Zus
Sanne Parlevliet
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Goor, 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PARL |
31/12/2011
Een en al verhaal
Brend is het juttersjong. Wanneer Aacht, Geert, Jolle en Lammert gaan jutten, mag hij mee. Om alles te dragen. Er echt bij horen doet hij niet. Integendeel, Brend is de excuustruus voor de anderen, zodat ze iets hebben om mee te lachen, iets om uit te dagen, iets om de dagen spannend te houden. Maar Brend is niet ongevaarlijk. Hij kijkt. Veel praten doet hij niet, want zijn stotteren zit in de weg, maar hij kijkt en vertelt zijn verhaal — en tegelijk dat van zijn opa en dat van zijn dorp.
Een verhaal van verhalen
Wie wil, kan in Juttersjong grofweg drie verhaallijnen zien. Eerst is er het nu. Het boek begint met Brend die op een duin ligt, met naast hem een kist met een pistool erin. Hij kijkt naar het huis van Oude Fie, de dorpsheks. Aacht, Geert, Jolle en Lammert roepen en slaan op het huis: ze zijn ervan overtuigd dat Brend nog binnen is. Maar hij houdt zich onzichtbaar — ‘Ik ben het gewend, onzichtbaar zijn.’ — en weet met het pistool te ontkomen. Met dat pistool is hij sterk. In wat volgt, vindt hij een manier om dapper te zijn, om nee te zeggen en komaf te maken met de vrienden die zijn vrienden niet zijn.
Tussen het nu door, terwijl Brend van zijn duin naar huis vlucht, het pistool verstopt en een manier zoekt om Aacht terug te pakken, vertelt hij wat er in het nabije verleden gebeurd is. Hoe hij met dat pistool op die duin terechtgekomen is. Hoe hij (hij!) het pistool vond in het zand, hoe Aacht het opeiste en hoe de jongens Brend dwongen om het huis van Oude Fie binnen te gaan: ‘Ze is oud. Ze is vies. Ze moet worden gestraft. Paf.’ Brend doet wat ze zeggen, dat doet hij altijd, maar eens in het huis lopen de dingen anders dan gepland. Voor hij het weet, ligt Brend buiten te kijken hoe de anderen hem het huis uit proberen te bonken.
Dat klinkt misschien als een nette reeks oorzaken-met-gevolgen, maar dat is het niet. Niet zoals Brend het vertelt. Want wat is eigenlijk het begin? Opa’s dood? Oude Fie bij het graf? Het pistool? Of De reis van Sinte Brendaan? Brends hoofdverhaal gaat — op een derde niveau — geruisloos over in herinneringen, beschrijvingen, feiten en beschouwingen. Dat gaat van opa’s dood tot de abominabele status die Brends vader in het dorp geniet. Van de gemene streken van Aacht tot de mysterieuze jonge Fie op het strand. Van een tuinkabouter die verwijtend kijkt, tot een piratenschip dat meisjes meeneemt en dat eindigt in een flesje. Een wirwar van verhalen en anekdotes die afgerond lijken, maar die eigenlijk verder leven in wat mensen zeggen en doen, zeiden en deden.
Cruciaal in dit kluwen is Brends opa. De man is — hoewel dood en begraven — misschien wel de belangrijkste figuur in het boek. Brend is opgetrokken uit de verhalen van zijn opa. Het begint al met zijn naam: opa noemde hem naar Sinte Brendaan. Brendanus was ‘een lijpe, ouwe monnik’ die de verhalen die hij in een boek las niet wilde geloven en op reis gestuurd werd, om ‘met eigen ogen te zien dat niets in die verhalen was gelogen’. Met zo’n naam krijgt een mens tegelijk een toekomst opgespeld: van Brend wordt verwacht dat hij de wereld in zal trekken. Dat hij het dorp zal verlaten. ‘Of ik dat zelf ook een goed idee vond, had hij me nooit gevraagd,’ voegt hij er droog aan toe. Maar Brend kan die ouwe Brendanus niet ontlopen, hoe graag hij dat ook wil. Het mooiste beeld is hier dat van De reis van Sinte Brendaan, het boek dat Brend erft van zijn grootvader. Wanneer hij het boek met zijn rare verhalen boos onder zijn bed gooit (‘er staat heel veel in dat boek dat in het echt nooit zou kunnen en ik snapte niet dat opa dat allemaal geloofde’), droomt hij dat het vuur vat:
Plotseling een steekvlam, dwars door het matras.
Ik drukte me met mijn rug tegen de muur. Door het gat kon ik het boek op de grond zien liggen. Er sloegen vlammen uit. In plaats van Sinte Brendaan stond er in letters van vuur Sinte Brend op de kaft.
Opa hamert keer op keer op de waarheid van verhalen. ‘Alles wat in je hoofd zit, is echt,’ zei hij altijd. Zelf kwam hij zijn dorp niet uit en al dat reizen in zijn hoofd maakt hem een nobel, maar ook een tragisch figuur. En mysterieus, want het is niet altijd duidelijk waar die waarheid ‘m precies in zit. Al licht Oude Fie wel een tip van de sluier wanneer ze, die keer dat Brend in haar huis staat, begint te vertellen. Zij en Brends opa waren voorbestemd voor elkaar. Maar die liefde ging niet door, omdat zij een soortement piraat moest volgen. Ze stapte de Nausika op, voer het dorp uit en de wijde wereld in. Nu je dit weet, krijgt het miniatuurscheepje-in-een-fles dat Brends opa van de Nausika gemaakt heeft, een erg scherp kantje. En het verhaal waarin opa Brends oma als een oogverblindende zeemeermin uit de zee laat stappen, krijgt een dubbele, gevaarlijk diepe bodem.
Zeggen dat Juttersjong uit drie verhaallijnen bestaat, is eigenlijk hetzelfde als een grove borstel door een porseleinwinkel jagen. Alle verhaallijnen uit elkaar halen is niet alleen een onbegonnen, maar vooral een overbodig werk. Als Juttersjong een boodschap geeft, is die van de continuïteit van verhalen en van heden en verleden. In een redelijk complex geheel dat je best zo onbevangen mogelijk tegemoet treedt, toont het dat al dan niet gefantaseerde verhalen naadloos in elkaar haken met het concrete nu en het ondertussen gefictionaliseerde toen. De manier waarop dit boek begint, is dan ook meer dan een gimmick. De inhoud van Juttersjong begint meteen op de cover (en niet pas na een paar titelpagina’s en veel witruimte) en meteen in een scène (Brend ligt met het pistool op zijn duin). Alsof er ontelbaar veel verhalen in de lucht hangen en het verhaal van Brend als bij toeval aan dit boek is blijven plakken.
Een verhaal van een buitenstaander
Brend is een buitenstaander. Zijn stotteren lijkt een bijkomstigheid als je ziet hoe hij buiten de boot valt die het dorp is. Zijn maten die geen maten zijn, hebben namen vol verleden en traditie. Brends naam zit vol toekomst. Hij heet niet Cor zoals zijn vader, en zijn grootvader en zijn familie is geen geslacht van vissers. Schrijnend is de scène waarin Brend zijn vader uit het café haalt: het is er druk, maar zijn vader zit alleen aan de bar. De andere mannen, noeste vissers, spelen samen kaart en spotten niet alleen met Brend, maar ook met zijn vader. Die vader is in se een nevenpersonage, maar hij heeft de kleur, nuance en tragiek van een hoofdpersoon en geeft daardoor geschiedenis en diepte aan Brend zelf.
Juttersjong geeft een prachtig beeld van zo’n dorp dat bestaat bij gratie van traditie. Sanne Parlevliet beschrijft haar dorp aan zee nauwkeurig en uitgebreid, maar niet overdadig. In een concrete taal en met het juiste beeld op de juiste plaats, zegt ze net genoeg om alles voor je te zien. Tegelijk laat ze genoeg ruimte om het totale plaatje zelf te kleuren: het kerkhof, het moeras, het huis in de duinen, de ene halfslachtige hotelkamer. De kinderkopjes, die ‘kasseien waar je moeilijk overheen kunt fietsen’, zijn dan weer tekenend voor de ietwat duistere sfeer die ze in het hele boek legt:
Vroeger dacht ik dat het echt versteende hoofden waren. Dan stelde ik me voor hoe honderden kinderen rechtop in de grond waren begraven. Ze waren versteend als fossielen, alleen hun kruin stak nog boven de aarde uit. En elke keer als ik door de straat liep, liepen zij in een dodenmars onder mijn voeten met me mee.
Dit dorp is echter meer dan een decor. Zo roept de auteur bovenal de verscheurdheid op die zo’n dorp uitdraagt. Enerzijds is er de geruststelling deel van een groter geheel te zijn. Zo tellen de jongens op het kerkhof bijvoorbeeld de graven met hun naam (Brend verliest met negen, de anderen halen met gemak twee- à drieëntwintig dode familieleden). Anderzijds is er de beklemming en de noodzaak om uit die enge gemeenschap te breken. Op een plek als deze, waar ‘huizen ogen [hebben] en de eeuwige wind elk geheim door [fluistert]’, is geen ruimte voor stotteraars en individuen. Oude Fie vertrok tegen de regels en verwachtingen in, en kwam terug als heks. Brend zelf heeft dag in dag uit te maken met de verdrukking van een gezelschap dat nog het meest op een soort microgemeenschap lijkt; met Aacht als gemene en geboren leider, Geert als slimmerik die zich veilig voelt in Aachts schaduw en Jolle en Lammert als meelopers zonder ruggengraat en zonder stem. Kun je het Brends grootvader kwalijk nemen dat hij zijn kleinzoon de wijde wereld toewenst?
Maar Brend hoeft niet te vertrekken om het juk van buitenstaander van zich af te gooien en om zijn plek op te eisen. In plaats van te doen wat anderen hem opdragen, gaat hij over tot actie: ‘ik jut niet, ik jat. Het pistool. De patronen.’ Zoals dat gaat met ontwikkelingen, gaat ook deze gestaag voort om op een bepaald moment onomkeerbaar te zijn. Tegen het einde van het boek staat Brend stevig op zijn eigen benen, gelooft hij in zichzelf en heeft hij zich in zijn grootvaders traditie van verhalen vertellen geplaatst. En die traditie schrijft voor dat ‘wie gelooft in zijn hoofd, nooit alleen [is].’
Een verhaal van waar en niet waar
Is daarom alles echt? Over die vraag hebben we het nog niet eens gehad, terwijl ze Brend-die-naar-de-ongelovige-Brendaan-genoemd-is van bij het begin bezighoudt.
Niemand kan zien dat er in de kist op mijn schoot een pistool zit en toch weet ik dat het er is. Iedereen gelooft dat het huis van Oude Fie vol staat met kruidenmengsels, maar niemand heeft ze ooit gezien. Niemand zag wat mijn opa in de golven zag, maar voor hem was het echt. Niemand gelooft nog in meerminnen, maar opa luisterde naar ze, hij hoorde hun stemmen in de wind. Zag opa ze omdat hij in ze geloofde, of geloofde hij in ze omdat hij ze zag?
Brend ontmoet een meisje in de duinen, noemt haar Jonge Fie en twijfelt later aan haar bestaan. En heeft hij gedroomd dat hij die ene nacht het huis van Oude Fie binnen ging, lang voordat Aacht hem ertoe dwong, of was dat echt? Feit is dat Brend door alle echte en misschien niet zo echte gebeurtenissen sterker wordt. Dat Juttersjong hier geen sluitende antwoorden op geeft, kan frustrerend zijn. Al màg het eigenlijk helemaal geen antwoorden geven, wil het zichzelf trouw blijven: Juttersjong is in wezen een verhaal over de kracht van verhalen an sich.
Van Sanne Parlevliet verscheen in 2008 het knappe Zus — een psychologische en intrigerende jongerenroman, die net als Juttersjong verraderlijke vriendschappen portretteerde en vragen stelde over ergens al dan niet bij horen. Daar waar de spanningsopbouw en structuur in Zus al bijzonder weldoordacht waren, gaat ze in Juttersjong een paar stappen verder. Ze speelt een gewaagd spel met thema’s, motieven, betekenisvolle anekdotes en hier en daar een filosofische beschouwing en slaagt met glans in haar opzet.
Juttersjong wordt wellicht geen publiekslieveling, daarvoor is het te traag en te complex en geeft het te weinig concrete antwoorden. Maar het is een feest voor wie houdt van verhalen die ruisen als de wind en dreigen als de zee. Voor wie meegaat in de herkenning van personages die uit de beklemming van een gezellig warme dorpsgemeenschap moeten breken. Maar het meest van al is Juttersjong voor zij die weten dat de werkelijkheid een en al verhaal is. [An Stessens]
Conny Meijer
In een groepje dat vaak naar het strand gaat om te jutten, hangt Brend (ik-figuur) er maar een beetje bij. Aacht, een nogal domme jongen met een grote mond, is duidelijk de baas. Brend is een dromer en een denker. Aacht komt met steeds absurdere opdrachten, waarmee Bernd moet bewijzen dat hij bij het groepje hoort. Bij Bernd groeit verzet. Uiteindelijk verzint hij een list om de invloed van Aacht te breken. Als ze een pistool vinden, moet Bernd bij de Oude Fie, van wie ze denken dat ze een heks is, inbreken. Brend bezit net als zijn grootvader het vermogen om verhalen in zijn hoofd te verzamelen. Deze zitten hem soms in de weg, maar zijn ook zijn kracht. Hij laat zich inspireren door de verhalen van zijn grootvader en de reisverhalen van Sinte Brandaan, de man naar wie hij is vernoemd. Het verhaal over Brend is niet gemakkelijk, omdat werkelijkheid en fantasie soms in elkaars verlengde liggen. Maar het is ook een mooi spannend verhaal, waarin veel gebeurt. En dat zo is geschreven, dat je je heel goed in de belevenissen van Brend kunt verplaatsen. Origineel aan deze uitgave is, dat het verhaal op het voorplat en de schutbladen begint en eindigt. Vanaf ca. 10 jaar.
Annelies Boost
ua/an/22 j
Bijna elke dag loopt Brend op het strand te jutten, samen met enkele andere jongens. Brend wil er graag bijhoren maar omdat hij stottert wordt hij gepest en moet hij allerlei opdrachten uitvoeren om zich te bewijzen. In een huis in de duinen woont oude Fie, waarvan wordt gezegd dat ze een heks is. Op een dag zit er een meisje op het duin, die zegt dat ze familie is van oude Fie. Als één van de jongens een pistool vindt op het strand, krijgt Brend de opdracht om in te breken in het huis van Oude Fie. In het huis krijgt Brend te maken met de verhalen die zijn grootvader hem vertelde en komen deze tot leven...
Bijzonder, maar ook een beetje verwarrend, dat kan je zeggen van dit boek, net als van het feit dat de tekst al aanvangt op de cover en vervolgens doorloopt op de harde binnenkant van de cover. De verhalen van de grootvader van het hoofdpersonage en diens fantasie lopen meermaals in elkaar over, waardoor het enige concentratie vergt om goed te volgen. Soms moest ik even opkijken om het geheel te overzien.
Het is een verhaal met een rijke inhoud, interessante thema's en een ongewone setting.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.