Vallen is als vliegen
Manon Uphoff
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Podium, cop. 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : UPHO |
31/12/2001
Nooit het geheel, bonkt het tegen je slapen, van alles alleen de fragmenten." Zo eindigt Manon Uphoff Hij zegt dat ik niet dansen kan, een overdonderend geheel van losse stukjes leven. Zoals in haar vorige roman en kortverhalen tracht Uphoff de fragmentarische werkelijkheid te overweldigen en te bundelen, bewapend met alle pogingen tot symboliseren in het menselijk bereik. Maar in deze bundeling korte 'bedenkingen' wordt ook meer beoogd. Op een eerlijk naïeve, verre van belerende wijze gaat de schrijfster op zoek naar het wanneer en hoe van die drang tot bemeestering die haar vroegere personages, als spiegelbeelden van ieder van ons, precies zo eigen was. Een originele weg om misschien in de buurt te komen van het prangende 'waarom' (van de mislukking) van die bemeestering. Taal speelt in die pogingen tot symboliseren uiteraard de hoofdrol. Uphoff vraagt zich af hoe het ooit zover is kunnen komen dat mensen de dingen gingen benoemen op een totaal willekeurige wijze, want zeg nu zelf: wat heeft het woord 'bizon' nog te maken met het geluid waarmee dat beest zichzelf benoemt, om van 'kast' en 'stoel' nog maar te zwijgen? Waarschijnlijk ontdekte de mens dat de dingen niet in opstand kwamen tegen hun nieuwe naam en daarbij ook niet tegen hun nieuwe meesters. Het begin van het nog lang niet beëindigde bemeesteringsproces van de mens? Hoe meer symbolisering de mens betrachtte, hoe abstracter de denksporen konden worden. Waar is het persoonlijke verleden naar toe? Waar wacht je toekomstige 'ik' op je? Hoe verhouden deze zich tot diegene die je nu bent? En waaruit bestaat die 'ik'? Is het het lichaam? Dan is het toch louter de verpakking, het vel, dat de mens identiteit geeft en niet zozeer de inhoud, de organen. Die zouden we bij god nog niet kunnen onderscheiden van die van de bizon en weigeren we bijgevolg ook resoluut te (h)erkennen als identiteitsverlening! En waarom faalt de taal bij uitstek op het gebied van het lichaam? "Taal huldigt, verhult en omhult het lichaam het beste. Maar het e = mc 2 geldt er niet, de gravitatie speelt er geen rol, de zwaarte van het lijf kan er niet gewogen of gemeten worden". Het lichaam moet ons dus ontglippen, maar verliezen we dan ook niet onze identiteit? Is het daarom dat we ons schamen om in onze blote identiteit, ons bloot velletje, gezien te worden en waardoor we de eigen vrijheid resoluut moeten weigeren? En wat willen we trouwens zelf zien? We willen wel alles weten, maar laat ons nooit de waarheid zien! "Ik zou me beroofd voelen met gerepareerde ogen die het licht breken naar behoren", constateert de schrijfster, met een dioptrie van min twaalf, bijna onthutst. En als vanzelf komt ook Marguerite Duras, schrijfster van de blik, ter sprake. En hoe de mens zijn ziekten koestert, niet zozeer de pijn ervan, dan wel de woorden die deze pijn beschrijven. En de liefde uiteraard, en haar verband met uiterlijke schoonheid die toch ook zo angstvallig gevat moet worden, aldus de tot Volkskrant-babe uitgeroepen schrijfster. En 'Eros en psyche': het verband tussen liefde en de blik, liefde en angst, liefde en porno ofte erotische verbeelding, liefde en geest...
De pessimistische toon en het determinisme uit vorige verhalen/het leven vinden we her en der ook in deze Hij zegt dat ik niet dansen kan terug ("Wat ik mis in andermans verhalen is een soort van drift, agressie en humor bij vrouwen," zei Uphoff ooit), maar 'meesterlijk' overstegen, in hun blootje gezet, ontdaan van hun identiteit, ondervraagd naar hun waarom. Het werden bijgevolg een pak vragen die ogenschijnlijk los van elkaar staan, maar uiteindelijk een mooie primitieve dans laten zien. Uphoff slaagt erin, via de omweg van de eigen ervaring, de literatuur, de mythologie, de beeldhouwkunst, het tv-programma... telkens op enkele paragrafen tijd te komen tot de kern van de zaak, de onbevattelijkheden des levens. Een schitterend bewijs van wat literatuur de psychoanalyse en de filosofie kan bijbrengen. [Ann Vertongen]
Jos Radstake
In deze beschouwingen verkent Manon Uphoff (1962), schrijfster van o.a. 'Begeerte' en 'Gemis' op allerlei manieren de werkelijkheid. Deze bundel getuigt inderdaad van een 'haarscherp observatievermogen' (flaptekst) en niet uit te sluiten is dat de bijziendheid en omringende vaagheid van haar jeugd - met een daaruit voortvloeiend obsessief kijken - ten grondslag ligt aan deze verrassende en prikkelende omgang met de werkelijkheid. Het onbekende moet gekend worden. Het benoemen van de werkelijkheid komt aan de orde; het verband tussen woord en daad; de discrepantie tussen beeld en (persoonlijke) werkelijkheid; de onmogelijkheid zich schoonheid toe te eigenen; het wezen van de schaamte; kwijtraken en verdwijnen; de vraag naar wat blijft van wat je vroeger was en van wat je omringt; werkelijkheidsdoorbrekingen. In zorgvuldig proza -knap gestileerd - stelt Uphoff allerlei wezenlijke vragen over (fragmenten van) de werkelijkheid. Het zijn werkelijkheidsverkenningen die de aandachtige lezer onmogelijk onverschillig kunnen laten. De stukken verschenen eerder in o.m. Vrij Nederland en Volkskrant Magazine. Ruime druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.