Paperasje
Ienne Biemans
Ienne Biemans (Auteur), Margriet Heymans (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Leopold, cop. 2001 |
Woord Jeugd Gedichten : BIEM |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Leopold, cop. 2001 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BIEM |
31/12/2001
Kinderen én poëzie. Kinderen zijn poëzie. Zonder verwondering zouden ze geen van beiden bestaan". Dit is een van de opmerkelijke uitspraken uit Ienne Biemans' lezing op het symposium Poëzie is Kinderspel (januari 2000). In diezelfde lezing (onder de titel 'Gewoon waar') heeft ze het ook over vragen: "Wat zou de eerste vraag zijn die de mens ooit heeft gesteld?" Aansluitend bij de theorie van Bruno Bettelheim stelt ze dat kinderen in sprookjes antwoorden vinden op vragen die hen innerlijk bezighouden. Op die manier geven sprookjes uiting aan diepere gevoelens die het kind zelf nog niet kan verwoorden. Tenslotte wijst ze in haar lezing ook op de belangrijke invloed die de bloemlezing Kinderzang en kinderspel op haar heeft gehad, vooral dan de 'onzinnige' bakerrijmen erin.
In een notendop krijg je hier de kern van Biemans' dichterschap bij elkaar: de verwondering als inspiratie, de openheid van haar verzen ("het eigenlijke gedicht houdt zich tussen de regels op"), het belang van vragen, de fascinatie door en invloed van sprookjes en bakerrijmen, waarbij onder de woorden een diepere laag schuilgaat.
Vragen zijn in Met mijn recheroog dicht, mijn linkeroog open nog opvallender aanwezig dan in haar vorige bundels. Ze duiken op in 25 van de 33 gedichten. Vaak blijven ze zonder antwoord: "Ze kwamen van ver. / Van een andere planeet?" De vraag stellen is belangrijker dan het antwoord kennen. In andere gevallen krijg je meteen het antwoord, al ligt dat niet meteen voor de hand.
Sommige vragen zijn rechtstreeks tot de lezer gericht. Deze directe aanspreektoon kenmerkte ook haar vorige bundels. Soms combineert ze vragen met uitroepen: "Die knoedels bedoel ik, dié met z'n allen. / Is het niet om te janken? / Aartje zelf lag / - wie doet dat nou! - / op de kale planken". 'Knoedels' verwacht je in nonsensrijmen of sprookjes, maar in dit geval zijn het poedels (gekruist met knuffels en keffers?). Biemans houdt van dergelijke speelse, nieuwe woorden. Over de krokodil schrijft ze: "Die trok zijn bekketrek open". Overigens drijven veel versjes helemaal op klanken. Vaak rijmen de pare regels maar even vaak wijkt de dichter daarvan af en rijgen binnenrijmen en alliteraties de woorden aan elkaar.
Niet alleen het rijm maar ook het ritme bindt in veel gevallen de regels paarsgewijs aan elkaar. Soms ook bouwt ze elke regel uit twee delen op, wat voor een wiegend ritme zorgt dat je ook in veel bakerrijmen aantreft: "Een vrouw en een man, / een blote kin, een baard. / Een huis met een schuur / En een stal met een paard". In het voorbeeld lijkt de opsomming me wel iets te willekeurig en de rijmen te gemakkelijk. In dit gedicht zorgt de regel 'Wat die twee gingen doen?' voor een ritmische breuk die hier functioneel is. Dat is echter lang niet altijd het geval. In sommige gedichten zetten de eerste regels een strak ritme in, dat verder gebroken wordt zonder veel reden waardoor je als lezer gaat strompelen of het gedicht afglijdt naar een verhalende tekst.
Veel van de verzen in deze bundel doen denken aan bakerrijmen. Dat doen ze vooral door hun nonsensikale inslag en de springerige associaties die soms voortbouwen op het rijm, maar vaker op een onvoorspelbare betekenis: "Waar willen we vandaag eens heen? / Naar Aatje met de honden? / Naar Beetje met de mol? / Naar Ceetje van de graven? / Naar Deetje Knikkebol?"
Sommige gedichten beginnen meteen als een bakerrijm: "Koning, keizer. / Klok en wijzer". Maar meestal wijken ze al snel af van het strakke patroon van die oude rijmen. "Ik zie wat ik voel / in het donkere licht". Zo zou een bakerrijm kunnen beginnen. Maar even verder laat de dichter het metrum los en maakt ze een speels en teder stapelversje over een kind in bed: "op een / deken ligt een losse /... hand". Andere gedichten sluiten aan bij spelversjes: "Getikt, gevangen en verlost. / Daar kwam de avondpost". En nog andere verwijzen letterlijk naar bekende rijmen als 'Iesje Wiesje spin' of 'Ozewiezewoze'.
De sfeer in veel van de gedichten is magisch en daardoor verwant met sprookjes. De tijd is meestal onbepaald, soms ook woordelijk zoals in sprookjes: "Ooit, nu langgeleden". De ruimte is wonderlijk: "op de bodem van de 'zachte-schelpen-zee", "in een cirkel witte veertjes", "in een pa-paleisje in de witte wolken", "op de melkweg", "in de donkere berg" enz. Die berg spreekt "in donkere-berg-taal", een typische, animistische sprookjestaal. In de gedichten spelen ook heel wat sprookjeswezens een rol: feeën, engelen, een prinses, een reus, een heks... Maar de belangrijkste figuur is toch het kleine meisje dat zich alleen moet zien te redden. Haar breekbaarheid en kwetsbaarheid worden versterkt in de illustraties. Ze roepen als vanzelf de vraag op naar wat er zich tussen de regels ophoudt. Vaak zijn het duistere gevoelens die je ook in sprookjes terugvindt: eenzaamheid en angst. Eén keer zit de dreiging in de 'schaar met een vlijmscherp mes' waarmee het kachelvrouwtje het haar van het schatteboutje afknipt en meteen haar kracht wegneemt, een oeroud motief én een grote kinderangst. In opvallend veel versjes komt het motief van eten en opgegeten worden voor en ook dit is een belangrijk motief (en een diepe angst) in veel sprookjes en mythen. In andere gedichten lees je tussen de regels de angst voor het donker of het gevoel niet gehoord of begrepen te worden.
De illustratie laat niets aan duidelijkheid te wensen over maar bewaart wel het speelse en magische van het gedicht. Aan tafel steekt een meisje haar tong uit naar een bord vol boerenkool met worst. Naast haar zit een eend. Op een tapijt aan de wand zie je koeien, snaterzwanen en kippen. Margriet Heymans' eigenzinnige interpretaties zijn net zoals in de vorige bundels van Ienne Biemans een fascinerende aanvulling op de gedichten. Bijzonder vind ik vooral de combinatie van naïeve figuurtjes met kleine, vervreemdende elementen zoals vleugels, een eierdopje als kroontje of een koffieketel als huis. Wie de tekeningen aandachtig bekijkt, ziet vaak het gedicht met andere ogen. Dat dat ook omgekeerd werkt, maakt het lezen van dit boek tot een bijzondere ervaring.
[Jan Van Coillie]
E.M. Heitman-Hagen
Grappige, absurdistische, droomachtige versjes die knipogen naar oude (Engelse) bakerrijmpjes en nonsensachtige kinderliedjes. Aan het maken ervan ging, zo te lezen, veel plezier en spelen met taal en klanken vooraf. Taalgevoelige, speelse kinderen zullen zich zeker laten inspireren door deze onvoorspelbare woordenstroom over een wereld waarin alles net anders is. De getekende zwart-witillustraties komen uit dezelfde wereld en worden bevolkt door grappige, wat emotieloze wezens. Schrijfster en illustratrice werkten al eerder met succes samen. Vanaf ca. 4 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.