Van leeuw tot leeuwerik : met fabels van Aesopus
Riet Wille
Aesopus (Naar het werk van), Imme Dros (Bewerker), Fulvio Testa (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Leopold, © 2013 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : VERHALEN : Kast 5 DROS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Leopold, © 2013 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DROS |
31/10/2013
Wie dacht dat Imme Dros nu stilaan wel alles heeft verteld wat er aan verhalen uit de oudheid te vertellen valt, krijgt ongelijk. In het vervolg op het in 2010 verschenen Fabels van Aesopus neemt Imme Dros veertig minder bekende verhalen van de Griekse fabeldichter onder handen. Vele van Aesopus’ fabels kunnen terugvallen op een lange jeugdliteraire geschiedenis. Dat komt eerst en vooral doordat ze een openlijk didactische dimensie hebben — fabels zijn immers korte verhalen die als doel hebben een zedenles te illustreren en over te brengen. De fabels zijn vandaag de dag echter over hun hoogtepunt heen, allicht omdat de expliciete moraal niet meer past binnen het huidige jeugdliteraire klimaat, waar literaire kenmerken steeds meer aan belang winnen. Naast het moraliserende, draagt ook de aanwezigheid van dieren met menselijke eigenschappen bij tot de populariteit van fabels in de jeugdliteratuur. Ook in deze bundel spelen dieren de hoofdrol, hoewel er ook ruimte is voor fabels waarin mensen, sprekende planten tot zelfs een pratende maan en de god Mercurius aan bod komen. Net als voor het eerste deel, maakte Dros ook voor Meer fabels van Aesopus een omwegje via de Engelstalige bewerkingen van Fiona Waters. Hoe groot het aandeel van Dros precies is, valt moeilijk te zeggen. Vast staat dat de selectie door Waters werd gemaakt en dat de illustraties door de gerenommeerde Italiaanse illustrator Fulvio Testa op haar vertellingen zijn geïnspireerd. Maar Dros zou Dros niet zijn als ze niet haar stempel wist te drukken op de verhalen — in het colofon wordt het boek niet voor niets aangekondigd als bewerking en niet als vertaling. Wie vertrouwd is met het werk van Dros, ontdekt algauw een aantal typisch ‘Drossiaanse’ kenmerken. De heldere, leesbare zinnen zijn van alle ballast ontdaan, precies zoals het hoort voor een voorlees- of eerste lezersboek. Helder en krachtig zijn ook de illustraties en vormgeving van het boek. Door de goed uitgebalanceerde bladspiegel komen de compositorisch sterke illustraties van Testa volledig tot hun recht. De illustraties nemen telkens de volledige rechterpagina in beslag, waar we op de linkerpagina tekst met een kleinere afbeelding vinden. De verhalen zelf beslaan niet meer dan een halve pagina en worden steeds afgesloten door een wijsheid in spreukvorm. En ook daar is de hand van Dros herkenbaar. Net als in haar Griekse mythen (2004) worden moraliserende zinnen in versvorm gegoten. Deze gnomische uitspraken zijn gekenmerkt door ritmisch en poëtisch taalgebruik. Enkele ervan zijn alom bekende spreekwoorden met een leuke twist, zoals ‘hoe hoger de top hoe lager het dal / hoe hoger de dunk hoe dieper de val’, andere zijn volledig door Dros gecreëerd ‘soms is iets wat je verwacht / niet zo prachtig als je dacht’ of ‘strooi niet met woorden en met zaken/waarmee een vijand jou kan raken.’ Voor mij is het de stem van Dros die deze fabelbundel bijzonder maakt en die mooi resoneert met de beeldtaal van Testa. Meer fabels van Aesopus geeft aan het moraliserende genre een artistieke en humoristische draai waardoor het boek helemaal op zijn plaats is op de hedendaagse jeugdliteraire boekenplank.
[Sylvie Geerts]
Toin Duijx
In dit vervolg op ‘De fabels van Aesopus’*(2010) worden in prozavorm veertig andere, iets minder bekende, fabels van Aesopus gepresenteerd. Het betreft o.a. De arend en de kraai, De jongen in de rivier en De maan en de moeder. Kort en bondig, en tegelijkertijd literair en humoristisch worden de fabels weergegeven, waardoor ze goed zijn voor te lezen. Zoals gebruikelijk sluit elke fabel af met een tweeregelige moraal op rijm. bv: 'Door te veel te willen/kan men zich vertillen’ of ‘Men kan stormen overleven/door op tijd wat mee te geven’. De fabels zijn al meer dan 2.500 jaar oud en kennen vele bewerkingen. Imme Dros maakt de fabels voor het hedendaagse kind toegankelijk, ook al zal niet elk kind elke moraal direct begrijpen. Dat is ook niet nodig, de verhalen leveren op zich al voldoende gesprekstof op. Op de linkerpagina staat steeds de korte tekst en een kleine illustratie, op de rechterpagina een paginagrote kleurenillustratie in waterverf en inkt. De illustraties geven een eigen interpretatie van de fabels, maar sluiten voldoende aan bij de teksten. Door specifieke details voegen zij ook echt iets toe aan de fabels. Het boek is mooi vormgegeven. Voorlezen vanaf ca. 6 jaar, zelf lezen vanaf ca. 8 t/m 11 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
Na een eerste bundel 'De Fabels van Aesopus' heeft Imme Dros een bewerking gemaakt van nog eens veertig fabels die 2500 jaar geschreven werden door Aesopus, een Griekse dichter en schrijver van o.a. fabels. In deze bundel staan vooral mij onbekende fabels. Niet alle fabels zijn dierenverhalen, bijvoorbeeld 'De astroloog', 'De eik en het riet', 'De spar en de braamstruik' enz. Elke fabel eindigt met een wijze spreuk. Zo besluit de fabel van de eik en het riet met: Men kan stormen overleven door op tijd wat mee te geven. Net zoals het eerste deel is ook deze bundel geïllustreerd door Fulvio Testa. Imme Dros kan als taalvirtuoos oude verhalen levend maken.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.