Marcel Van Maele
Lucienne Stassaert
Marcin Wicha (Auteur), Charlotte Pothuizen (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Koppernik, © 2023 |
VERDIEPING 3 : NIEUW DUIZENDZINNEN : WICH |
Karen Billiet
2/ei/11 m
Vroeg of laat komt het moment waarop het ouderlijk huis leeggeruimd moet worden. Dat gebeuren staat centraal in Dingen die ik niet heb weggegooid van Marcin Wicha. In Polen is hij bekend als cartoonist en auteur van kinderboeken, maar met dit boek, zijn tweede voor volwassenen, sleepte hij er de belangrijke Nike Literatuurprijs in de wacht. Het opende de deur naar een Engelse en nu ook een Nederlandse vertaling.
Wicha schetst een portret van zijn overleden moeder Joanna. Het leest als een verzameling cursiefjes, verdeeld in drie grote thema's. Elk thema lijkt een strategie om dichter bij de moeder te komen: de spullen die ze verzamelde, de manier waarop ze sprak, en hoe ze omging met het levenseinde.
Verwacht je niet aan een chronologisch relaas van de grote momenten uit een mensenleven. Wicha beschrijft dingen die zo banaal zijn dat ze doorgaans niet in het geheugen blijven hangen. Want in onbewuste handelingen laat een mens zich beter kennen dan in een zorgvuldig geconstrueerd portret.
Joanna was koopziek en bij het uitmesten van haar woning botst Wicha op een hoop rommel. Maar is het wel rommel? De waardeloos geworden documenten in haar boekenkast hadden in haar leven een grote betekenis. De stukgelezen roman Emma van Jane Austen nam ze telkens weer ter hand wanneer ze een crisis doormaakte. De achterhaalde vakliteratuur vertelt hoe ze als adviseur het harnas aantrok voor jongeren die door het onderwijssysteem waren opgegeven. Het haveloze handboek Engels getuigt van een onvervulde droom om ooit naar Canada te emigreren. En de uit een tijdschrift uitgescheurde recepten waren haar kostbaarste bezit: Zweedse appeltaart en Zwitserse ovenschotel riepen een wereld op die vanuit het communistische Polen ontoegankelijk was.
Inktvlek
De begrafenisrede vol gemeenplaatsen brengt Wicha bij de taalgevoeligheid van zijn moeder. Aan eufemismen had ze een gloeiende hekel. Een portret dat de kleine Wicha van zijn moeder tekende, verraadt waar die afkeer vandaan kwam: “Ze had een, ehm, uiterlijk. Het uiterlijk van iemand met, ehm, een bepaalde afkomst.”
Joanna was Joods, en in de terugblik op haar leven zit een scherpe commentaar op de manier waarop Polen na de Tweede Wereldoorlog met Joden omging. De overlevenden maakten zich onzichtbaar. Zelfs het woord 'Jood' werd omzeild, tenzij als beeldspraak voor een inktvlek op een smetteloos blad papier. Dat was buiten Joanna gerekend. “Ze greep dat woord beet. Stak ermee in het wilde weg.”
Taal was een instrument om herinneringen aan een verdwenen wereld in stand te houden, maar tegelijk een wapen. Joanna was een 'moeilijk iemand', een vrouw die graag scènes maakte en zich daarin perfectioneerde telkens wanneer ze loketbedienden, verkopers en taxichauffeurs de mantel uitveegde. Een temperament dat de relatie tussen moeder en zoon vertroebelde, maar dat lezen we alleen tussen de lijnen.
In het laatste deel klopt de dood aan. Dat existentiële moment zorgt voor de aangrijpendste passages in Dingen die ik niet heb weggegooid . Het decorum valt weg. Levenslang onderdrukte angst komt aan de oppervlakte. Een vrouw die zoveel belang hechtte aan woorden verliest haar spraakvermogen. Wanneer ook haar lichaam het opgeeft, is het aan de zoon om in de plaats van zijn dominante moeder een beslissing te nemen. “Het gaat me makkelijker af te denken dat ze niet meer wil, dat ze de situatie onder controle heeft, zoals altijd.”
Joanna was een vrouw die zorgvuldig waakte over de indruk die ze maakte. Er waren weinig goede foto's van haar. Altijd weer stapte ze net buiten het kader, of keerde ze haar rug naar de lens. Zo is het ook na het lezen van dit boek: we weten een en ander over haar, maar het meeste weten we niet. Veel kan nog niet in woorden gevat worden, pijnlijke herinneringen zijn nog niet verwerkt. In de inleiding bekent Wicha dat dit boek slechts een poging is, gedoemd om te falen: “Vroeger meende ik dat we ons mensen herinneren zolang we ze kunnen beschrijven. Nu denk ik dat het andersom is: ze zijn bij ons zolang we daar niet toe in staat zijn.” Wat overblijft is een schatkamer aan indrukken, gevat in virtuoze taal, over welke ervaringen vormend zijn in een mensenleven en onbewust over generaties heen worden doorgegeven.
Vertaald door Charlotte Pothuizen. Koppernik, 200 blz., € 22,50.
Mirjam Van Hengel
2/ei/11 m
Wat valt er te lachen in een memoir, twéé memoirs, over een Pools-Joodse Holocaust-overlever?
Chantal Akerman (1950-2015), de Belgische cineast die op haar 25ste wereldberoemd werd met haar debuutfilm Jeanne Dielman, en Marcin Wicha (1972), de Poolse auteur die niet eerder in het Nederlands werd vertaald, schreven allebei een boek over zichzelf rond de dood van hun moeders. Akerman noemde het boek Mijn moeder lacht, het derde deel van Wicha's boek, Dingen die ik niet heb weggegooid, is getiteld 'Lachen op het juiste moment'.
Akerman verblijft bij haar moeder als die oud en verzwakt is en schrijft: 'Ze lacht vaak tussen haar klachten door. Ze heeft plezier. Ik luister hoe ze lacht. Ze lacht om niks. Dat niks is veel. Soms lacht ze zelfs 's ochtends.' Wicha vertelt hoe hij vriendinnen van zijn moeder aflost aan haar sterfbed en hen vraagt naar de voorbije uren. De vriendinnen vertellen dat ze niets gezegd heeft, maar lachte toen ze werd voorgelezen. Uit het niets spreekt opeens de moeder wat uiteindelijk haar laatste woorden zullen zijn: 'Op de juiste momenten. Ik lachte op de juiste momenten.'
De lach en het verwoeste leven.
Akermans moeder overleefde Auschwitz, Wicha's moeder werd vlak na de oorlog geboren in het vernietigde Warschau waaruit haar hele familie was gedeporteerd, haar vader schoot zichzelf dood. 'Misschien kom je erbovenop', zegt haar zoon als ze hem dat vertelt vlak voor haar dood - op zichzelf al om te lachen, want het gaat hier om vastberaden, ijzersterke vrouwen die er steeds weer bovenop zijn gekomen, verbeten dan wel lachend.
Dingen die ik niet heb weggegooid verscheen in Polen in 2016 en is nu in het Nederlands vertaald. Mijn moeder lacht is uit 2013, twee jaar voordat Akermans moeder stierf en zijzelf een einde aan haar leven maakte. Ook dat verschijnt nu voor het eerst in vertaling, met een mooie inleiding van Niña Weijers, die schrijft: 'Akerman en haar moeder waren zo symbiotisch met elkaar verbonden dat ze elkaar niet echt konden zien.' Het indrukwekkende van het boek is dat je als lezer gaandeweg wél van alles kunt zien - van de dochter, de moeder en van hun onderlinge verhouding.
Akerman werkte al aan dit memoir terwijl haar moeder nog leefde, wat de bijna beklemmende nabijheid die je in het hele boek ervaart misschien versterkt. Wicha wachtte met schrijven tot hij voelde dat zijn moeder er echt niet meer was en begon pas jaren na haar dood. Natuurlijk hebben beide boeken eigenlijk weinig met elkaar te maken. Maar het is wonderlijk hoe ze elkaar echoën als je het eenmaal wilt zien.
Waarom zou je het wíllen zien?
Omdat er een gemeenschappelijk verhaal is, het oude, al duizendmaal vertelde verhaal van vervolging en vernietiging en hoe dat doorwerkt in de generatie die volgde op die van de vervolgden. Het verhaal waardoor de moeder van Wicha besluit tot slechts één kind ('Eén kind kan ik nog wel verbergen, maar met twee zou ik me geen raad weten') en de moeder van Akerman altijd overal te vroeg wil zijn, maar toch wordt ingehaald door haar angst. Het verhaal waardoor de moeders kreunen in hun slaap, lachen verheven hebben tot wapen en zwijgen over de gruwelen uit hun verleden.
Het zwijgen lijkt overgeslagen te zijn op de boeken door hun kinderen, die er allebei een elliptische stijl op nahouden, vol weglatingen en grote sprongen, vol dichtklappende regels, plotselinge stiltes en onafgemaakte geschiedenissen. Ze laten sentiment noch nostalgie toe, schrijven droog en weerbarstig, met een spijkerhard oog voor details. De vouw in de bladzijde van een boek, de hand die een sigaret opsteekt, het boodschappenlijstje, de rode lippenstift die eruitziet als een bloedende wond.
Bij Akerman is schrijven over haar moeder schrijven over zichzelf, sterker: het boek over haar moeder gaat voor een groot deel over andere intieme relaties, met name die met de verstikkend jaloerse geliefde C., met wie ze breekt in de periode dat haar moeder ziek wordt. Ook daarin toont zich de symbiose: de verkramping van de door depressie geteisterde dochter haakt als vanzelf in de ontreddering van de moeder - angst, onvermogen te eten.
Wicha schrijft juist nauwelijks over zichzelf, een paar anekdotes over zijn kinderen daargelaten en dat nog vooral omdat het fenomeen van de anekdote een van de pijlers is van zijn boek. Zijn familie sprak in anekdotes, nooit in ervaringen of herinneringen, woorden als 'Joden' en 'kampen' waren in het communistische naoorlogse Polen taboe, beter vertelde je een kolderiek verhaal over een harige rups en trok daar lering uit: 'Een uitdagende harige rups zijn. Een vrolijke, zelfverzekerde rups. Niet uit je rol vallen. Geen zelfmedelijden.'
Wicha's andere pijler is nog concreter: de boekenkast van zijn intellectuele, vrijzinnige moeder, die hij leegruimt na haar dood. Van het standaard Russische kookboek tot Jane Austens Emma en het boek Hoe ik het huis van mijn ouders heb leeggeruimd van de Joods-Belgische Lydia Flem: aan de hand van die boeken vertelt hij, naar beproefd recept maar geestig en origineel, het verhaal van zijn ouders (inclusief fraaie opsommingen; lijstjesliefhebbers opgelet!).
Een van de woorden die bijblijven wanneer je beide boeken leest, is het woord 'soms'. Bij Akerman is het groot en veelzeggend: voortdurend trekt ze er iedere stelligheid mee onderuit, het is het woord dat alles steeds op losse schroeven zet en tegelijk biedt het houvast want maakt het alles wat ze zegt specifiek: wat er ook is, soms is het anders. Wat je ook ziet, soms is het er niet. Wat je je ook herinnert, soms herinner je je niets.
Bij Wicha springt het slechts één keer in het oog. In het hoofdstuk 'Vernietigd', waarin hij verslag doet van de eerste keer dat zijn dochtertje vraagt naar de Jodenvervolging. 'Waarom zijn ze allemaal doodgegaan?', vraagt ze. En de vader schrijft: 'Ik wist natuurlijk wel dat die vraag een keer zou komen, maar waarom nu al? Waarom zo vroeg? 'Weet je', begon ik. 'Mensen. Mensen soms.''
Chantal Akerman, Mijn moeder lacht
Met een voorwoord van Niña Weijers. Uit het Frans vertaald door Martine Woudt.
Koppernik; 208 pagina's; € 23,50.
Marcin Wicha, Dingen die ik niet heb weggegooid
Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen.
Koppernik; 200 pagina's; € 22,50.
Bookarang
Een persoonlijk verhaal over het hedendaagse Polen en herinneringen van de auteur aan zijn overleden moeder. Marcin Wicha moet na zijn moeders overlijden haar spullen uitzoeken. Zij was een verzamelaar van alledaagse voorwerpen. Aan de hand van de objecten die hij tegenkomt, construeert de auteur een beeld van haar als Joodse vrouw, moeder en burger. Haar keuzes om bepaalde dingen te kopen, te bewaren en te hamsteren werden getekend door het naoorlogse, communistische Polen dat kampte met materiële tekorten. De auteur schetst een beeld van zijn moeders toewijding aan haar werk, haar temperament en haar zwakte voor consumptiegoederen. Openhartig, lichtvoetig en met gevoel voor taal geschreven. Marcin Wicha (Warschau, 1972) is schrijver, graficus, jeugdauteur en prentkunstenaar. Hij schreef een aantal bestsellers voor kinderen en ontving literaire prijzen voor zijn werk voor volwassenen. In 2017 publiceerde hij 'Dingen die ik niet heb weggegooid', dat een bestseller werd en de Paszport Polityka-prijs, de Witold Gombrowicz-prijs en de prestigieuze Nike Literary Award kreeg toegekend.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.