Pieter Daens, of Hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht
Louis Paul Boon
Louis Paul Boon (Auteur), Kris Humbeeck (Redacteur)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Vermist |
De Arbeiderspers, © 2005 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BOON |
31/12/2006
Iemand stelde me onlangs de vraag: welke Nederlandse schrijvers van de 20e eeuw zullen die eeuw overleven? Spontaan zei ik: W.F. Hermans en L.P. Boon. Twee schrijvers die op het eerste gezicht niks met elkaar te maken hebben, maar die wel de oorlog als desillusionerende ervaring gemeen hebben. Over de Tweede Wereldoorlog zei Hermans ooit: "Nou ja, ik heb in die tijd wel een heel merkwaardige kijk op de menselijke geest gekregen [...] Ik bedoel: in zo'n oorlog kon je niet met een droog stuk brood op zak lopen of je moest allebei je handen erop houden, anders jatten ze het eruit". Hermans ontwikkelt zich gaandeweg tot een nihilist, die met een sadistisch genoegen zijn personages de afgrond in gooit. "De mens is alleen goed uit berekening, krankzinnigheid of lafheid", heet het in De donkere kamer van Damokles.
Zoveel illusieloosheid lijkt in contrast te staan met de programmatische openingszinnen van Mijn kleine oorlog (1946). "De kleine schrijver" zoekt naar een taal die past bij de "kapotte tijd": "zinnen vormen lijk verwrongen rails [...] en uw bloedende woorden aaneengeregen tot pijnlijke verwrongen zinnen zullen bladzijden vormen lijk met mijnen bezaaide en door tanks opengewoelde velden". Het zijn woorden die baden in een zeker romantisch pathos, ver weg van Hermans' uitgepuurde, soms kille zinnen. Boon is in tegenstelling tot Hermans niet cynisch. Hij registreert in een reeks short cuts de dagelijkse realiteit van de oorlog, maar wat hij daar moet registreren is een kapotte tijd en een moreel kapotte mens die met oogkleppen naar zijn eigen afgrond rent. Voor een stuk omdat die mens te veel met zijn zelfbehoud bezig is, voor een stuk omdat hij te zwak is om waardig te blijven in deze wankele tijden, voor een stuk omdat hij gewoonweg te dom -- schuldig dom -- is: "zijn geval teekent onzen tijd [...] hij nam voor den oorlog de vooruit van de socialisten en hij nam binst den oorlog de vooruit! van de duitsers en hij heeft nooit geweten dat daar een verschil in was". Boons taal is rauw, ongepolijst, "zonder er een woord bij te doen om literair te zijn of zonder er een woord af te doen dat aanstoot zou kunnen geven". Boons houding, en ook dat is een enorm verschil met Hermans, is er een van het 'desondanks': de wereld gaat naar de knoppen, maar door hem een spiegel voor te houden, hoopt de jonge Boon op een schrikeffect en beterschap. Mijn kleine oorlog beweegt zich in het spanningsveld dat hij oproept met de laatste woorden van de eerste versie van het werk -- het beroemde "schop de mensen tot ze een geweten krijgen" -- en die van de tweede versie -- "Wat heeft het alles voor zin?".
Reden tot hoop is er maar weinig, als Boon twee atoombommen ziet vallen, lijkt zijn apocalyptische visie bevestigd. Zijn afschuw over de mens, die nu ook de middelen heeft om zichzelf te vernietigen, is groot. Maar erger nog is het feit de gewone man het allemaal weer niet wil zien. Het expressionistisch en surrealistisch aandoende filmscript De atoombom en het mannetje met den bolhoed is daar de neerslag van. [Kris Lauwerys]
Drs. K. de Jong Ozn.
Tussen december 1944 en augustus 1945 schreef Louis Paul Boon (1912-1979), een belangrijk Vlaams auteur, voor het weekblad De Zondagspost 33 schetsen/verhalen die in 1946 gebundeld zijn in 'Mijn kleine oorlog'. Deze herdruk daarvan verschijnt als deel vier van zijn verzameld werk. Boon schreef over zijn oorlogsbelevenissen in stukjes van enkele pagina's, waarbij de hoofdanekdote steeds gevolgd wordt door korte cursiefjes. Ze gaan er vooral over hoe 'de kleine man' met alle middelen probeert stand te houden in een oorlog, verklaren 'de oorlog aan de oorlog', in sterk sociaal-politieke verhalen. Het een en ander gebeurt vaak in een ruwe ongepolijste taal, veel volks Vlaams met een vocabulaire dat voor Noord-Nederlanders soms niet altijd even gemakkelijk te volgen is. In een uitgebreid Nawoord door de redacteuren van deze uitgave worden veel verhelderende opmerkingen gemaakt. 'De atoombom en het mannetje met den bolhoed' is een scenario voor een film over de atoombom, een surrealistisch experiment, geschreven in 1946, een film die er nooit is gekomen. Kleine druk. Rugtitel: 'Mijn kleine oorlog'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.