Een vermoede God : vijf mystieke denkers
Johan Goud
Johan Goud (Redacteur), Erik Borgman (Auteur), Stefaan Evenepoel (Auteur), Tom Van Deel (Auteur), Willem Hendrik Gispen (Auteur), Jaap Goedegebuure (Auteur), Rutger Kopland (Geïnterviewde)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Pelckmans, 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : NEDERLANDS 851.6 KOPL |
31/12/2012
Nadat de Utrechtse hoogleraar Religie Johan Goud eerder al een aantal opstellen bijeenbracht over Arnon Grunberg (Het leven volgens Arnon Grunberg) doet hij nu hetzelfde met het werk van Rutger Kopland. Het lijkt opmerkelijk om het werk van literatoren vooral vanuit levensbeschouwelijk standpunt te benaderen, zoals hier gebeurt, maar het levert wel intrigerende inzichten op. De meeste poëzielezers hebben allereerst oog voor formele verschijnselen, maar dat neemt niet weg dat een ruim publiek poëzie nog steeds allereerst leest omwille van de eeuwige thema’s. Die krijgen net in deze verzameling opstellen ruim aandacht. De bundel sluit af met een interview dat de samensteller in 1996 met Kopland had. Dat gesprek is typerend, vooral door de manier waarop Kopland het ‘religieuze karakter’ van zijn poëzie, waarop de vraagsteller telkens weer insisteert (gezien de calvinistische opvoeding van de dichter), van zich afschuift: de gedichten gaan niet over God, maar over alles wat onbepaald is, de oneindigheid is immers inherent aan het bestaan, de dood en de poëzie… De dichter zelf onderstreept zo het autonome karakter van zijn werk, dat zijn bestaansrecht bewust niet wil ontlenen aan de een of andere waarheid die extern zou zijn aan de literatuur zelf. Er staat wat er staat, en het is aan de lezer om die complexiteit recht te doen. Dat gesprek plaatst, bewust of onbewust, de essays in deze bundel toch in een enigszins ander daglicht. De hierin uitgedrukte beschouwingen zijn, met andere woorden, niet meer dan reacties van particuliere lezers, die ieder vanuit hun eigen interesses het werk van de dichter grondig hebben bestudeerd.
De eerste reeks academische opstellen, geschreven door vooraanstaande auteurs (Johan Goud, Erik Borgman, Harry Kunneman), belichten de wereld- en levensvisie van Kopland. Zij beroepen zich daartoe op de gedichten van de auteur, maar ook op de manier waarop hij in essays en gesprekken relevante uitspraken heeft geformuleerd. Opmerkelijk is wel hoe alle auteurs zich genoodzaakt zien om op zoek te gaan naar een dynamische categorie; de gedichten van Kopland zijn inderdaad geen ‘vaste’ entiteiten met een welomschreven betekenis. Wij krijgen dan ook een benadering via het zwerven en het nomadische, de mystiek, het ‘moerassige’ van de sociale mens… Telkens gaat het hier om metaforen en beelden die de grenservaring en de dubbelzinnigheid naar voren halen. De wijze waarop Kopland in zijn verzen ruimte schept voor het transcendente, het zoeken, het eeuwige verlangen dat niet vervuld kan (en wil) worden, blijkt immers een constante in zijn werk. Het is in ieder geval boeiend om zien hoe deze opstellen, geschreven vanuit een verschillend uitgangspunt, toch fundamenteel convergeren en ieder op hun wijze de ‘literaire’ werkelijkheid beklemtonen.
Die aandacht voor de specifieke literaire vormgeving speelt nog sterker mee in de opstellen van literatuurwetenschappers en collega-dichters. Jammer genoeg is er in dit opzicht slechts één uitgewerkt essay opgenomen, waarin Stefaan Evenepoel meesterlijk laat zien hoe stijl en thematiek een onwrikbaar geheel vormen. De tekst ontstaat pas tijdens het lezen, maar omgekeerd is het lezen ook gebonden aan de tekst. Dezelfde aandacht voor de dynamische leeservaring komt ook naar voren in de kortere getuigenissen waar onder meer Jaap Goedegebuure en Marjolein de Vos gedichten van Kopland becommentariëren. Geheel apart staat een beschouwing van Arnon Grunberg, die de klinische opstellen van psychiater Van den Hoofdakker (de ‘andere’ Kopland) gebruikt om zijn eigen fascinatie voor de wankele grens tussen het normale en het abnormale te bestuderen.
Het leven volgens Rutger Kopland is een rijke bundel, die in ieder geval het oeuvre van een belangwekkend auteur (die net na de voltooiing van de bundel overleed) voor het voetlicht brengt. Tegelijk vormt het boek, door de gedichten die zijn opgenomen, ook een uitstekende eerste gids naar het werk van de dichter zelf. [Dirk De Geest]
Arjen van Meijgaard
Rutger Kopland (pseudoniem van prof. dr. Rudi van den Hoofdakker) is naast dichter ook biologisch psychiater en hoogleraar. Hij publiceerde veertien dichtbundels en enkele essaybundels. Dit boek is gewijd aan zijn werk en belicht het van verschillende kanten. Religiewetenschapper Johan Goud, die tevens de redactie voerde, zoekt naar de verbinding tussen precisie en mystiek in Koplands werk. Filosoof Harry Kunneman laat zien hoe Kopland de lezer leert om te gaan met de fundamentele ondoorzichtigheid en kwetsbaarheid van het bestaan. Dichteres Marjoleine de Vos neemt een beeldgedicht van Kopland als uitgangspunt om aan te geven dat dichten gaat over dat wat er niet is. Arnon Grunberg belicht de essays over psychiatrie en geeft aan hoe belangrijk de context is, niet alleen op dat vlak, maar ook binnen de literatuur. De omstandigheden dicteren wat de norm is. Naast de zes essays zijn er nog vijf columns en er is een publiek gesprek opgenomen tussen Goud en Kopland. Deze bundel geeft een boeiende inkijk in de poëtica van Kopland, zijn mensbeeld en wereldbeeld, bezien door de ogen van anderen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.