Sellinger : Wenst, het tweede boek
Allard Schröder
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SCHR |
31/12/2009
Amoy is de oude naam van Xiamen, een Zuid-Chinese havenstad. Slauerhoff deed Amoy aan in de jaren '20 van de vorige eeuw, maar was vooral gecharmeerd door het nabijgelegen eiland Go Long Su, dat hij het Lente-eiland doopte. Schröder situeert zijn roman een tiental jaren later, in 1937: het keizerlijke Japanse leger heeft net Peking veroverd en zet koers naar Nanking. Op Go Long Su, het eiland met de "duizend villa's" van rijke Chinezen, met de vele buitenlandse consulaten en handelsvestigingen van de internationale concessie, stromen de eerste vluchtelingen binnen, maar voorlopig heerst er een afwachtende, gelaten en weemoedige sfeer. Vanuit Batavia komt de door zijn vrouw in de steek gelaten, gokverslaafde advocaat Louis Seghers aan. Hij moet de verdwijning onderzoeken van de geheimzinnige Nederlandse zakenman Freyler. Dat pakt hij erg besluiteloos aan: hij brengt zijn dagen vooral door met poker, wordt een vaste gast op roddelrijke borrels in consulaten, rolt stomdronken in bed bij een van de meisjes van Madame Lin.
Seghers is een typische Schröder-held: aangevreten door een innerlijke leegte, ten prooi aan omstandigheden waarop hij geen greep heeft, lusteloos en verveeld, strevend naar een daadkrachtig, authentiek bestaan, maar te zwak om dat streven in daden om te zetten. Hij leest Nietzsche, droomt ervan een "wilsmens" te worden, maar blijft een keurige Haagse jongen. Zijn tegenhanger is Freyler, die zich in de dagboeknotities, die Seghers in zijn villa ontdekt, stileert als een vrije geest, een Übermensch die wet en gebod aan zijn laars lapt. Seghers gaat zich met Freyler identificeren, draagt zijn pakken, gaat in zijn villa wonen, heeft homoseksueel getinte dromen over hem, wordt door ongure Chinezen in elkaar geslagen omdat ze hem met Freyler verwarren, maar raakt nooit zijn wezenloosheid kwijt. En vooral: hij blijkt te naïef om de zakelijke en politieke machinaties te doorzien waarin hij verstrikt is geraakt. Freyler, van wie uiteindelijk alleen het hoofd wordt teruggevonden, blijkt betrokken te zijn geweest bij illegale wapenhandel en opiumsmokkel. Hoe het precies zit, ontdekt Seghers pas als men hem de verwikkelingen geduldig uit de doeken doet.
Volgens Slauerhoff lag het eiland Go Long Su "achter de zee der vergetelheid". Schröder noemt het expliciet een Lotofagen-eiland, naar het rijk der vergetelheid dat Odysseus op zijn omzwervingen aandeed. De lotus die Seghers op het eiland vasthoudt, is niet de opium, maar de geheimzinnige en bloedmooie Grace Dan, de vrouw van een rijke Chinees, die Louis Seghers, zwijmelend als een puber, verkruimeld door haar ironische glimlach, als zijn "noodlot" beschouwt. "Nooit zou een godin al zij hem uit eigen vrije wil volgen naar de aardse eikenhouten kamers, de rusteloze luchten, de antimakassars van Den Haag, waar het leven geruisloos voorbijgaat, maar de teerling was al geworpen."
Deze passage legt de zwakheid van Schröders korte vertelling bloot. Hij vertelt het verhaal in 57 aangenaam korte hoofdstukken, streeft een laconieke, afstandelijke toon na, is zuinig met historische details, maar zwelgt tegelijk in pathetiek, bombast en kitsch en bezwijkt voor de oriëntaalse clichés van de geheimzinnige oosterling. (Over de ogen van Freylers Chinese bediende: "Gitzwart steen, dat onaangedaan de eerste dag had gezien en even onaangedaan ook de laatste zou aanschouwen, een ondoordringbare samengebalde duisternis, vanbinnen even zwart als wat zich boven hen buiten de dampkring bevond.") Welwillend denk je even een pastiche te lezen, maar gaandeweg besluit je dat Schröder helaas een van die schrijvers is die stijl met mooischrijverij verwarren, bedwelmd door de kitsch van de literatuur. [Eddy Bettens]
Drs. W.A. Fasel
Seghers, een eenzelvige en weinig bijzondere advocaat, onderzoekt in opdracht de verdwijning van een flamboyante zakenman. Deze man blijkt wapen- en opiumsmokkelaar op een eiland in Indonesië, kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, terwijl Japan en China al in oorlog zijn. Seghers raakt tamelijk onnozel verstrikt in de intriges en wordt verliefd op de vrouw van een Chinese zakenman. De gebeurtenissen ontrollen zich zonder dat de advocaat er enige invloed op kan uitoefenen; in de tragische gebeurtenissen weet hij niets anders te doen dan zich laf afzijdig te houden, terwijl hij zichzelf als medespeler op dit voor hem te grote toneel waant. Deze roman is geschreven in de traditie -lijkt het- van Slauerhoff en Couperus. Met veel gevoel voor historie en detail weet de Nederlandse schrijver (1946) het leven in deze roerige periode op te roepen, en ook de weinig verheffende rol die Nederland daar heeft gespeeld. De traagheid van de roman past bij de sfeer en de tijd, die daarmee bijna voelbaar wordt. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.