Warme melk
Deborah Levy
Deborah Levy (Auteur), Astrid Huisman (Vertaler), Roos van de Wardt (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : LEVY |
Elma Drayer
ru/eb/06 f
Jonge feministen, heb ik begrepen, dwepen met de memoirs van de Britse toneel- en romanschrijver Deborah Levy (1959). Zij zouden de twee inmiddels verschenen delen naar de kleur van de omslagen zelfs liefkozend het blauwe en het gele boek noemen. Alleszins begrijpelijk. Bij Levy is het persoonlijke door en door politiek - een jarenzeventigmotto dat zich wederom in warme belangstelling mag verheugen. Om de haverklap voorziet ze haar herinneringen van feministisch commentaar, bij voorkeur gelardeerd met citaten van schrijvers als Simone de Beauvoir, Marguerite Duras en, hoe kan het anders, Virginia Woolf.
In het eerste deel, Dingen die ik niet wil weten, is Levy een ongelukkige veertiger met jonge kinderen. Voortdurend springen haar de tranen in de ogen, speciaal als ze op roltrappen staat. Ze besluit ergens heen te gaan waar ze wél wil zijn. Drie dagen later zit ze huilend in het vliegtuig naar Mallorca, waar ze haar intrek neemt in een hotel in de bergen.
Sterk zijn de bijna 100 pagina's die Levy vervolgens wijdt aan haar jeugd in Zuid-Afrika en later Engeland, het hart van het boek. In klaar, zintuiglijk proza beschrijft ze hoe het was om op te groeien onder de apartheid, hoe haar vader vanwege zijn ANC-activiteiten jaren in de gevangenis verdween, hoe zij naar een onverschillige peettante werd gestuurd, hoe het gezin uiteindelijk het land verliet. Levy was toen 9. 'Mijn moeder had me verteld dat we in ballingschap leefden en ooit zouden terugkeren naar mijn geboorteland. Het idee dat ik in Ballingschap woonde en niet in Engeland was beangstigend.'
Dingen die ik niet wil weten is bedoeld als reactie op George Orwells essay Why I Write uit 1946. Levy's antwoord: nadat haar vader was verdwenen, kon ze zich een jaar lang nauwelijks verstaanbaar maken. Schrijven, ontdekte ze, bleek voor haar de manier om zichzelf een stem te verschaffen. Voor een vrouw is dat volgens haar extra zwaar. 'Toen Orwell puur egoïsme omschreef als een noodzakelijke eigenschap voor een schrijver, dacht hij misschien niet aan het pure egoïsme van vrouwelijke schrijvers. Zelfs de meest arrogante vrouwelijke schrijvers moeten overuren draaien om een ego op te bouwen dat robuust genoeg is om januari mee door te komen, laat staan het helemaal tot december uit te zingen.'
Dringen zulke passages zich in dit deel nog niet al te hinderlijk op, in De prijs van het bestaan gebeurt dat naar mijn smaak wel. Nu is Levy een pas gescheiden vijftiger, die met haar twee puberdochters een uitgewoond Londens appartement betrekt van waaruit ze een nieuw leven moet opbouwen. Dat valt waarachtig niet mee, zoals menigeen uit ervaring weet, maar Levy zet het in een wel heel groots verband. 'Als je het behang verwijdert van het sprookje van Het Gezinshuis waarin het comfort en het geluk van mannen en kinderen altijd prioriteit zijn geweest, tref je daarachter een niet gewaardeerde, onbeminde, verwaarloosde, uitgeputte vrouw aan. (...) Ze heeft het verhaal gestalte gegeven dat door het oude patriarchaat is geconstrueerd voor het heteroseksuele kerngezin, en er natuurlijk nog een aantal van haar eigen versiersels aan toegevoegd.'
Overtuigender is Levy als ze zich beperkt tot waarin ze uitblinkt: de beschrijving van alledaags menselijk gedrag, met veel oog voor absurde, betekenisvolle details. Bijvoorbeeld als ze waakt aan het sterfbed van haar moeder, die alleen nog troost vindt in één type waterijsje dat in de winter amper verkrijgbaar is.
In het nog te verschijnen laatste deel (werktitel Real Estate) komt Levy's leven als zestiger aan de beurt. Nu maar hopen dat ze ons haar feministische duidingsdrift bespaart.
Deborah Levy: Dingen die ik niet wil weten
***
Uit het Engels vertaald door Astrid Huisman en Roos van de Wardt. De Geus; 155 pagina's; € 17,50.
Deborah Levy: De prijs van het bestaan
***
Uit het Engels vertaald door Astrid Huisman en Roos van de Wardt. De Geus; 172 pagina's; € 17,50.
Mede naar gegevens van Roos van Rijk
In dit eerste deel van een driedelige autobiografie volg je de Zuid-Afrikaanse schrijfster Deborah Levy (1959) als veertiger; het is een feministische reactie op George Orwells essay 'Why I write' uit 1946. Na meerdere huilbuien op een roltrap vertrekt Levy naar Mallorca om zich terug te trekken en te schrijven. Tijdens een etentje met de Chinese verkoper komt ze in een mentale spiraal in haar verleden terecht. Levy begon haar carrière met het schrijven van theaterstukken. Vervolgens schreef zij op 27-jarige leeftijd haar eerste roman, dit beviel haar zo dat zij hiermee verder ging. Ze schrijft in verschillende stijlen: proza, toneel en poëzie. Het verhaal voelt erg chaotisch aan en begint verwarrend, wat het gevoel van Levy zelf op dat moment goed overbrengt. Wanneer zij haar verleden in duikt, krijgt het verhaal meer vaart en wordt het duidelijker. Het feministische druipt er niet vanaf, maar wordt wel duidelijk beschreven, het sijpelt meer tussen de regels door. Haar antwoord op de vraag Waarom schrijf ik? is duidelijk aan het eind van het boek. Het boek is een aanrader voor mensen die onderzoeken wat hun beweegredenen zijn, het boek zet aan tot het onderzoeken van eigen waarom-vragen. De andere delen van de autobiografie gaan over haar leven als vijftiger en zestiger.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.