De lichtjaren : roman
Jens Meijen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : MEIJ |
Jeroen Dera
em/ec/27 d
Als de eerste Jonge Dichter des Vaderlands op slechts 23-jarige leeftijd bij een gerenommeerde uitgeverij debuteert, zijn de verwachtingen vanzelfsprekend hooggespannen. Jens Meijen lost ze in zijn bundel Xenomorf met verve in, misschien juist omdat zijn poëzie zo onbezonnen is.
De bundel opent met een motto van Kurt Vonnegut, die op komische wijze de pasgeborenen dezer aarde toespreekt: 'God damn it, you've got to be kind.' Die woorden zijn Meijen - als spreekbuis van zijn generatie - uit het hart gegrepen, want hij had de democratische arena nog maar net betreden toen Donald Trump de Amerikaanse politiek op zijn kop zette en de klimaatcrisis definitief losbarstte. In het openingsgedicht 'Gilgamesj', betekenisvol vernoemd naar het Sumerische oerepos, onderstreept de dichter dat het hem in Xenomorf menens is. Waar Gilgamesj en Enkidoe nog heldhaftige daden konden verrichten in het cederwoud, schrijft Meijen zijn verzen in de tijd van Jaïr Bolsonaro: 'Als de Amazone kon schilderen, zou ze een oerwoud / op haar romp / als herinnering'. De ik-figuur in Xenomorf schetst dan ook een alarmerend toekomstbeeld: 'Iedereen is vertrokken naar koelere plekken / waar mensen elkaar niet de kop inslaan voor een glas water.'
Puin
Het is van meet af aan duidelijk: dit is poëzie van de eenentwintigste eeuw, die zich afvraagt wat er in de tweeëntwintigste nog van ons zal resten. De bedreiging betreft dan niet alleen de stijgende zeespiegel, maar net zo goed de digitale revolutie die onze beschaving steeds verder uitholt (bij Meijen is de mens 'half beest half byte'). In de slotregels van de bundel spoort de dichter zijn lezers dan ook aan om hun omgeving goed in zich op te nemen, zolang het tenminste nog kan: 'Denk aan het water en de zon want / het zal nog zo vaak zomer zijn / zonder'.
Die activerende woorden zijn nauwelijks gepolijst, want Meijen kiest in Xenomorf voor sterk uitwaaierende gedichten die de overdaad niet schuwen. Het kortste gedicht in de bundel telt nog altijd 22 regels, terwijl de dichter meestal rücksichtslos de paginagrens overschrijdt. Voor ingetogen, samengebalde poëzie is hier geen plaats. Misschien blijkt dat nog het meest symbolisch uit de cyclus 'Puinsonnetten', die alleen nog in de titel aan de traditionele dichtvorm herinnert. De klassieke esthetiek ligt in puin en heeft plaatsgemaakt voor 'versies die elkaar vermenigvuldigen', om het met een frase uit het gedicht 'Khaleesi' te zeggen.
Omdat Meijen zijn ecokritische en politieke engagement combineert met een vorm die eerder experimenteel dan traditioneel is, is het verleidelijk om deze dichter in de jonge traditie van onder anderen Maarten van der Graaff, Arno Van Vlierberghe en Dominique De Groen te scharen. Het politieke is bij Meijen echter minder nadrukkelijk aanwezig dan bij deze auteurs, vooral omdat uit Xenomorf ook een onmiskenbaar verlangen spreekt naar lyrische romantiek. Aan de ene kant ontpopt Meijen zich als een scherpzinnige commentator die pijnlijke diagnoses stelt over de wereld waarin zijn generatie beland is ('oplossingen bied ik niet, / slechts de aanduiding van pijnpunten'), aan de andere kant is hij nog een onvervalste estheet, een 'herfstkind' dat zijn bladeren in een herbarium bewaart en schaamteloos dweept met poëtische clichés: 'Je stem rinkelt als de maan'.
Romantiek
Met zulke regels komen de meeste debutanten niet weg, zelfs niet op hun drieëntwintigste, maar Meijens flirt met de romantiek overstijgt de particuliere Sehnsucht die soms tussen de regels doorklinkt. In het sterke gedicht 'Een Back to the future-remake in 2040' lezen we bijvoorbeeld:
Ik zou de wereld rond willen reizen
en elke regenachtige nacht
in mijn broekzak stoppen.
Daar misschien iets moois van maken
zoals ik dat vroeger deed met de herfstbladeren
die van je hoofd vielen.
Het is nostalgie ten top, maar dan wel gesitueerd in een wereld die inmiddels een woestijn geworden is. In die zin stelt Meijen hier de fundamentele vraag welke rol de lyrische schoonheid nog kan spelen in een wereld die op haar ondergang afstevent. Poëzie kan de wereld niet redden, zoveel is zeker, maar hoe moet ze zichzelf tot die constatering verhouden?
Xenomorf is geen antwoord op die vraag, maar slechts de aanduiding van een pijnpunt. Gelukkig, zou je zeggen, heeft Meijen nog een lange carrière voor zich om de problematiek uit zijn debuut verder te verkennen. In de titel van zijn bundel liggen alvast de argumenten besloten die dit oeuvre de moeite waard kunnen maken. In de eerste plaats is dat het geëngageerde sciencefictionelement - uit de filmklassieker Alien (1979) zijn xenomorphs niet weg te denken. Een xenomorf is echter ook een kristal met een ongebruikelijke vorm, wat mij een uitstekende metafoor voor deze uitwaaierende lyriek lijkt. Onbezonnen als hij is lijkt Meijen er hetzelfde over te denken, want het titelgedicht besluit hij met de woorden: 'Jij landschap gebloemschikt naar mijn adem / Jij xenomorf'. Het ligt in principe open wie hier de 'jij' is, maar een landschap gebloemschikt naar de adem - dat kan eigenlijk alleen de poëzie zelf zijn. In Meijens handen moet zij de remake van Back to the future toch kunnen overleven.
De Bezige Bij, 80 blz., 19,99 € (e-boek 9,99 €)
Marc De Pril
De eerste Belgische ‘Jonge Dichter des Vaderlands’ , Jens Meijen, is amper 23 jaar en reeds redacteur bij Humo, Greenpeace Belgium, DW B én doctorandus letterkunde aan de KU Leuven. Zijn debuutbundel bevat 30 gedichten onder de titel ‘Xenomorf’, dat op zich reeds een gedicht is (p.32). Diepe treurnis, zwartgalligheid en weemoed: ‘De geschiedenis van de mens / is het mondjesmaat doorgeven / van verdriet / als emmers water’ (p.14) en keiharde realiteit: ‘Wat wij droegen van de dieren zullen zij van ons dragen: / chipszakken, snoepverpakkingen / als rokken over schubben en veren’ (p.8). Letterlijke passages uit Google, Wikipedia, songteksten en bedenkingen ontmoeten verzen als: ‘Vogels vallen door de kruinen van / openwaaierende bomen / rekken de evolutie uit / tot een parabool. / Er groeien sparren op de richels van je rug’ (p.35). Dertig gevechten van een briljant woordkunstenaar tegen onverdraagzaamheid, kleurloosheid, eenzijdigheid. Het wondermooie gedicht ‘Grondbeginsel’ sluit deze indrukwekkende bundel af: ‘Ik verwar een mogelijk bestaan / met de mogelijkheid tot leven' (p.74). Met een bijzonder mooie cover.
Janita Monna
ua/an/04 j
De tijd is rijp voor poëzie, zeker nu 'Madrid' deze winter met een slap akkoordje opnieuw bewees dat politieke grootmachten de ernst van de klimaatcrisis weigeren te zien. En dat terwijl het te warm wordt, poolijs smelt en eilanden verdwijnen in zee.
Maar het is misschien ook lastig een voorstelling te maken van hoe de wereld, ons land, je woonplaats, er over een jaar of twintig bij zal liggen. Goed dus dat er dichters zijn die de rol van ziener op zich nemen. De jonge Jens Meijen (1996) is zo'n 'waarzegger'. Het toekomstbeeld dat hij in zijn debuut voorspiegelt, is er één om meteen van uit je auto te springen:
"Iedereen is vertrokken naar koelere plekken, / waar mensen elkaar niet de kop inslaan voor een glas water. / Het zal niet lang meer duren
of ook de bergen zullen vluchten / naar landen waar ze niet welkom zijn."
'Xenomorf' is dan zijn eerste bundel, in Vlaanderen is Meijen geen onbekende. Hij publiceert regelmatig in tijdschriften en werd in 2016 België's eerste Jonge Dichter des Vaderlands.
Meijen is heel erg een dichter van nu. Een voor wie een Facebookprofiel de bevestiging is van een bestaan, een die zijn kennis van Google en Wikipedia haalt - de betekenis van het woord 'Xenomorf', bijvoorbeeld: 'Uit Google: niet de gebruikelijke vorm hebbend'. Hij staat midden in de wereld, de actualiteit is overal, de brand in de Notre Dame, de herinnering aan 11 september, series als 'Game of Thrones', een liedje als 'Zoutelande' van Bløf, en tegelijk wortelen zijn gedichten nadrukkelijk in een vroeger.
Hij mag 'een encyclopedie van het uitsterven' schrijven, een beeld van de toekomst kan niet zonder idee van hoe het was. In den beginne: "De mens kreeg de natuur om het lichaam open te plooien: vet en groot en naakt / werden we. / Gedrenkt in rivieren, appels, bessen slikten we wortels / maakten we wielen, dondervlammen."
Dat de mens er sindsdien een zooitje van gemaakt heeft, dat zijn grootste nalatenschap 'doorschijnend, verstikkend, onontkoombaar: plastic' zal zijn, die boodschap blijft somber. Toch is deze bundel dat niet. En dat komt door de taal. Meijen zegt zijn 'zinnen met ellipsen' te vullen, omdat 'een ontwrichte wereld geen mooie dingen' verdient. Maar die zinnen prikkelen wel. Zich rekenschap gevend van een traditie, zwieren ze driest over de pagina. Zijn concrete taal schiet vaak raak, over grote vraagstukken als het klimaat en over kleine, het eigen verleden, bijvoorbeeld, als de dichter bij een bezoek overdenkt "waar al dat vroeger / naartoe is / is het uit mijn lijf gelopen, verdampt, verdund of er / met elke niesbui uitgeschoten?"
Soms weet Meijen zijn taal niet helemaal te beteugelen. Een heel voorzichtig positief slotgeluid gaat haast aan woorden ten onder: "Expansiedrift op negatief. Krimpkapitaal (...)".
De grote vraag is: hoe kijken we over twintig jaar terug op de toekomst die Meijen hier schetst?
De Bezige Bij; 80 blz. € 19,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.