Bladerval in een warme slachtmaand
Pjeroo Roobjee
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Halewyck, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ROOB |
31/12/2003
In Meinthe zegt dat hij opdroogt neemt Pjeroo Roobjee de lezer mee naar het gefingeerde, doch niet echt onbekende, Sint-Arnesbald. Daar ontmoet Oswald Meinthe, een mislukt schrijver, Scott Boffin Junior, die net zijn laatste geld heeft vergokt in het casino. Meinthe is de gast in het badplaatsje om zijn monografie over de schilder Nardus Pletinckx voor te stellen, maar het werk verkoopt voor geen meter. Boffin verdenkt Meinthe ervan zijn geliefde het hof te maken en gaat met de schrijver op de vuist in het hotelletje waar zij als dienster werkt. Het misverstand wordt uit de weg geruimd en beide mannen trekken samen op, temeer daar Meinthe gezwicht is voor de charmes van de "Herzogin mit den Windhunden", die er ook logeert.
In het gezelschap van Boffin komt Meinthe bovendien in aanraking met het geheime genootschap dat zich 'De Olympiërs' noemt en vergadert in de achterkamer van een verloederd speelhol. Het mag geen verwondering wekken dat een van de leden de tweede zoon van de Belgische koning is. Eigenlijk mag niets verwondering wekken in dit boek, maar dat verbaast geen mens die eerder werken van Roobjee las, want het kolderieke is nooit ver weg. Ik kan me best voorstellen dat Roobjee zich kostelijk heeft geamuseerd bij het schrijven van deze roman en zich wellicht meermaals verkneukeld heeft met de woordspelingen en verwijzingen naar 'geheime' genootschappen. Dat gaat echter een stuk ten koste van de lezer, want het lezen is een hels karwei. In de eerste plaats ligt dat aan het eigenzinnige taalgebruik dat de auteur met zwier hanteert. Waar taal in eerste instantie een communicatiemiddel zou moeten zijn, is ze bij Roobjee alleen materie, die hij zelf -- zonder zich aan regels gebonden te voelen -- bewerkt, kneedt, verdraait en verkracht. Nederlandse uitdrukkingen vervloeien in vernederlandst Frans, opgeschoond dialect en naar de tijdsgeest sluipen ook modieuze Angelsaksische zinnen en exclamaties binnen (wie bij de hond slaapt...). Dat wrochten met de taal komt de duidelijkheid niet ten goede, maar dat beseft Roobjee zelf al te goed. "Zijn toehoorders moesten hoofdschuddend bekennen dat ze geen spoorelement duidelijkheid in de monoloog hadden kunnen ontdekken. De verteller lachte fijntjes, haakte zijn handen ineen, liet de gewrichten zijner vingers luide kraken en schier kelend ving hij wederom te babbelen aan." Deze omschrijving is een stuk helderder dan wat volgt, maar nieuwsgierigen vinden het vervolg in het boek. Op p.136 vertolkt een van de personages het als volgt (en ik laat de lange intro ongeciteerd): "En thans is het aan u, mijne tedere beminden, aan u, mijn speeksel is op, moe ben ik ook, poepaf, want het strijden van de goede strijd des woords, liever ga ik dood dan grofweg een duidelijk adjectief, een waarheidslievend adverbium achterwege te laten, het strijden van de goede strijd des woords is een afmattende bezigheid..." Het lezen evenzeer. Voeg daaraan toe dat Roobjee zweert bij epitheta en het wordt duidelijk dat niet alleen Meinthe opdroogt, maar ook de lezer moegebeukt wordt in het volgen van Meinthes verwording. [Luk De Geyter]
Gerard Oevering
De Vlaming Roobjee (1945) is een veelzijdig kunstenaar. Hij is auteur, schilder, tekenaar, graficus, theatermaker, vertaler en zanger. De schrijver beoogt in zijn werk de directe taaluiting van de daarachter liggende gebeurtenissen. Op de verscheidene kanten van zijn kunstenaarschap doet Roobjee in deze roman een beroep. Een voormalig zeeman en liefhebber van de speeltafel ontmoet een diabolische figuur die hem geld geeft. De dood van een hertogin en de zelfmoord van de schrijver Meinthe roepen aan het eind bij de andere figuren uit dit verhaal zo hun eigen fantasieën op. De gebeurtenissen, die veel weg hebben van een grol, zijn grotesk, doen nu eens denken aan een absurdistische theatervoorstelling, dan weer roepen ze horrorachtige gevoelens op als bij het zien van een fantastisch schilderij. Het (sterk Vlaams getinte) taalgebruik is navenant: extreem, barok en bombastisch met wonderlijkste adjectieven en beelden. Het irriteert, omdat het de voortgang van het verhaal ophoudt, maar intrigeert tegelijkertijd. Het vergt in ieder geval van de lezer de hoogste concentratie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.