Reisbureau Einstein : over buitenaardse buren
Vincent Icke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Historische Uitgeverij, 2013 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : WETENSCHAPPEN : 530.4 ICKE |
31/10/2013
De principes van Huygens is het derde boek van de Nederlandse hoogleraar theoretische sterrenkunde Vincent Icke over de briljante natuurkundige Christiaan Huygens. Icke, die een regelmatige gast is in tv-programma’s en een column had in NRC Handelsblad, heeft het tot zijn doel gemaakt om het brede publiek ervan te overtuigen dat Huygens ten onrechte over het hoofd gezien wordt als een van de grootste natuurwetenschappers aller tijden. Maar hij beoogt meer dan dat alleen. Door uit te leggen waarom Huygens zo geniaal was, tracht hij op een enthousiaste manier duidelijk te maken hoe baanbrekend wetenschappelijk onderzoek verloopt. En uiteindelijk gaat het hem daarbij om niet meer of minder dan de schoonheid van wetenschap, als ultiem avontuur van de menselijke geest.
Christiaan Huygens werd geboren in 1629 en was de zoon van de dichter en diplomaat Constantijn Huygens, de secretaris van drie opeenvolgende prinsen van Oranje. Zijn wetenschappelijke reputatie wordt een beetje overschaduwd door die van zijn voorganger Galileo Galilei en die van zijn navolger Isaac Newton. Nochtans deed als hij observator en instrumentenbouwer niet onder bij Galilei, en kon hij als wiskundige en theoriebouwer wedijveren met Newton. Als jongeling vond hij als eerste de correcte wiskundige beschrijving voor de botsing tussen volkomen elastische objecten, ontdekte hij een maan bij de planeet Saturnus, en zag hij in dat de eigenaardige vorm van diezelfde planeet te verklaren was door ervan uit te gaan dat ze een ring heeft. Daarna volgden nog de eerste wiskundige beschrijving van de slingerbeweging, op basis waarvan hij meteen ook een bijzonder precies slingeruurwerk construeerde, en een formule voor de middelpuntvliedende kracht. Tot aan het einde van zijn leven bleef Huygens bovendien de fundamenten ontwikkelen van een algemene relativistische theorie over beweging, een idee dat later pas door Einstein opnieuw succesvol opgepikt werd. Een aantal van deze zaken werden door Icke reeds in het licht gezet in zijn eerdere boeken, Christiaan Huygens in de onvoltooid verleden tijd en De ruimte van Christiaan Huygens. In zijn recentste boek neemt hij echter Huygens’ belangrijkste werk over de optica, zijn Traité de la lumière, onder de loep.
In de optica staat Huygens vooral bekend voor de formulering van het principe over de voortgang van lichtgolven, een principe dat toelaat een groot aantal optische fenomenen te verklaren. Maar zoals Icke al in zijn voorwoord meegeeft, ontdekte hij tot zijn grote verbazing dat dit principe nergens in Huygens’ werken terug te vinden is. Meer nog, strikt genomen spreekt Hugyens nergens over lichtgolven! Deze vaststelling vormt dan meteen het aanknopingspunt voor Ickes speurtocht. Langs een meanderend pad neemt hij de lezer mee in de wereld van Huygens’ Traité de la lumière. Een wereld zonder golven, maar met botsende bollen, geometrische figuren en een mysterieuze kristalsoort uit IJsland. De belangrijkste leidraad doorheen die tocht is wat Icke Huygens’ tweede principe noemt, het principe van onderzoek.
Volgens dit principe is onderzoek een dynamische, nooit afgesloten activiteit. Het antwoord op de ene vraag roept meteen een volgende op, en die zal misschien wel dwingen om het initiële antwoord weer te herzien. De motor van dit proces is volgens Icke opmerkzaamheid. Anders dan oppervlakkige en kinderlijke nieuwsgierigheid is dit het vermogen om interessante vragen te stellen. Dit zijn vaak vragen die het mogelijk maken om een nieuw verband te zien tussen verschillende reeds lang gekende fenomenen, waardoor die plots in een nieuw licht komen te staan. En hier was Huygens de onbetwiste meester in, zo stelt Icke. Het is dan ook geen toeval dat we nergens lichtgolven vinden in Huygens’ optica: dit zou hem op geen enkele manier vooruitgeholpen hebben, gegeven de vragen die hij zich stelde en de (wiskundige) middelen die hem ter beschikking stonden om die te beantwoorden.
Icke heeft een erg aangenaam boek geschreven, waarin hij op een enthousiaste manier verslag doet van wat er gebeurt wanneer een fysicus uit de eenentwingste eeuw een briljant zeventiende-eeuws werk leest. Het is duidelijk dat hij Huygens als een directe voorloper ziet van wat hij vandaag zelf doet. Meer nog, in zijn ogen is Huygens de eerste die in alle helderheid begrepen had waar het in 'moderne' fysica om draait. Eerder dan Huygens is dan misschien ook die fysica het echte hoofdpersonage van dit boek. Icke geeft mee hoe we volgens hem over het begrip natuurwet moeten nadenken en wat waarheid nog betekent binnen de fysica, legt en passant uit waarom een theoretische fysicus werkt zoals een goede tandarts, en probeert te begrijpen waarom wiskunde de uitverkoren taal van de natuurkunde is. Centraal staat zijn overtuiging dat fysica niet moeilijk is, maar vreemd. Het vergt een andere manier van denken, een mentale lenigheid waarbij we bereid zijn af te stappen van wat al te vanzelfsprekend lijkt. Ickes strategie om die vreemdheid haar eigen vertrouwdheid te geven langs een historische omweg werkt bijzonder goed. Het enige wat daarbij wel verloren gaat, is net de vreemdheid eigen aan historisch onderzoek. De passages in Huygens’ werk die niet stroken met Ickes beeld van wat fysica hoort te zijn, worden aan de kant geschoven als irrelevant. Voor een historicus prikkelen echter net deze passages de historische opmerkzaamheid. Ze vormen een uitdaging voor verder historisch onderzoek, waarbij gezocht wordt te begrijpen hoe deze passages samenhangen met de rest van het werk dat we wel vanuit ons hedendaags perspectief kunnen plaatsen. Behalve een 'eigentijdse' gesprekspartner is Huygens immers ook de bewoner van een intellectuele wereld die mee vormgegeven wordt door bekommernissen die ons vreemd zijn. Natuurwetenschappen leren ons om onze positie in de wereld te herdenken: de zon die we dagelijks zien bewegen staat eigenlijk stil terwijl de vaste grond onder onze voeten met een rotvaart voortbeweegt (en op zijn beurt is ook dit strikt genomen niet waar). Historisch onderzoek kan een soortgelijke constructieve vervreemding teweegbrengen, waardoor we gedwongen worden wat vanzelfsprekend lijkt aan onze intellectuele wereld te herzien. In die verdere stap is Icke niet geïnteresseerd. Dat is geen kritiek aan zijn adres, het toont enkel dat de dialoog met Huygens nog lang niet uitgeput is.
[]
Joost Cornet
Licht. Het lijkt zo simpel, maar de theorie is minder eenvoudig. Waarom ‘breekt’ licht als het van lucht in water komt. Is licht een golfbeweging of zijn het deeltjes? De geniale Nederlandse wetenschapper Christiaan Huygens schreef in de 17e eeuw zijn Traité de la Lumière, toen het toppunt van wetenschap over licht. Hoogleraar Vincent Icke schreef al eerder over Huygens en in dit boek gaat hij diep in op de werkwijze van Huygens en zijn aanpak van waarneming, veronderstelling, voorspelling en nieuwe waarneming. Icke is daar een fan van. Hij schrijft dan ook met liefde en verwondering over het werk van Huygens, waarbij hij zelf vaak bewust afstand neemt van 21e-eeuwse vooringenomenheid. Aan het eind van het boek gaat hij in op de ontwikkelingen na Huygens tot heden. Een boeiend verhaal vol verwijzingen naar vele – veelal historische – wetenschappelijke documenten en foto’s van oorspronkelijke teksten en tekeningen. Voor geïnteresseerden in beroemde wetenschappers als Huygens is dit een mooi boek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.