De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2015 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : Kast 14 VERH |
Paul Demets
ua/an/27 j
Zie ons op de daken
boven het rimpelloze water - de weerspiegelingen
maken ons duizelig en gelukkig
dat het wolkje voor ons gezicht te beven hangt,
zo graag hadden we gehad
dat het de vorm aannam van een zich
opkrullend kind dat almaar bleker stilletjes
zijn koorts in ons uitslaapt, zijn droom in ons
uithuilt. We verstijven als kaarsvet op de daken,
een vlam
onbeheersbaar in onze keel
trillend.
Onder ons trekt het water de kranen weer in, trekt
modder de grond in, blootgelegde dieren en auto's
en verokerd speelgoed en de wereld vol plantengroei
die we niet herkennen,
Terwijl we op de toppen van de tenen,
met geheven armen, bijna loskomen, bijna
Kunnen we ons aan het wolkje volzuigen - in de verte
komt iets oranjeroods opzetten.
Weldra zal die gloed op ons gezicht staan.
Peter Verhelst
Misschien gaat poëzie altijd wel over controleverlies. De dichter spreekt een zone in zichzelf aan waar hij niet precies de vinger op kan op leggen. Een gebied dat altijd in de schaduw blijft, ook bij de lezer. Het is een donkere plek die aantrekt.
Dat is de grote kracht van Stefan Hertmans' (°1951) poëzieweekgeschenk Neem en lees. De bundel begint met een sterk appel aan de lezer. Misschien had Hertmans daarbij voor ogen dat deze gedichten anderen dan de vaste poëzielezers zouden bereiken. Hij vraagt hen terecht om zich open te stellen. Dat zit ook in de titel van de bundel, die een verwijzing is naar Augustinus, die een kind hoort zingen naast het huis van zijn moeder. Hij denkt dat hij de woorden 'tolle, lege' hoort, 'neem en lees'.
Herinneringen staan centraal. Ze zijn de motor van de literatuur. Mnemosyne is niet toevallig de oermoeder van de muzen. Maar volgens sommige bronnen is het ook de naam van een rivier in Hades. Doden die van het water dronken, zouden hun leven niet vergeten.
Herinneringen worden ook in deze bundel met het bezweren van de vergankelijkheid verbonden. Ze zijn datgene wat we zo graag zouden willen bijhouden, maar wat ons altijd deels ontsnapt. Niets blijft, ook niet wat geschreven is: 'de helft van wat je maakt / is al opnieuw verdwenen'. Ook de liefde kun je niet bijhouden, niet vatten.
Stefan Hertmans verwijst in twee gedichten naar de tragiek die met de vluchtelingenstroom gepaard gaat. Zoals in het gedicht dat ik koos, lezen we beelden die in ons collectief geheugen gegrift staan, maar die hij een persoonlijke toets geeft. In de andere gedichten legt hij mooi de nadruk op particuliere herinneringen.
Altijd de liefde
Peter Verhelst (°1962) bezingt in Zing zing, net als in zijn vorige bundel Wij totale vlam (2014), de liefde in al haar lichamelijke, maar ook onvatbare hoeken. In het eerste gedicht al zien we die vermenging van beide niveaus. 'Hoe moet het verder met ons?', lezen we. Maar net zo goed: 'Hoe zou jij dat noemen, verlangen naar iets moois?/ Je schudt je hoofd. Naar iets wat er altijd zal zijn, fluister je,/ droom je weg, je pink streelt je mond en ergens// moeten nu verdrietige vormen ontstaan/ van glimlach, magnolia, halsbandparkiet.'
De gedichten in Zing zing hebben soms een bijna extatische toon, maar ze zijn tegelijk doordesemd van melancholie, zoals in het gedicht dat ik koos. Niet verwonderlijk dat die samengaan. Wie zo zinnelijk in de wereld staat als het ik van de dichter, kan niet anders dan doordesemd zijn van de broosheid van het geluk.
Maar het onzekere hoeft niet noodzakelijk duister en dreigend te zijn: 'Misschien moeten we eerst maar even,/ de armen om elkaar geslagen, over de rand kijken.// Uit de mist horen we - bij elke stap gooien ze/ witte kleren voor zich uit - horen we/ een doorzichtig koor op ons af komen.' Zoals de titel aankondigt, refereert Verhelst meerdere keren aan het zingen, maar hij vat dat metaforisch op: 'Je ademt diep in,/ met wenkbrauwen gefronst en lippen vaneen/ voor het ware zingen./ Alsof je eindeloos rook uitblaast. Alsof je gezicht/ van binnenuit verlicht, voorovergebogen,// elk met een hand op elkaars rug om de hartslag te voelen,/ terwijl het zwart wordt./ Heel lang geleden.' De dreiging van de vergankelijkheid is altijd dichtbij.
Verhelsts gedichten zijn als rituelen die langzaam, bedachtzaam voltrokken worden, midden in de natuur, met een voorkeur voor het onvatbare, zoals in het gedicht 'De dag dat we van de berg afdaalden': 'We namen in onze voetstappen plaats - die leistenen/ schoenen, kwarts, topaas, zirkoon./ We voelden vertrouwde kniepijn, raapten van de grond/ wat we tijdens het klimmen hadden achtergelaten/ of wat we ons niet langer herinnerden.// Bij de rivier brak het onzichtbare koor/ zich in de stroming telkens weer in scherven.' De dingen gaan aan het zingen, zoals Verhelst met de titel van de afdeling 'Zingende gebouwen' al aangeeft. Het ondefinieerbare krijgt stemmen in de afdelingen 'Gezangen van de onmogelijk onbeweeglijke', 'Gezangen van de nooit voorheen' en 'Gezangen van de onverrichterzake'.
De gedichten hebben een sterke muzikaliteit, maar niet doordat hij een opzichtig klanktapijt weeft of ze strak structureert. Het gaat eerder om een compositie met haperingen, openingen, aarzelingen. Dat zijn de plekken die de lezer naar hartenlust met zijn verbeelding kan invullen. Hij wordt opgenomen in de poëzie, omdat de wij-vorm niet alleen staat voor de ik-figuur en zijn geliefde. Het maakt dat deze gedichten een sterk verweer bieden tegen al het cynisme dat dit tijdsklimaat lijkt te beheersen.
Ethische poëzie
Is deze poëzie onbekommerd esthetisch? Helemaal niet. Alleen al door de betrokkenheid op de lezer en dus op de wereld heeft ze een belangrijke ethische kant. De poëzie van Peter Verhelst is een vrijplaats. Dat hij dit soort gedichten schrijft, zo kwetsbaar, getuigt van durf.
Peter Verhelst duwt met Zing zing de poorten van de perceptie weer wat verder open. Wat je te lezen krijgt, voert je mee, voorbij de ervaring.
Poëzieweek, van 28/1 tot 3/2, www.poëzieweek.com.
Stefan Hertmans, Neem en lees, Stichting CPNB, 13 p., vanaf Gedichtendag gratis bij aankoop van 12,50 euro poëzie.
Peter Verhelst, Zing ziing, Prometheus, 72 p., 15 euro.
PAUL DEMETS ■
Sarah Vankersschaever
ua/an/22 j
Twee dieren kunnen eindeloos om elkaar heen cirkelen. Ze doen dat met alle spieren gespannen en beide oren scherp. Ofwel vliegen ze elkaar in de haren, ofwel gaan ze paren, ofwel druipen ze af met de ogen op de rug en de staart tussen de benen.
Mensen doen dat ook. Hun pad kruist, cultuur wint het van natuur, violen worden gestemd en met genoeg tonaliteit is er de hoop op een uitvoering die de virtuositeit van Bach benadert. Noem het de ambitie van een aria die langer dan een leven nazindert, het 'verlangen in iets te verdwijnen wat er altijd zal zijn'.
Peter Verhelst geeft een man en een vrouw zes cycli de ruimte om datgene te laten gebeuren waarin mensen pas echt uitgedaagd worden om groots te zijn: in de omgekeerde beweging. Het van elkaar wegcirkelen om uiteindelijk aan zichzelf en de ander toe te geven geen vorm te vinden voor dat Ene Grote Lied.
Liefde, afdalend van grote hoogte en met de staart tussen de benen: met Zing Zing componeerde Peter Verhelst een overrompelende partituur uit iets wat de meesten als verloren adem beschouwen.
Basalt
Een man en een vrouw staan in de wind aan de rand van een vallei, 'twee hevig wapperende vlaggen. Alsof we iets ongerepts betreden wat er altijd zal zijn'. Ze zeggen weinig maar horen veel: het onzichtbare koor dat hen nadert als een geweten op kousenvoeten. Een zee die er niet is. 'Wat een prachtige, stille plek', wordt er gedacht.
Er klinkt geen lied, al zijn alle voorwaarden daar: een bundel lang vernoemt Verhelst wind, adem en mond. En even lijken de twee zelfs vorm te vinden: in de cyclus 'Gezangen van de nacht die uit ons' slagen de twee lichamen erin zich in elkaar vast te lepelen. 'Zet je schrap, vuisten op het tafelblad, om iemand zuchtend, vlekkerig als een tafelkleed, tegen je op te laten waaien, nog voor je het gezicht hebt kunnen zien/ zwijgen we ons almaar dieper ademend in elkaar vast.'
Maar hoezeer de man en de vrouw stilaan hun beweeglijkheid verliezen in de ongelukkige vorm die ze voor elkaar bedacht hebben, wordt duidelijk in de materialen die Peter Verhelst door de bundel weeft. IJs, basalt (vulkanisch stollingsgesteente), een kei uit klei: alles wat ooit vloeibaar was, hardt. '...ook jij was iets geworden waar we de naam nog niet van kenden. Ik had gewild dat je je nog één keer voor me zou ontwrichten, je armen achter je rug.' Maar liefde is maatwerk, geen pasvorm die zich laat ontwrichten.
Lili Dujourie
Zing Zing zal vertrouwd aanvoelen voor wie Verhelsts bejubelde bundel Wij totale vlam las. Ook daarin dicht hij over de existentiële reis van twee geliefden en hoe hun versmelting tot vernietiging leidt. Zelfs de beeldtaal van kunstenaar Johan Tahon sijpelt opnieuw binnen (in de cyclus 'Gezangen van de onverrichterzake'), samen met kunstenares Lili Dujourie in de cyclus 'Gezangen van de nooit voorheen zo'. Maar die beeldende intertekstualiteit werpt zich nooit op als een breuk. Verhelst kneedt de lakens en het rood - beeldtaal van Dujourie - tot ze in zijn wereld passen. Lees je de 42 gedichten na elkaar, dan valt je ondanks al die invloeden de consistentie van Zing Zing op.
Wie een te hoge mate van vertrouwdheid als stilstand ervaart, zal zich misschien storen aan de woorden, beelden en vragen die Wij totale vlam en Zing Zing delen. Toch zit de opbouw van de gedichten en de compositie van zes cycli met een slotgedicht nu een pak strakker. Dat zet ook de poëzie zelf op scherp: enerzijds overdondert Verhelst met de zuivere precisie waarmee hij taal en emotie op elkaar afstemt, anderzijds vangt hij nu en dan toch bot met zinnen als 'hun zwijgen, kilometers ver hoorbaar'. Het is als de badmintonner die het pluimpje negen keer precies over het net dropt, maar het een tiende keer de rand laat raken, waarbij het na een seconde twijfelen toch aan de verkeerde kant neerploft. Poëzie is evengoed millimeterwerk. Een halve millimeter ernaast en een zin valt verkeerd.
Trillen
De beelden en de muzikaliteit die Verhelst door de bundel verweeft, blijven desondanks verbluffend. Druppels als pizzicato, de rol van de adem, het beeld van de zingende vrouw op de bodem van het meer - Zing Zing werkt toe naar een slot dat al deze elementen inzichtelijk met elkaar verbindt. Een slot dat het cirkelen van twee dieren betekenis geeft, niet door het middelpunt te benoemen maar door het cirkelen zelf vorm te geven.
'Niet het zingen maar het trillen', dicht Verhelst in het voorlaatste gedicht. Het slot 'Instrumental (Erbarme dich)', verwijzend naar de Mattheüspassie van Bach, noopt in die zin tot nederigheid. De man en de vrouw worden toeschouwers van de aria die ze elk hadden willen brengen, in een lege zaal, met enkel een verdwaalde echo van 'dat zuchten achter de muur vandaan, (...) uit de sluipgangen naar die ene loge, wie we daar hadden willen zijn'.
Geen applaus, geen violen, geen stemmen, geen Lied.
'We hebben het gevoel dat alleen wat ontbreekt bestaat, maar misschien is het de wind maar.'
En uitademen.
PETER VERHELST
Zing Zing.
Prometheus, 72 blz., 15 €.
De auteur: won met zijn vorige bundel Wij totale vlam (2014) voor de tweede keer de Herman de Coninckprijs voor beste dichtbundel.
Het boek: een man en een vrouw zoeken hun adem voor wat een zwanenzang blijkt.
ONS OORDEEL: het is niet verboden om de Herman de Coninckprijs een derde keer te winnen.
¨¨¨¨¨
Sarah Vankersschaever ■
Roderik Six
ua/an/06 j
Stapel zijn boeken op elkaar en zijn oeuvre reikt bijna dijhoog. Net als zijn prijzenlijst: er zijn weinig bekroningen die Peter Verhelst niet aan zijn pen heeft geregen. Niet dat het succes naar zijn hoofd stijgt. In zijn rommelige werkkamer wijst hij relativerend naar een bestofte Gouden Uil: ‘Die heeft jaren dienst gedaan als wisseltrofee bij gezelschapsspelletjes.’
De erkenning heeft hem niet lui gemaakt. Naast zijn job als regisseur en tekstschrijver bij het stadstheater NTGent blijft hij verwoed publiceren. Schreef hij met De kunst van het crashen nog een van dé boeken van 2015, dan ligt er nu alweer een nieuwe, lijvige bundel klaar. In Zing Zing verkent hij opnieuw de grenzen van de taal en probeert hij de kloof met de ander te dichten.
‘Het idee voor Zing Zing is twee jaar geleden ontstaan, tijdens de repetities voor Parsifal (opera die Verhelst regisseerde en waarvoor hij de tekst schreef, nvdr). De acteurs moesten elke dag twee tot drie uur zingen. Zelf zing ik nooit – dat is me te intiem – maar zingende mensen zijn fantastisch. Ze keren zich bijna letterlijk binnenstebuiten, en geloof me, je ziet nogal wat als iemand uit volle borst zingt. Sommigen veranderden weer in een kind van acht jaar, anderen kregen plots adellijke trekken, en Wim Opbrouck werd een soort blauwe vinvis die voor de hele wereld zong. De beeldenstroom was indrukwekkend. Eerst wilde ik het zingen verwerken in De kunst van het crashen , maar dat werkte niet. Toen vroegen enkele bevriende kunstenaars me te werken met muziek, dans en zang: zo groeide er een organisch geheel.’
Hebt u geprobeerd om de muzikaliteit in de poëzieregels te laten doorklinken?
PETER VERHELST: Het is verleidelijk om de poëzie een muzikale toets te geven. Zo is het sonnet bijna een liedvorm, als je daar een beetje bedreven in raakt, gaat een sonnet schrijven even makkelijk als ademen. Je kunt boodschappenlijstjes opdreunen in sonnetvorm. Maar net dat, muzikaliteit door een structuur, wilde ik niet. De muziek van botsende dingen, dat boeide me. Wat vreemd is, want ik haat alle atonale muziek: mijn lichaam wordt opstandig van dissonanten, geef mij maar harmonie. Maar in poëzie kan dat wel. Laat de regels maar schuren, laat ze maar abrupt afbreken. Daar schuilt ook muziek in.
2015 was een turbulent jaar. Bent u verbijsterd door alles wat er gebeurd is?
VERHELST: Verbijsterd? Nee. We leven in zeer boeiende tijden en bevinden ons in de bevoorrechte positie dat we ernaar kunnen kijken. Onze Europese waarden zullen getest worden. Nu zullen we het verschil zien tussen wat grondwettelijk op papier staat en wat er in de praktijk gebeurt. Op het moment dat grondrechten op de proef worden gesteld, weten we wat ze waard zijn, en dat is blijkbaar minder dan lang is verkondigd. Plots kennen we onze positie weer, en die is zwak. We stellen economisch weinig voor, militair nog minder en ook onze morele positie takelt af. Even op straat ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid’ schreeuwen, stelt niets voor. Niemand luistert. Al die verlichtingswaarden worden netjes afgebouwd, ook in België, het liefst in een razend tempo. Maar wat zal er in de plaats komen? Nu kijken we naar die rare, excentrieke figuur die Poetin heet, maar hoever staan wij van hem af als de politieke evoluties zo doorgaan?
Moet de kunst, geconfronteerd met die maatschappelijke problemen, een positie innemen?
VERHELST: Gelukkig hebben we in Europa inderdaad nog de kunsten. Voor mezelf denk ik dan vooral aan het theater. Eigenlijk is dat een heel bourgeois kunst, voor de witte middenklasse, die op een heel veilige manier omgaat met maatschappelijke kwesties. Dus moeten we eens nadenken hoe theater in deze tijden nog relevant kan zijn. Dezelfde vraag kun je de poëzie voor de voeten werpen: waarom schrijft iemand, in de grotere context, nog gedichten?
Ja, waarom eigenlijk?
VERHELST: Mij valt vooral de traagheid van poëzie op. De ambetante, jeukende traagheid – een tekst die je zeventig keer moet lezen en die dan als dik bloed je lichaam binnensijpelt. Terwijl het economisch totaal onverantwoord is om je daarmee bezig te houden. Maar het is letterlijk taalonderzoek, en dat maakt poëzie zeer relevant. Het is een ideologisch verzet tegen de alomtegenwoordige taalvervuiling. Niemand lijkt nog te weten wat hij zegt. Iemand doet een uitspraak om die dan bijna meteen te herroepen: nee, zo heb ik het niet bedoeld, je hebt de context gemist. Ja, spreek dan minder slordig! Taal is een machtig wapen, en poëzie brengt inzicht in die machtsstructuur.
Is het theater te braaf geworden?
VERHELST: Daar kan ik moeilijk over oordelen: ik zie te weinig dingen, ik heb mijn handen vol met NTGent. Maar ja, we moeten nog scherper, nog genadelozer worden en bereid zijn nieuwe vormen te vinden. Maar het blijft iets magisch: levende wezens die binnen handbereik iets voor je doen. Er wordt een fysieke en psychologische ruimte gecreëerd waarbinnen denkbeelden kunnen worden doorgegeven, en omdat theater een heel dure kunst is, heb je meteen ook heel wat verantwoordelijkheid. Wil je je publiek een leuke avond bezorgen, of wil je dat de mensen na afloop in discussie gaan over wat ze nu precies gezien hebben? Dat is een van de taken van een kunstenaar. Kunst moet er af en toe voor zorgen dat je op je grondvesten davert. Goede kunst leert je op een andere manier te kijken.
Net als de poëzie de taalvervuiling countert, moet kunst de beeldvervuiling tegengaan?
VERHELST: Die beeldenstroom is inderdaad overweldigend. Daarom werk ik in het theater vaak met een lichte vertraging, zodat je leert kijken en het beeld echt ziet. Sommige mensen worden daar gek van – ‘Maar er gebeurt niets!’ – terwijl er zo veel gaande is als je jezelf maar dwingt om te kijken. Ooit een vrouw in rok voor je de trap zien opgaan? Plots zie je een hoefijzer in de kuitspier verschijnen. Een hoefijzertje van vlees! Zo’n verrassende schoonheid maakt mijn dag goed.
Ik begrijp dat het niet vanzelfsprekend is: mensen komen van hun werk, hebben in de file gestaan, hun diner gemist, om dan net op tijd in het pluche neer te ploffen, en wat krijgen ze voorgeschoteld? Iemand die in het halfduister een kwartier met zijn hoofd van links naar rechts beweegt. Ik kan me voorstellen dat mensen daar lastig van worden. Maar het is een oefening in het kijken. Wat een ongelofelijke rijkdom om al die details te mogen aanschouwen. Dat is geen verzet tegen beeldenvervuiling, maar een oprechte droom om mijn manier van kijken te laten zien. En soms lukt het. Dan zit ik achteraan in de zaal te kijken naar het publiek. Een rug kan niet liegen. Eerst zitten mensen wat ineengezakt, uit te blazen van een drukke dag, en plots zie je het: die rug die zich een beetje recht, die een klein beetje vooroverbuigt om het beter te zien. Voor die ervaring zou ik mensen van de straat naar binnen sleuren.
Moet het theater zelf de straat op?
VERHELST: Ik zou graag meer de straat op gaan. In Brugge hadden we een project waarbij mensen in het openbaar naar een heel minimalistische performance konden kijken. Een vuur dat brandt, druppende stenen in een donkere, haast sacrale ruimte. Duizenden mensen zijn er even bij komen zitten. Of het nu Japanse toeristen waren, of shoppende Bruggelingen: iedereen begrijpt zonder uitleg wat er gebeurt. Even kijken, even rusten, en dan terug de hectische stad in. Dat hoeft echt niet groots te zijn. Of neem de piano’s die tegenwoordig overal worden neergezet. Je kunt daar cynisch over doen, maar let maar eens op wat er gebeurt als iemand echt goed speelt. Als vliegen op confituur troepen de mensen daaromheen. Dat zou het theater kunnen en moeten zijn. Het moet meer zijn dan een goedkope versie van de opera. Schoonheid moet toegankelijk zijn voor iedereen. Misschien gaat er dan iets gebeuren. Zo is Tongkat (het boek waarmee Verhelst de Gouden Uil won, nvdr) recent vertaald in het Arabisch en in Egypte verschenen. Daar betekent dat boek iets: het gaat over een revolutie waarbij één mens overblijft, wat daar een gevoelige snaar raakt. Iemand zei dat mijn roman hun vlammetje brandende houdt. Terwijl kunst bij ons nog meer een luxe is, iets waar je niet per se mee in aanraking komt, een randverschijnsel dat net goed genoeg is voor de eindejaarslijstjes. Dat wil ik veranderen.
De schouwburg mag afgebroken worden?
VERHELST: Dat nu ook weer niet. De schouwburg is een fantastische plek, een vrijplaats waar je kunt nadenken over wie wij zijn, waar je honderduit kunt experimenteren. Op een legale wijze dan nog. Het gebouw op zich omarmt je. Het ziet er meestal uit als een protserige pralinedoos, maar het is juist de uitdaging om iets te maken dat kan optornen tegen die kitsch.
Voor iemand die al een tijdje de kaap van de vijftig heeft gerond, bent u nog zeer ambitieus.
VERHELST: De midlifecrisis is voorbij hoor! Ik ben niet bezadigder geworden. Mijn leeftijd heeft een zeker voordeel: je bent de som van al je mislukkingen en, soms, heel af en toe, van je kleine triomfen. Alles wat ik doe, is daar een neerslag van. Maar hopelijk is mijn werk niet enkel bestemd voor drieënvijftigjarigen, maar bereik ik ook jonge mensen en kan ik hen hetzelfde gevoel geven dat mij ooit vergund was: opgekruld in de sofa een boekje liggen lezen en voelen hoe het netwerk in je hoofd gaat gensteren, hoe een nieuwe wereld voor je opengaat.
Op cynisme zullen we u niet betrappen.
VERHELST: God, nee, daar heb ik het volledig mee gehad. Zelfs ironie is op het kantje. Zeker in deze tijden waarin men zich terecht afvraagt of onze kunsten wel hun subsidies waard zijn, mogen we niet cynisch achteroverleunen. ‘Denk je dat jouw kunst zijn plek waard is, dat wij daarvoor moeten betalen?’ Dat is een legitieme vraag. Mijn antwoord is volmondig ja, en ik wil verantwoording afleggen voor de gebruikte gelden. Er wordt bijzonder hard gewerkt in de culturele sector, vaak met heel schaarse middelen. Bij NTGent is de afgelopen tien jaar een derde van het personeel afgevloeid. We bijten elke euro in vieren en wekelijks stellen we de vraag: is het de moeite dat we dit doen? Loont deze voorstelling de investering? Maar we klagen niet, we blijven verder theater maken. Wel mag de economische maatstaf niet gehanteerd worden om de kwaliteit van een stuk te beoordelen. En er moet ruimte blijven om te falen, want door het falen kom je vaak andere zaken op het spoor die wel werken.
Zoek privésponsors, luidt het liberale devies.
VERHELST: Daar is NTG mee bezig, maar je moet ze vinden. Wie gaat geld pompen in een schouwburg waar jaarlijks een paar honderdduizend tickets worden verkocht? Dat is peanuts als je het vergelijkt met voetbal. We kunnen Johan Simons (theater- en operaregisseur, nvdr) toch geen shirt laten aantrekken met een slogan op? Maar we blijven zoeken. Zelf ben ik zeer voor het mecenaat te vinden. Ik herinner me een project van een directeur van een metaalfabriek. Elk jaar nodigde hij een aantal kunstenaars uit om samen met de arbeiders aan de slag te gaan. Samen dingen maken. Eerst is dat wat onwennig, maar na een tijd ontstond er een discussie tussen de arbeiders: wat is kunst? Het is ambacht, zeker, maar blijkbaar ook net iets meer. Zo sponsorde de directeur op een wat rare manier kunstenaars, maar het was ook interessant voor zijn fabriek want de werknemers gingen net iets creatiever denken. En wees maar zeker dat ook de kunstenaar er iets van opsteekt. Dat soort mecenaat is me tien keer liever dan iemand die gewoon een miljoen euro op een bankrekening stort. Wat, voor alle duidelijkheid, altijd welkom is hoor.
DOOR RODERIK SIX ■
T. van Deel
De Vlaamse dichter, romancier, theaterman Peter Verhelst (1962) is een wonderbaarlijk productieve en altijd trouw aan zichzelf blijvende schrijver. Zijn taalwerelden zijn allerminst eenvoudig te doorgronden, daarvoor zijn ze te sprookjesachtig, te visionair, maar ze overtuigen aan de andere kant ook direct, omdat ze met passie en veel taalgevoel zijn gemaakt en ook nog eens aantrekkelijk klinken. 'Zing zing' heet de nieuwste bundel dan ook (overigens als een juweel vormgegeven door Tessa van der Waals). In deze veelal lange, breed uitwaaierende poëzie treden steeds een 'ik' en een 'jij' op, die veelal in de nacht, of in de bergen, of aan het water, in nevels of in gebouwen, aan tafel of in andere elementaire omstandigheden naar elkaar op zoek gaan, elkaar mislopen, zich over elkaar heenbuigen, altijd op een onverbloemd erotische wijze, maar toch met een element van échec en onmogelijkheid. Het zouden zwanezangen kunnen zijn, deze gedichten. Verhelst verdient het om hem goed en herhaaldelijk te lezen – dan springen gaandeweg zijn verzen open, gaan ze zingen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.