen gehoord over de onophoudelijke metamorfose. Tegen de achtergrond van een revolutie die geen gruwel uit de weg gaat, zie je hoe idealen omslaan in terreur, dromen in angsten. Liefde verkeert in geweld, opstijgen wordt neerstorten, opstand onderdrukking. Op een abstract niveau zou je kunnen zeggen dat alle verhalen laten zien hoezeer de extase door de maatschappij gerecupereerd wordt, wat van die maatschappij geen tamme orde maakt maar integendeel een chaotische strijd. De roes en het verlangen naar het sublieme vormen niet zozeer een bedreiging voor die strijd als wel een ideale voedingsbodem.
Zo'n abstracte voorstelling past echter niet bij de stijl van Tongkat, die, zoals steeds bij Verhelst, erg lijfelijk is en vol zintuiglijke beeldspraak zit. Wie het eerdere werk een beetje kent, zal alle vertrouwde beelden herkennen: de schaar en het mes (en daarmee verbonden de castratie en de onthoofding), de stier en de matador (die via allerhande woordspelletjes verbonden wordt met de liefde van 'amor', de tijd van 'ora' en de dood van 'à mort'), het mes en het harnas, de spiegel en de scherf. Het zijn er te veel om op te noemen en zo'n opsomming geeft helaas geen idee van de bijna ziekelijke contaminatie: het ene beeld wordt onvermijdelijk besmet door het andere en op het einde verwijst alles naar alles. De aardbei is daar een goed voorbeeld van: ze staat voor het hart, maar ook voor de traan, de kus, de tong, de granaat en nog zoveel meer.
De verhalen vormen de bruggetjes tussen al die beelden, ze vertellen hoe een aardbei een granaat kan worden, een hand een mes, een bloem een knal. In die zin zijn het beeldverhalen over gedaanteveranderingen, en daardoor lijken ze op mythes en sprookjes. Met die genres delen ze trouwens ook de voorkeur voor het direct aansprekende en het extreme, zowel in de gruwel als in de tederheid. Er wordt veel gemoord en verkracht in deze roman, en dat wordt in een laconieke, niets verhullende stijl beschreven. Maar evengoed wordt er hier veel gekust, te veel naar mijn zin, zeker als dat beschreven wordt in een geëxalteerde stijl die vlak naast de kitsch ligt. Maar ik moet mijn gêne relativeren, want ze wordt door de tekst bewust uitgelokt én bespot. Verhelst zinspeelt op de reactie van de lezer als hij Juan, een van de vertellers, laat zeggen: "Toen voelde ik het bij mezelf opkomen, dat gevoel van schaamte bij het aanschouwen van zo veel ongeremd gevoel."
Bovendien zijn de langgerekte beschrijvingen van de al even langgerekte kussen wel degelijk functioneel. De kus van de titelfiguur, een meisje dat een massamoord overleeft, maakt de metamorfose mogelijk die de fundamentele logica van de roman vormt. "Wie ooit door een tongkat werd gekust, wordt er zelf een," zegt de vondeling die het laatste hoofdstuk vertelt. De liefde zorgt voor de extase die het ik omzet in de ander. Vandaar dat de extatische beschrijvingen best gepast zijn. En, voor wie veel van aardbeien houdt, misschien ook best verteerbaar: "Het was geen kus, het was een bloedrode vrucht die tussen hun lippen begon te zwellen. Geaderde kussen die op de grond druppelden en daar begonnen te leven. Vrucht na vrucht. En ze bleven op elkaar in zoenen, zij met gestrekte hals, hij met gesloten ogen. De kussen als aardbeien, als kloppende hartjes om hen heen."
Het ongeremde gevoel is slechts één pijler van de eindeloze metamorfose. De tweede is het ongefilterde geweld. De beul vereenzelvigt zich met zijn slachtoffer, en omgekeerd. Ook zij treden buiten zichzelf en worden een ander. Dat neemt in deze verhalen merkwaardige proporties aan. Zo wordt herhaaldelijk beschreven hoe een belager zijn hand door de keel van zijn slachtoffer steekt en dat slachtoffer dan uit zijn vel trekt. De moord is even intiem en extatisch als de kus. Een ander voorbeeld van de machthebber die zich identificeert met zijn vijand, wordt geleverd door de koning, die tijdens de revolutie oplost in tientallen dubbelgangers en die in een van die gedaanten zijn eigen kasteel bestormt.
Als extatische bronnen van metamorfose, zijn liefde en geweld spiegels van elkaar. Uiteindelijk blijft niets in deze verhalen strikt gescheiden. Wat eerst een tegenstelling lijkt, blijkt achteraf een spiegelbeeld. Dat geldt zeker voor de twee ruimten die centraal staan in het verhaal. Enerzijds is er de bovenwereld, de ruimte van de koning. Hier heersen het licht en de kou. Anderzijds is er de onderwereld, de ruimte van de revolutionairen, waar de duisternis en het vuur heersen. Het heilige vuur van de passie, de strijd, de idealen. Als dat vuur het paleis verteert, begint de bovenwereld te dooien en lossen alle tegenstellingen op in een stortvloed en een modderbrij. De bevrijders installeren een nieuwe terreur, de zoveelste reïncarnatie van de Franse Revolutie eet haar eigen kinderen op.
Kinderen zijn belangrijke figuren in deze alles behalve kinderlijke verhalen. Ze hebben iets behouden van de onschuld, maar ze zijn tegelijkertijd ongeremd wreed. De meeste ikvertellers zijn jong, bijna kinderlijk, en net daarom kunnen ze door de revolutionaire beweging gebruikt worden. Hun enthousiasme en naïviteit maken van hen een dodelijk wapen. Ze zijn bereid als wandelende bommen te functioneren, of als kankercellen. De wereld wordt, zoals gewoonlijk bij Verhelst, beschreven als een lichaam, dus hoeft het niet te verwonderen dat de krachten die die wereld willen ondermijnen beschreven worden als een virus of een kanker.
Die kanker neemt de vorm aan van een vijfpuntige ster, het pentagram dat Verhelst eerder al als de basis van zijn teksten aanwees. Hier gaat het om astrocytomen: "De punten van de ster breken af en vermenigvuldigen zich, ster na ster, tot een web van sterren in het hoofd gesponnen is. Tot het hoofd zelf te klein geworden is." Dat is exact wat in Tongkat gebeurt: de ster zaait zich over de hele tekst, ze krijgt voortdurend nieuwe connotaties en wordt een woekerend gezwel van oncontroleerbare betekenissen. De vijf punten in stervorm duiken onder meer op in de afdruk van een vampierenbeet, de vijf mesvingers van de titaan (de vader van Prometheus die het dorp van de tongkat uitmoordt), het dode lichaam van de koning ("Armen en benen gespreid, zijn hoofd in een onmogelijke knik. Een ster van dood vlees"), het logo van de revolutionairen, en "à mort", de "vijf letters in de vorm van een ster."
Zo woekeren de talloze symbolen in deze roman, tot je als lezer inderdaad een web van sterren in je hoofd gesponnen ziet. Je moet blijkbaar dezelfde extase voelen als de personages, vandaar dat de verteller zijn lezer voortdurend beveelt om zelf het verhaal mee te verzinnen. Talloos zijn constructies als: "Denk aan vrieskou. Denk nu aan warmte." En tegelijkertijd spreekt uit alle vertelsels een minachting voor de logica die de lezer van een verhaal zou kunnen verwachten. Verhelst doet geen enkele moeite om de transformaties geloofwaardig te maken. Katten hebben negen levens, dus katachtige jongens ook. Een dode kan best weer tot leven gewekt worden. Een jongen kan een meisje worden. Alles kan. En wie dat niet gelooft, kan de boom in. Of de grond op. "De grond gist van de lichamen. Gelooft u mij niet? Ga nu de tuin in. Leg een oor op het gras. Hoort u ons?"
De lezer die zich afvraagt hoe dat allemaal mogelijk is, krijgt onveranderlijk als antwoord: "Het is mogelijk." Logische antwoorden horen niet thuis in deze wereld van de droom die met een kleine letteromzetting een moord wordt. Alles hangt aan elkaar zoals dat gaat met beelden in een droom. De logica van dit verhaal is even onontkoombaar als onwaarschijnlijk. Wie meer wil, moet het zelf maar uitzoeken: "Welk lichaam ik nu heb? Kies maar." En toch zorgt de woekering van beelden voor een coherentie die deze roman redt van het volstrekt gratuite 'alles moet kunnen'. Het is een woekering met een dwingende en bijna moordende systematiek, het systeem van een virus dat zichzelf voortdurend transformeert.
Zoals alles in deze roman zijn tegendeel oproept, zo zit je ook als lezer met tegenstrijdige oordelen. Ik heb bewondering voor het veelzijdige vertelstandpunt, de vaak schitterende beelden, de laconieke verteltoon, de eindeloos rijke inhoud (waarvan ik hier slechts een heel miniem fragmentje heb getoond) en de scherpe maar nooit uitgesproken socio- en psychoanalyse. Vraagtekens plaats ik bij de nogal makkelijke transformaties en bij de exaltatie die de lezer niet altijd exalteert. Bij een boek dat veeleer een vraag dan een antwoord wil zijn, veeleer een uitdaging dan een aangenaam tijdverdrijf, zijn zulke vraagtekens echter onvermijdelijk. Minder dan intrigerend is deze roman nooit. Het is een boek dat je nauwelijks toelaat een duidelijk oordeel te vormen omdat het steeds het omgekeerde aandraagt van wat je gedacht of besloten had. Dat maakt van Tongkat een van de interessantste Vlaamse romans van de laatste jaren en een van die boeken die de onmogelijke opdracht van de recensent tonen. Je moet het gelezen hebben, al bestaat hierbij het gevaar dat je je daarmee een ongeneeslijk virus op de hals haalt, een manie die je dwingt het werk van Verhelst niet alleen te lezen, maar zelf mee te verzinnen. Dat risico bevestigt het laatste motto van de roman, "want met het gevaar komt de mogelijkheid tot scheppen nabij."
il/pr/14 a
Tongkat. Een Verhalenbordeel van Peter Verhelst is het krankzinnigste, meest suïcidale boek dat de laatste jaren in België, en misschien wel waar dan ook in dit interplanetaire stelsel is verschenen. De vraag is echter: Waar gaat Tongkat eigenlijk over? Het eenvoudigste antwoord is: over Niets. Een nog eenvoudiger antwoord is: over Niets en Alles. Veel recensenten hebben het boek -- uit angst voor Tongkat , maar vooral voor hun eigen domheid -- de literaire hemel in geschreven. Hans Goedkoop dacht lang na over Tongkat en componeerde in Vrij Nederland het requiem voor alle toekomstige boekrecensies: ,,Met Tongkat heeft Verhelst een boek geschreven dat zich gedraagt als de perfecte zelfmoordenaar, de man die niets onafgemaakt laat. (...) Hij zal nietéé n spoor achterlaten, enkel en alleen het wonder van een onbegrijpelijke leegte. Dat is wat Tongkat in je hoofd ten slotte wordt: een onbegrijpelijke, want intense, tot in het waanzinnige geconcentreerde leegte. Een zwarte zon, een witte vlek. Een uitgewiste tekst. Het is niet te beoordelen naar de gangbare maatstaven van goed en slecht en mooi en lelijk. Het is. Dat wil zeggen, het is niets. Maar God, wat is dat veel.''
De jury die het boek bekroonde met de Gouden Uil-Literatuurprijs voor het beste Nederlandstalige boek van 1999 meende dat de vraag ,,Waar gaat het boek over?'' volstrekt irrelevant is. Een briljante vondst. In haar vlucht naar voren beschreef de jury het boek als een ,,aards, hemels en hels vuurwerk, zo zinnelijk dat je het proeft'', een vuurwerk dat ,,ondanks zijn vormelijke strakheid danst als geen ander''. De lont van deze hype rond Tongkat was al aangestoken door een jongerenjury van Vlaamse en Nederlandse scholieren die het boek de Jonge Gouden Uil hadden toegekend. Het hoogtepunt rond Tongkat is daarmee nog niet bereikt. Want deze cascade van mystiek en mythe -- de waanzin zo ver voorbij dat zij onherkenbaar wordt -- is ook genomineerd voor de Libris-prijs.
De massale schuwheid tegenover het verschijnsel Tongkat is niet meer dan een reflectie van de angstgevoelens die Peter Verhelst in zijn boek projecteert: ,,Daar waren ze. Schaduwen, geknipt uit een duisternis die je al zo lang diep in jezelf verborgen had gehouden. Je stank waarin je een duik nam. En die schaduwen die daar neerhurken als je voorbijliep, jij, op sleeptouw genomen door die stem die de koning opnieuw tot leven probeerde te roepen, die schaduwen herkende je. Ze hadden de vorm van je angsten. Je had ze zelf uit je bloedeigen nacht geknipt. Met een gekartelde schaar. En daar zaten ze nu, gehurkt, met afgebeten haar en scherpe tanden, te hijgen.'' Was Peter Verhelst een auteur die zin gaf aan symbolen en metaforen, of ze juist daarvan ontdeed? Een schrijver die betekenissen aan de werkelijkheid ontrooft tot ze er ontzield bij ligt?
Peter Verhelst zelf verbaast zich over de verbazing. Tegen Humo zei hij mei vorig jaar: ,,Tongkat is een boek over België. Ik heb bijvoorbeeld gewerkt met verwijzingen naar het koningshuis en naar Michael Jackson, want telkens als ik prins Filip op tv zie, moet ik aan Michael Jackson denken, en andersom. Volgens mij hebben de plastische chirurgen die zich met de buitenkant van Michael Jackson beziggehouden hebben, in de binnenkant van de kop van prins Filip huisgehouden. Ze lijken allebei ook altijd recht onder een zuurstoftent vandaan te komen, ik word telkens weer gegrepen door hun wereldvreemdheid en hun totale naïviteit.'' Uit Tongkat : ,,Blijkbaar werd de prins klaargestoomd voor de troon, want de officier was nog niet vertrokken of de koninklijke ceremoniemeester kwam er al aan. (...) 'Zo monseigneur', zei de ceremoniemeester en hij ging onverstoorbaar door met zijn lessen. 'Laten we het even hebben over de ontvangstbegroeting van bevriende staatshoofden.' De prins kwam overeind en boog als een houten pop. (...) Tijdens een repetitie -- de prins stond op een denkbeeldig balkon een denkbeeldige massa toe te wuiven -- zag ik Gudrun. Ook zij had een uniform aan. Door de drukte had ze handen te kort. Vooral de hofdames hadden last van hyperventilatie, ondanks de waaiers in beide handen. Terwijl Gudrun zich over de dames ontfermde -- ze deelde grotere waaiers en placebo's uit -- en de prins wuifde alsof hij een zwerm vliegen verjoeg, terwijl de ceremoniemeester zwetend glimlachte, keek Gudrun me even aan. Lang genoeg om haar lippen goedkeurend te tuiten.''
Is dit de Peter Verhelst die zich zeven jaar geleden in De Standaard Magazine liet portretteren in de rubriek Biotoop? De man achter dichtbundels als Obsidiaan, Otto, Angel, Witte Bloemen en Master ? Vermoedelijk niet, al zei hij toen: ,,Schrijven is anarchistisch. Daarmee doorbreek ik mijn burgerlijke omhulsel.'' De hype rond Peter Verhelst is onontkoombaar, zijn verzuchting in Tongkat nog slechts een retorische noodkreet: ,,Vergeet mijn woorden. Nu. Onmiddellijk. Ik wil door niemand herinnerd worden. Zelfs niet door mezelf.''
ru/eb/10 f
In zijn bespreking van Tongkat van Peter Verhelst merkte Jeroen Overstijns (in SdL) op dat zo'n experiment automatisch cultureel correct wordt bevonden. Hij had het over ,,de eeuwige ja-knikkende commentaar [...] die zich dikwijls te gemakkelijk door een zekere ondoorgrondelijkheid en duidelijk aanwijsbare motieven en beelden laat inpakken.'' Wat is daar in dit geval van aan? Heel wat recensenten wijzen inderdaad op de overvloed aan symbolen en mythes die het werk van Verhelst, en ook Tongkat typeert.
Maar die overdaad wordt niet per se beschouwd als een argument voor de literaire kwaliteiten ervan. ,,Niet voor lezers zonder negen levens,'' merkt Sander van Vlerken op (in Eindhovens Dagblad ). Volgens Karel Segers (in Belang van Limburg ) maakt die overdaad Verhelsts proza ,,tegelijk zo aantrekkelijk en afstotelijk''. Tom van de Voorde verwijt Verhelst (in Tijd Cultuur ) effectbejag en woordenmelkerij: ,,Zoals er in bordelen met lichamen wordt omgesprongen, zo gaat Verhelst met zijn taal om.'' Hij zit nog altijd te wachten op het boek dat het talent van Verhelst - meer dan tien jaar geleden bestempeld als de schrijver die het literaire gezicht van de jaren negentig zou bepalen - bevestigt. Yves van Durme ( Radio 3 ) voelde zich tijdens het lezen ,,te veel puzzelaar van intelligente woordraadsels''.
Ook Bart Vervaeck zag (in De Morgen ) symbolen woekeren ,,tot je als lezer een web van sterren in je hoofd gesponnen ziet.'' Maar hij bedoelde dat niet negatief: ,,Minder dan intrigerend is deze roman nooit. [...] een van de interessantste Vlaamse romans van de laatste jaren.'' Ook Overstijns laat zich - ondanks zijn kanttekening over culturele correctheid - positief uit: ,,Ik heb Tongkat zeker met bewondering gelezen wegens het technische vernuft en de durf die uit de complexiteit spreekt, maar niet met een uitzinnig gevoel van betrokkenheid.''
,,Lichamelijk'' en ,,poëtisch'' zijn twee veelvuldig aangehaalde karakteristieken van Verhelsts proza. Paul Demets (in Knack ): ,,Er bestaat geen andere schrijver in dit taalgebied die de letters zo'n vleselijk karakter kan geven, die de verhalen van het papier rechtstreeks de verbeelding van de lezer kan laten inwandelen, als was het een dame die je door haar verschijning zonder mededogen voor zich inneemt.'' Hans Goedkoop ervaart zelfs een onmiddellijke weerslag van die zintuiglijkheid op de eigen wereld: ,,Daar is iets merkwaardigs mee gebeurd. De vloer lijkt wel te ademen, achter de muren pompt heel zacht een hart. De wereld lijkt een lichaam en jijzelf een zintuig, tot in het oneindige verscherpt.'' Ook Bart Vanegeren (in Humo ) geraakt bijna in trance: ,,de ommegang door Verhelsts universum [blijft] meeslepend en verontrustend. En verslavend.''
Maar waarover gaat dit fascinerende boek volgens de verzamelde kritiek? Over niets. Over de leegte. Goedkoop bleef na lectuur achter met ,,een soort woordeloze, suizelende leegte die nog het meest doet denken aan het ruisen dat je in je eigen bloedbaan hoort als je je oren dichthoudt.'' Ook voor Demets ,,lost Tongkat op in een schitterend, weerkaatsend Niets.'' Overstijns treedt hen bij met ,,De ruis vormt zelfs de kern van het verhaal''.
Verhelsts ongebreidelde verbeelding kan bij de meeste critici op respect en bewondering rekenen. Vervaeck stelt simpelweg: ,,Alles kan. En wie dat niet gelooft, kan de boom in.''
Paul Demets
te/ep/01 s
VOORUITGANGSIDEAAL
BOEKEN
Wie een boek een verhalenbordeel noemt, verleent er de overmoed van het pleonasme aan. Want waar worden er grotere illusies verkocht dan achter de gesloten gordijntjes met de gekleurde tl-lamp voor het raam en aan de kassa van de plaatselijke boekhandelaar? Bij Peter Verhelst vloeien lichamelijkheid en literatuur wel heel letterlijk in elkaar: er bestaat geen andere schrijver in dit taalgebied die de letters zo'n vleselijk karakter kan geven, die de verhalen van het papier rechtstreeks de verbeelding van de lezer kan laten inwandelen, als was het een dame die je door haar verschijning zonder mededogen voor zich inneemt.
Tongkat laat je nog minder dan zijn vorige roman, De kleurenvanger (1996), toch ook niet mis als sprookjesachtige verschijning, op verhaal komen. Want Tongkat is een boek over Alles ("een wereldbrand") en Niets. Een bloedvlek en een zeepbel. Onder de heldere verhaallijnen die voor samenhang zorgen, heerst de chaos van parallellen, paradoxen en ongerijmdheden. Het zorgt ervoor dat je nooit helemaal greep krijgt op de roman.
Verhelst is een Prometheus die een godje blijft in zijn zelfgeschapen universum en toch het vuur naar de lezer brengt, omdat hij zijn eigen verhaal moet maken. Verhelst schept zijn eigen mythen, waarbij hij van de bekende overlevering van de Grieken vertrekt.
De kleurenvanger was een sprookjesachtige herschrijving van Zeus en Europa. En in het eerste verhaal van Tongkat staat: "De mythen van de oude Grieken staan in je genen geschreven." Een roman die bestaat uit verhalen? Bij Verhelst kan dat, want via verschillende personages in de diverse verhalen krijg je op een gemoduleerde manier ongeveer hetzelfde te horen. En toch lees je ook een wereld van kleine verschillen. Zijn teksten zijn verhaaltechnisch onzuiver, maar ook rasonzuiver, want er sluipt duidelijk poëzie door zijn proza en zijn theaterteksten. Neem het begin van het eerste verhaal, Aardbeienmond, in Tongkat: "Dat jaar was de ijzige kou een slang die beet naar je hielpezen of naar je neerhangende handen, om zich daaraan op te trekken. Opklimmend langs je ruggenwervels. Kronkelend rond je hals. Tussen je lippen door." Het onbestemde land dat Verhelst hier beschrijft wordt geteisterd door een verschrikkelijke winter waarin zelfs het bloed in de aders bevriest. Het is een indringend beeld van de kaalslag
waardoor de lezer ingepakt wordt.
Pas in het tweede verhaal wordt hij uit zijn narcotische toestand gehaald omdat hij meer duidelijkheid krijgt, maar tegelijk wordt hij zo in een verleidelijk web ingesponnen. In het tweede hoofdstuk komen we namelijk terecht bij de titanenzoon Prometheus, "de jongen die het vuur achter zijn tanden bewaarde." Hij verlaat de wereld van zijn vader Japetos, die dood en vernieling heeft gezaaid. Hij komt terecht in een stad waar voortdurend gebouwd wordt, een beeld van het vooruitgangsideaal in de westerse wereld. Hij ontmoet er Ulrike, een meisje dat muziek maakt door met een strijkstok, gemaakt uit de haren van haar vermoorde
familieleden, net boven haar navel over haar buik te wrijven. Ulrike neemt Prometheus mee naar de plek waar de moord op haar gezin heeft plaatsgevonden. Ze vrijt er met Prometheus. Eros en Thanatos komen niet naast elkaar voor bij Verhelst, maar worden in elkaar verweven: liefde is een kwetsuur zodra ze reële gestalte krijgt. Ulrike stelt Prometheus voor aan kompanen als Andreas, Gudrun en Holger. De verwijzing naar de Baader Meinhof-groep is duidelijk, maar niet wezenlijk voor het verhaal. Aan de muur van het kraakpand hangen in elk geval aanwijzingen voor het maken van brandbommen. Om in hun levensonderhoud te voorzien, houden de groepsleden straatvoorstellingen en laten Prometheus als vuurspuwer optreden. Maar Prometheus wordt door de politie opgepakt en komt om in een als zelfmoord geënsceneerde moord. Prometheus' vuur is dus destructief én zelfdestructief. De utopie en het idealisme slaan om in hun tegendeel.
Tongkat kan je niet alleen lezen als een dystopische roman, maar ook als een aaneenschakeling van metamorfoses. Zo is Ulrike in een ander verhaal het Meisje met het Rode Haar dat door de koning gezocht wordt omdat zij warmte zou kunnen produceren. Ze kust de koning tot zijn lippen beginnen te bloeden. De druppels vallen op de grond en veranderen in aardbeien die op kloppende hartjes lijken. De gloed van de kussen is zo hevig dat de koning en het Meisje verdwijnen, wat een volksopstand ontketent. Het
Meisje is elders Tongkat, het enige meisje dat tijdens de opstand vecht tegen de bewakers van het paleis. Ze krijgt haar rode haar door het bloed van een soldaat die ze in zijn slaap verrast. Wanneer het Meisje dat verhaal verteld heeft, vraagt ze: "Gelooft u mij?"
Tongkat is in zijn geheel een roman over arbitrariteit en over simultaneïteit, omdat het ene niet alleen in het andere verandert, maar ook naast elkaar voorkomt. Tegenstellingen slaan om in spiegelbeelden.
Tongkat lokt je binnen en troont je mee, veracht de logica en lost op in een schitterend, weerkaatsend Niets.
Redactie
Dit is een bijzonder boek, een gedreven boek. Hallucinerend, mystiek en angstaanjagend. Het is surrealistisch en sprookjesachtig. Uit de resten van oude mythen, sagen, religies en moderne en historische gebeurtenissen bouwt de schrijver (1962) aan een eigen mythe met apocalyptische dimensies. In een meeslepende, toverachtige stijl wordt een samenleving verbeeld die ten onder gaat aan de gevolgen van de moord op Prometheus, de jongen-die-het-vuur-achter-zijn-tanden bewaarde. De warmte is vermoord, de kou treedt in. Er komt een ijstijd op, waarin al het bestaande fragmenteert in wezens die op zoek zijn naar warmte. Alle figuren hebben iets met elkaar te maken, zijn elkaars lot en noodlot. En de delen van de roman, elk vanuit een ander perspectief geschreven, worden bijeengehouden door dezelfde personages en hun ervaringen, door dezelfde oergebeurtenis, hetzelfde zoeken. De strijd tussen verval en vooruitgang, herkenbaar in elke cultuur, èn het geloof dat de mensen in hun zoeken naar warmte voor elkaar 'twee zachte spiegels van vlees' zijn, beheersen Verhelsts mythe. Hierin is het een vervolg op zijn vorige boek, 'De kleurenvanger'. Een adembenemend boek in een adembenemende stijl. Paperback; kleine druk. Bekroond met de Gouden Uil en de Bordewijkprijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.