Pieter Daens, of Hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht
Louis Paul Boon
Louis Paul Boon (Auteur), Kris Humbeeck (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Arbeiderspers, cop. 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1291 |
Jeroen Overstijns
em/ov/10 n
Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed Louis Paul Boon aan het leven, maar ook aan helse pijnen in de maag. Zoals meestal zocht de schrijver zijn onderwerpen niet al te ver van huis. Dus schreef hij een novelle over zijn maagpijn. Die opent het eerste deel dat verschijnt van het Verzameld werk .
In een verantwoording bij dit boek wijzen de heren van het Booncentrum erop hoe Boon met deze banale onderwerpkeuze tegen de literaire commentatoren van zijn tijd inging. Maagpijn verscheen in 1944. De oorlog woedde nog volop. Maar het literaire leven ging door. De mislukte schilder Boon had twee jaar eerder een respectabele literaire prijs gekregen voor zijn manuscript van De voorstad groeit. Ondertussen was het boek uitgegeven. De reacties waren zelfs redelijk positief. De literaire goegemeente wist het wel: van deze jonge schrijver uit Aalst viel nog veel goeds te verwachten, als hij maar wat verhevener ging schrijven. De jeugd, meneer. Maar dat was buiten Boontje gerekend. Terwijl de bommenwerpers overvliegen en de wereld in brand staat, klaagt de verteller in Maagpijn over zijn helse persoonlijke lot. Het begin klinkt veelbelovend: ,,In mij was een streven naar hooger,'' zo steekt de novelle ambitieus van wal. Maar we zijn nog geen halve zin verder of het gaat al over de kakschool.
Voortdurend banaliseert de verteller van Maagpijn elk streven naar wat het alledaagse overstijgt. Boon is op dat moment tweeëndertig. Hij lijkt al in de touwen te hangen, verslagen door het leven. Hij wil niets liever, zo vertelt hij, dan op zijn dorpel zitten. Al praat hij schamper over zichzelf, het is vooral het beeld van een angstige verteller dat blijft hangen. Iemand die voelt dat hij geen greep heeft op de werkelijkheid, en die zich daarom maar aan de trivialiteiten van zijn eigen lichaam wijdt. En dan moet hij ontdekken dat hij de situatie in zijn eigen lichaam ook al niet de baas kan. Dubbelop controleverlies. Daarom haat Boon dokters: die genezen mensen en kunnen dus wat hij niet kan.
De maagpijn geïnterpreteerd als een beeld voor de menselijke conditie: de werkelijkheid glipt ons als zand door de vingers, elke zingeving is per definitie tot mislukken gedoemd. Niet toevallig bood Boon het manuscript van Maagpijn aan ter publicatie toen hij bezig was met de afwerking van Mijn kleine oorlog . In dat boek zoomt hij helemaal in op de hopeloosheid van verheven dingen.
In de novelle Uitleen-bibliotheek is het al niet veel beter gesteld met de verteller. Hij zet een zaak op, maar koopt tegen te hoge prijzen boeken in en krijgt te weinig klanten. Als ze al iets uitlenen, brengen ze de boeken niet terug. Zoals overigens ook in werkelijkheid gebeurde. Hier overheerst de zelfspot nog meer. ,,Ik zou immers op mijn beurt beginnen over de fantastische vertellingen van Louis-Paul Poë - hè, hè, ben ik nu grappig of is dat alleen maar een aanmatigende dommigheid?'' Daaronder schuilt weer de angst. Die kan, aldus Boon, het best verbeeld worden door diep tot de mens door te dringen en hem te laten vertellen, in een stuwende woordenvloed. Eerst weerklinkt de zotteklap. Maar wie beter luistert, hoort dat daaronder een bange mens schuilt. Een mens die niet meer uit zijn schulp durft te kruipen. Boon stelt zichzelf voor als ,,een mager manneke met een breuk en een genezende maagziekte die boeken ging uitlenen om een halffrankske te kunnen verdienen, in plaats van al vloekende en al tierende de wereld te veranderen.''
Dit deel van het Verzameld werk wordt gepresenteerd als een bundel humoristisch proza. Dat valt nog maar te bezien. Veel valt er uiteindelijk niet te lachen. Natuurlijk lacht de verteller in deze verhalen met zijn eigen kleinzerigheid. Maar het lijkt veeleer een techniek die het omgekeerde beoogt. Boons zelfspot lijkt vooral bedoeld om zijn tragiek een façade te geven. Door die zelfspot kan hij het hebben over zijn verdriet, zonder om medelijden te moeten bedelen. De slimme lezer zal wel door die façade heen kijken. De novellen over de uitleenbibliotheek en de maagpijn, door Boon in 1952 samen gepubliceerd onder de titel Boontje's twee spoken , markeren een eerste scharnierpunt in Boons schrijverscarrière. De tragiek van de kapotte wereld zal vanaf nu worden beschreven aan de hand van wat op straat te vinden is.
In dat opzicht is het raar om in deze bundel de novelle Te oud voor kamperen? aan te treffen. Boon schreef dit werkje in 1946, het werd slechts enkele keren gepubliceerd. Boon gaat hierin kamperen met vrienden. Gebaseerd op waar gebeurde feiten, zoals de foto's op deze pagina getuigen. Eind augustus 1946 was Boon op vakantie geweest in de Ardennen, met zijn gezin en enkele literaire vrienden. Toch is Boon geen vakantieman. Regen en tenten op onbereikbare plaatsen zorgen voor miserie. De link met de andere novellen is voornamelijk de trivialiteit van het onderwerp. Verder is het een leuke, maar weinig opzienbarende tekst. Boon lijkt zich hierin ondanks alles meer te vermaken dan elders. Hier is echt sprake van humoristisch proza.
De novelle Menuet uit 1955 sluit veel meer aan bij het nihilisme. Dat het in dit deel van het Verzameld werk is terechtgekomen, is dus logisch. Menuet is een radicale uitwerking van de dingen die Boon in zijn twee eerdere novellen over maagpijn en het uitleenwezen geleerd heeft: je kunt de verheven idealen best een spiegel van alledaagsheid voorhouden. Menuet is een van Boons deprimerendste teksten. Dat nam niet iedereen hem in dank af. De katholieke criticus Albert Westerlinck had het over ,,opzettelijk-vulgaire, stupide smeerlapperij''.
Doorheen het hele boek loopt een soort streamer waarin gruwelijke feiten worden vermeld over mannen die hun vrouw vermoorden en vrouwen die hun kinderen verwaarlozen. Boon zat zo de werkelijkheid op de hielen. De streamer toont het gruwelijke in het alledaagse. Dat zorgt voor de lezer bij een vervreemdingseffect, en dat was precies wat Boon beoogde. Het spookt in deze novelle.
Op het samenbrengen van deze vier teksten valt niet veel af te dingen. De vier novellen zijn hun tijd ver vooruit en vormelijk zijn ze bijzonder homogeen. Het zijn telkens lange, vanuit de buik vertelde monologen (in het geval van Menuet van verschillende personages). Te oud voor kamperen? en andere verhalen laat inhoudelijk een consistente Boon zien.
De teksten zijn minstens onderhoudend en meer dan een plaats in de marge van de Boongeschiedenis waard. Het zijn alleen niet de grote ontdekkingen waarvan je achterover valt. De tristesse begint bovendien na verloop van tijd te wegen. Aangezien de samenstellers er toch voor hebben gekozen niet chronologisch te werk te gaan, was het vanuit die optiek misschien toch beter geweest met een grote klassieker het Verzameld werk te starten. Kamperen met Boon is een amusante bezigheid, met op de achtergrond een grote desillusie.
31/12/2005
Tot halfweg de jaren '90 leed de Boon-liefhebber honger. Louis Paul Boon was afgezien van een handvol hoofdwerken een blinde vlek in het aanbod van de boekhandel. De laatste jaren echter regent het herpublicaties, kritische uitgaven, en 26 jaar na zijn dood ligt het eerste deel van het 'verzameld werk' in mijn handen.
De lichtjes nerveuze Arbeiderspersbaas Lex Jansen had het op de presentatie van het verzameld werk over een 'momentum', een unieke samenwerking tussen de universiteiten van Gent en Antwerpen, de erven Boon en de Arbeiderspers. Het 'verzameld werk' is een meerjarenplan: elk jaar zullen er ongeveer twee delen verschijnen. Een ruimhartige subsidie van mossieu anciaux van tminnesterie van culturele zaken zorgt voor de continuïteit.
Men heeft er alles aan gedaan om de rebelse, onrustige geest van Boon niet in een leren kaft op te sluiten. "Boon is een levende schrijver, een inspirator voor de 21e eeuw, geen lid van het pantheon van Dode Schrijvers," zo stelde Lex Jansen op de boekvoorstelling. Een eenvoudige paperbackuitgave is het dus geworden, met een rustige maar niet museale vormgeving; een uitgave die goed in de hand moet liggen, die je zonder schroom mee kan nemen als je gaat kamperen.
Te oud voor kamperen? en andere verhalen, waarmee het 'verzameld werk' wordt geïntroduceerd, bevat 'Maagpijn', 'Uitleen-bibliotheek', 'Te oud voor kamperen?' en 'Menuet'. Bedoeling van de uitgevers is om de afzonderlijke delen een stilistische en/of thematische samenhang te verlenen.
'Maagpijn' voert een schrijver ten tonele die niet alleen gekweld wordt door fysieke troebelen -- het verhaal is een kruisweg langs dokters en wondermiddelen --, maar ook door het vernederende besef dat hij er niet in slaagt om voor het nodige huishoudgeld te zorgen. Het enige soelaas is zijn humor, waarmee dit verhaal en ook het zogenoemde vervolg, 'Uitleen-bibliotheek' is doorspekt. Ook in het titelverhaal 'Te oud voor kamperen?' krijgt de schrijver geen vat op zijn omgeving en moet hij lijdzaam-humoristisch een kampeeruitstapje ondergaan. De romantische figuur van de tobbende buitenstaander is eveneens een van de personages van het huis clos 'Menuet', maar verder herkennen we uit de drie voorgaande verhalen de figuur van de pragmatische, het huishouden beredderende echtgenote. Daarmee is een inhoudelijke lijn getrokken.
De uitgevers plaatsen de verhalen ook in het licht van Boons poëticale ontwikkeling. 'Maagpijn' is geschreven in 1944, het jaar waarin zijn wel erg zwart-romantische Abel Gholaerts van de drukpersen rolde. Een jaar eerder was Boons debuut, De voorstad groeit, gepubliceerd. Vergeleken met deze romans is 'Maagpijn' schokkend banaal, een bitter-humoristisch niemendalletje, waarin het geteisterde schrijvertje zijn "kweddelen" van zich afschrijft. Het lijkt des te meer een tussendoortje omdat hij de jaren daarna doorgaat met ideeënromans als Vergeten straat of de romantisch-visionaire eerste versie van Mijn kleine oorlog. 'Maagpijn' nu ziet Boon als "een waarachtig verhaal van een mensch die door de domheid van anderen gepijnigd werd" (brief aan de vrouw van Willem Elsschot). De eigen wereld is in 'Maagpijn' voor het eerst in Boons werk prominent aanwezig. Of, zoals het in het nawoord heet: "de op de eigen concrete situatie geënte representatie van de wereld". Kleine anekdotes, afsplistingen van het eigen ik, moeten een exemplarisch karakter krijgen. Het is een lijn die je doorheen het hele ?uvre van Boon kan volgen.
Deze inhoudelijk-stilistische eenheid is een van de principes om het 'verzameld werk' te structureren. Verder zullen de afzonderlijke delen chronologisch geordend worden.
De verhalen uit Te oud voor kamperen? zijn alle eerder verschenen. Van het beroemde 'Menuet' bestaan zelfs vele herdrukken. De basistekst voor het 'verzameld werk' is in principe de eerste druk. De 'Menuet' uit dit deel is dus niet nieuw. Voor de drie andere verhalen is als basistekst de tijdschriftuitgave in plaats van de boekversie gekozen. Dat zijn nl. de eerste afgeronde versies, die een aantal leuke passages bevatten die in latere drukken verdwenen. Daar staat tegenover dat in die latere drukken dan weer fijne details te vinden zijn, die dus niet in deze uitgave staan. Omdat de uitgevers geen composiettekst wilden maken, zijn een aantal varianten en geschrapte passages achteraan in het boekwerk te vinden.
In je leven één klassiek meesterwerk schrijven is weinigen gegund, er zoals Boon verschillende aaneenrijgen is een gave die slechts een paar auteurs bezitten. Maar zelfs bij hem is het niet al goud wat er blinkt.
Op het eerste gezicht maakt 'Maagpijn' inderdaad een banale, narcistische indruk. Het eindeloze gedrein over de fysieke ongemakken kan ondanks de pogingen tot groteske uitvergroting maar matig boeien. Toch bevat dit vroege verhaal die onvervreemdbare Boon-elementen die de lectuur voortdrijven: de enkeling in een wereld die niet de zijne is, de afkeer van die wereld en het lijden eraan, het besef van de eigen nietigheid, het streven naar meer en hoger (zie de eerste zin: "In mij was een streven naar hooger [...]"). Het zijn stuk voor stuk thema's waar Boon in zijn latere ?uvre op zal gaan variëren. Daarnaast vindt de Boon-exegeet talloze verwijzingen naar andere werken: in 'Maagpijn' rijpt het idee van 'Vergeten straat' en er zijn passages die ook in Mijn kleine oorlog hadden kunnen staan.
'Uitleen-bibliotheek' kan gezien worden als een 'Maagpijn' zonder maagpijn. Omdat de directe fysieke kwellingen weg zijn, blijft alleen het vraagstuk van de kostwinning over. Ook hier wordt alles grotesk verwrongen, ditmaal wat mij betreft met meer succes.
Overigens wordt hier voor het eerst de duiventiltechniek van De Kapellekensbaan toegepast: vele vrienden komen over de vloer om hun mening te verkondigen over de uitleenbibliotheek én over de schrijverijen van de ik-figuur. En in deze 'Uitleen-bibliotheek' weerklinkt een echo van Mijn kleine oorlog dat in datzelfde jaar 1947 verscheen: "En ik antwoordde hem dat het bij mij ook nooit kwestie geweest was van zomaar een roman te schrijven, ik had de pen opgenomen om iets op papier te zetten dat mij te zwaar op het hart had gelegen, een aanklacht, een protest, en dat daar eveneens het risico van een bloedspuwing aan vast zat." De schrijvende ik is er zich echter nu al bitter van bewust dat het mogelijk allemaal geen nut zal hebben: "maar ze willen niet dat hij hen voor de spiegel brengt en zegt: spuw." Ook een van de mooiste Kapellekensbaan-passages, die over het Veenmanneken, wordt hier al aangekondigd.
Wat dan te denken van het titelverhaal? Banalitas banalitatum! Het wordt schaapachtig opgedragen aan 'ons Jeanneke', die in de twee voorgaande verhalen en vooral in 'Menuet' toch wat spottend, neerbuigend wordt neergezet als de pragmatische, maar nogal geborneerde echtgenote. 'Te oud voor kamperen?' is jammer genoeg niet meer geworden dan een verslag van een kampeervakantie in de Ardennen, in het gezelschap van de vrienden. Eindeloos wordt er geëmmerd over het brandertje, over de strapatsen van de treinreis en meer van dat interessants. Er mag hier en daar wat gelachen worden, maar het blijft toch al te zeer een schoolopstel.
Dit 'verzameld werk' heeft een paar goede redenen van bestaan. Minder bekende en dus moeilijk vindbare teksten worden in een tekstkritisch verantwoorde versie opnieuw aangeboden. Dat gebeurt in zeer toegankelijke, handzame en niet al te dure boekwerken. Bovendien zijn ze alle voorzien van erudiete nawoorden. Voor de freaks is er bovendien telkens uitleg over de constitutie van de leestekst, met op het internet dan nog eens de variantenapparaten (www.lpbooncentrum.be).
Maar vooral is het een uitnodiging om Boon te (her)ontdekken. Wat zelfs bij de onbekendere teksten opvalt, is hoe actueel de man nog is. Ook 26 jaar na zijn dood spreekt hij over onze wereld-van-vandaag, over de mens die te klein is voor het leven, over zijn verlangen naar iets hogers en de teleurstelling daarin. Boon was en is een 'seismograaf', die verbeten en op zijn onnavolgbaar wetenschappelijke wijze de onderstroom van onze maatschappij registreerde. Maar hij doet dat steeds op zijn eigen betrokken wijze, een betrokkenheid die de lezer keer op keer mee in het bad trekt. [Kris Lauwerys]
Drs. P. van der Haar
Dit vijfde deel van het op 24 banden begrote ’Verzameld werk’ van een van de allergrootste Vlaamse auteurs (1912-1979) wordt nu als eerste gepubliceerd. Het bundelt de klassieker ’Menuet’, de eerder als ’Twee spoken’ verschenen verhalen ’Maagpijn’ en ’Uitleenbibliotheek’ en het minder bekende en met tekeningen geïllustreerde ’Te oud voor kamperen?’ (verschenen als feuilleton in Het Parool). De laatste drie verhalen zijn genadeloos autobiografisch, even geestig als wrang, en geschreven tussen 1944 en 1946: Boon beschrijft respectievelijk (de medische behandeling van) zijn ingewandstoornissen, zijn mislukte poging om een leesbibliotheek op te zetten, en een moeizame kampeervakantie met vrienden en gezin. Boeiend is dat hij juist in deze periode worstelt met het schrijverschap dat in al zijn scheppingskracht naar buiten wil treden. Stuk voor stuk zijn het schitterende verhalen, waar het Vlaamse taaleigen een extra dimensie aan toevoegt. Tot slot zijn 35 pagina’s ingeruimd voor een zwart-witfoto van de auteur, een zeer informatief nawoord, tekstverantwoording en bibliografie. Volle bladspiegel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.