Winterthur
Alexander Nieuwenhuis
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : NIEU |
Maarten Steenmeijer
i /ul/02 j
De verteller in Winterthur, de debuutroman van Alexander Nieuwenhuis, heeft geen naam en dat is niet het enige dat we niet van hem weten. Wie is hij? Wat is zijn achtergrond? Hoe oud is hij eigenlijk? Hoe ziet zijn privéleven eruit? Welke nationaliteit heeft hij? Nieuwenhuis laat het allemaal in het midden. Een van de weinige dingen die hij vermeldt, is dat zijn personage schrijver is. Maar wat voor soort schrijver hij is en wat hij heeft geschreven, dat zegt hij dan weer niet (behalve dan dat hij niet van de pen kan leven).
Een onbeschreven blad, daar lijkt Nieuwenhuis' verteller misschien nog wel het meest op. Een doorgeefluik, dat zou ook een goede typering zijn. Dankzij deze verteller zonder noemenswaardige eigenschappen krijgen de verhalen van de mensen die hij ontmoet des te meer ruimte. En dan, bijna tussen de regels door van wat anderen hem vertellen, krijgt de verteller langzaam maar zeker alsnog concretere contouren.
In de eerste zin van het tweede hoofdstuk lijkt Nieuwenhuis een tipje van de sluier op te lichten: 'Ik was naar Winterthur gekomen om de Club van Rome te onderzoeken.' We horen Nijhoff hierin doorklinken, maar wat de ik precies wil onderzoeken, waarom en voor wie hij dit wil doen, daar laat hij zich niet over uit. Intussen heeft hij op een berg in de buurt van Winterthur kennisgemaakt met Antonin, die ooit zijn brood verdiende als elektricien en nu in het bos woont.
De verteller zet de Club van Rome even in de wachtkamer, geïntrigeerd als hij is door Antonin. De bosbewoner vertelt hem over Sabrina Haettenschweller, een archeoloog die zich aan de wetenschap wijdde nadat ze had kennisgemaakt met het werk van de baanbrekende natuurvorser Alexander von Humboldt (1769-1859). Maar ze deelde Von Humboldts optimistische geloof in de (westerse) wetenschap steeds minder. 'Hoe beter wij kijken', zo hield ze Antonin voor, 'hoe kleiner onze zekerheid wordt dat we nog iets zien.'
Haettenschwellers scepsis ten aanzien van Von Humboldts paradigma weerhield Antonin er niet van om in de voetsporen van de Duitse geleerde door Latijns-Amerika te trekken. De verteller krijgt inzage in de dagboeken die Antonin bijhield tijdens zijn tocht. 'Ze gaven me de indruk', zo schrijft hij, 'dat Antonin van de overbeschaafde Zwitserse bergen naar de Latijns-Amerikaanse kust was afgedaald, waar hij met de dieren leefde en zich van de taal had afgekeerd, in een soort langgerekt verwilderingsproces.' Maar waarom was Antonin teruggegaan naar Zwitserland? Het antwoord op deze vraag mag banaal zijn (het ging om een bureaucratische kwestie), de uiteindelijke consequentie van zijn terugkeer (die we hier niet kunnen onthullen) is dat allerminst.
Ook de verteller ziet weinig in Von Humboldts wetenschapsopvattingen. Het is een illusie te denken 'dat de wetenschap alle problemen op kan lossen als de juiste informatie bekend is en dat de natuurlijke bronnen nooit zullen worden uitgeput'. De geschiedenis van de Club van Rome is daarvan het deprimerende bewijs. Het alarmerende rapport dat deze groep geleerden in 1972 uitbracht (De grenzen aan de groei) deed veel stof opwaaien, maar in plaats van te investeren in duurzame energie en in het afremmen van het consumptiegedrag lieten de overheden de dingen min of meer op hun beloop. De verteller praat er uitgebreid over met enkele leden van de Club van Rome (Jørgen Randers, Dennis Meadows, Ugo Bardi).
Uit de geschiedenis van Antonin zou je kunnen afleiden dat terug naar de natuur een doodlopende weg is, terwijl de geschiedenis van de Club van Rome op haar beurt leert dat de wetenschap in feite tegen de banken praat wanneer zij met kracht van bewijs verkondigt dat een radicale verandering van koers van levensbelang is voor het voortbestaan van de mensheid.
Maar Winterthur is geen vijf-voor-twaalfalarm en roept niet op tot actie. Althans, niet met zoveel woorden. De verteller lijkt zich er al bij neergelegd te hebben dat er 'een grote ineenstorting' zal plaatsvinden, een begrip dat hij een aantal malen zonder veel nadruk laat vallen. Van een vergelijkbare gelatenheid is de slotscène doordrenkt, waarin de verteller oog in oog staat met de snel slinkende gletsjer Mer de Glace.
Winterthur is een debuut dat ertoe doet, maar hapert hier en daar. Dat komt doordat Nieuwenhuis soms onhandig formuleert ('omdat hij verveeld was geraakt met de zakenwereld', een knoert van een anglicisme en daar zijn er meer van). Ook heeft hij de neiging een beetje parmantig te schrijven ('Geheel oneigen aan het Zwitserse temperament') en laat hij zich zo nu en dan verleiden tot esoterische clichés ('De hele tijd praat alles tegen ons. Hoe kan het dat ik dit nooit heb gehoord?'). Dat kan beter.
***
Van Oorschot; 174 pagina's; € 20.
Bookarang
Een intrigerende roman over een onderzoeker die naar Zwitserland is gekomen om de geschiedenis van de Club van Rome te onderzoeken. Op een van zijn wandelingen ontmoet hij een zwerver die in een hut in een bos bij Winterthur woont. Het levensverhaal van deze zwerver en de geschiedenis van de Club van Rome blijken veel overeenkomsten te vertonen. Alexander Nieuwenhuis (1984) is schrijver, essayist en wildernisgids. Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. In 2014 begon hij de Intuïtieve Encyclopedie en hij publiceerde in de Nederlandse Boekengids over Menno ter Braak en de Club van Rome en in Tirade over Michail Boelgakov. In heldere stijl en soms poëtisch geschreven. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.