Portret
Ethel Portnoy
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PORT |
31/12/2004
Ethel Portnoy groeit op in een Russisch-Joodse familie in de Bronx (New York). In 1950 komt zij met een studiebeurs antropologie naar Europa. Na een kort verblijf aan de universiteit in Lyon belandt zij in Parijs. In het Musée de Cluny raakt een jongeman zodanig onder de indruk van haar dat ze enkele maanden later trouwen: Rudy Kousbroek. Hij brengt haar in contact met de groep Nederlandse artiesten die op dat ogenblik als bohémiens in Parijs proberen te overleven en die later naam zullen maken als de Vijftigers (naast Kousbroek zelf: Lucebert, Remco Campert, Simon Vinkenoog, Hans Andreus...). Ook Karel Appel en andere schilders van de Cobra-groep zijn dikwijls in dit gezelschap te vinden.
In een reeks autobiografische verhalen (op vier na zijn ze allemaal al eerder gepubliceerd) bundelt ze herinneringen aan deze periode. Sommige verhalen bieden een hilarische inkijk op het leven van deze artistieke bende: zo komen in het titelverhaal hun bepaald wilde feesten aan bod, waarbij de hoogzwangere vrouw van Lucebert door de vloer zakt en samen met de wc-pot enkele meters naar beneden stort en een dronken-bewusteloze Simon Vinkenoog net op tijd van een kast rolt voordat een rituele brandstapel op zijn gulp grote schade kan aanrichten. Ethel Portnoy brengt dit boeiend ooggetuigenverslag van de beginjaren van de Vijftigers met veel ironie. Zonder afbreuk te doen aan haar bewondering voor hun artistieke verwezenlijkingen, tekent zij hen als gewone mensen met (soms) een rotkarakter en -- in hun latere jaren -- de kleine kantjes van de nouveau riche. Een scherp voorbeeld vind je in het verhaal 'Afscheid': de begrafenis van Machteld Appel in de jaren '70 is een perfect geregisseerd ritueel waarbij iedereen weer present is en zich als een volleerd lid van de jetset uitslooft om de passende gepijnigde blik op te zetten of het juiste symbolische gebaar te stellen. Zelfs de toekomstige levensgezellin van de treurende echtgenoot ("een adeltelg" met lang blond haar) is al aanwezig. "We waren jong en dansten op glazen muiltjes door het leven." schrijft zij over haar eerste jaren in Parijs. Twintig jaar later moet het sprookje de plaats ruimen voor het decorum en de sociale verplichtingen. [Jan Vermeiren]
Hans Renders
De van oorsprong Amerikaanse Ethel Portnoy arriveerde in 1950 in Parijs. Al snel liep ze daar een Nederlandse jongen tegen het lijf, die later haar echtgenoot werd: Rudy Kousbroek. Via hem kwam ze in contact met Lucebert, Remco Campert, Karel Appel en Simon Vinkenoog. Hoe de Nederlandse kunstenaarskolonie in de jaren vijftig zich in Parijs vermaakte, is al vaak beschreven. Maar omdat Portnoy een originele wijze van observeren heeft en aanstekelijk schrijft, is 'Parijse feesten' een aantrekkelijk boek. In een nostalgische, maar niet larmoyante toon wordt een beeld geschetst van de jonge kunstenaar in de jaren vijftig, en van de stad Parijs en de mogelijkheden daar met weinig geld te overleven. Portnoy werkte bij een internationale organisatie en geeft een hilarisch beeld van de losse omgangsvormen tussen bazen en hun secretaresses. Dankzij colleges van Roland Barthes geraakte ze zelf aan het schrijven. Mooi boek, met een aardig fotokatern. Het merendeel van deze negentien autobiografische verhalen is gekozen uit eerdere verhalenbundels, vier verhalen verschijnen hier voor het eerst. Paperback, normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.