Roxy
Esther Gerritsen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : GERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GERR |
Maria Vlaar
rt/aa/09 m
'Door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld.' In de katholieke schuldbelijdenis moet eerst de zonde worden toegegeven en het lijden doorstaan, voordat er sprake van vergeving kan zijn. Dat is het verrassende uitgangspunt van De trooster, de nieuwe roman van Esther Gerritsen (46), die eerder veel waardering kreeg voor romans als Superduif, Dorst en Roxy en in 2016 het Boekenweekgeschenk schreef. Hoog tijd dat zij de Librisprijs of een andere grote prijs wint, want in originaliteit en spitsvondigheid blinkt zij uit.
In De trooster heeft zij opnieuw een uitgekiend palet met zinswendingen tot haar beschikking om een portret te schilderen van een mens die, zoals haar eerdere hoofdpersonen, normaal en tegelijk bijzonder is. Zoals wij allemaal, dus. In ieder mens broeien immers verlangen, angst, begeerte en haat, en Gerritsen weet die in De trooster uit te lokken bij de lekenkoster Jacob, een oudere man met een vanaf zijn geboorte scheef gezicht, die ingetrokken is in een klooster en tussen de monniken rust gevonden lijkt te hebben. Liefde kent hij niet; slechts één keer had hij een relatie met een vrouw die hem verliet. De manier waarop hij zijn werk als klusjesman en tuinman in het klooster verricht en zijn surrogaatfamilie in het klooster benadert, heeft bijna iets autistisch. Jacob is in gezelschap altijd 'de hond' geweest - een schitterende observatie van Gerritsen - die wel bij de familie hoort maar er toch geen lid van is.
Verdienmodel
Deze op het oog zo bedaarde man wordt uit de tent gelokt door een nieuwe gast in het klooster: staatssecretaris Henry Loman, die even moet onderduiken en afstand nemen van zijn gewone leven. Loman heeft vier kinderen van drie vrouwen, is een publieke figuur die gewend is dat mensen naar hem luisteren en ook een aanpakker, die meteen de moestuin van Jacob gaat omspitten en op allerlei manieren Jacobs leventje volkomen overhoop schopt. Henry's aandacht maakt dat voor Jacob de hemel opengaat. In een ontroerende scène doet hij een dutje gehuld in de blauwe trui van Henry.
Het klooster heeft, zoals de meeste kloosters in Nederland, gasten nodig als verdienmodel om te kunnen overleven. In de cellen waar vroeger de monniken sliepen zijn nu meditatieruimten en gastenkamers gemaakt voor gejaagde stedelingen op retraite. Met gretigheid storten ze zich op de katholieke rituelen en symboliek, om al na een paar dagen niet meer op te dagen bij de metten, het vroege ochtendgebed en zich nog eens om te draaien. Het gaat meer om uitrusten dan om afzien.
Jacob is anders, hij is door-en-door gelovig. Na Het hout van Jeroen Brouwers is het de eerste Nederlandse roman die ik las waarin iemand zo bevangen is door het katholieke discours van schuld, zonde, gebed, wonderen, engelen, vasten, lijden en vergeving. Jacob moet vechten tegen zondig gedrag als ijdelheid en hoogmoed, bij anderen en bij zichzelf.
Biecht als smalltalk
Gerritsen geloofde als kind op een manier die ze in een interview 'dwangmatig' noemde. Ze noemde Jezus 'een afschuwelijk voorbeeld, want je kunt helemaal niet zó goed zijn'. Haar frustratie zorgde voor haar geloofsafval, in de studententijd. Maar het begrip 'zondigheid' bleef fascineren.
Henry Loman zet alles op scherp in het klooster en dat komt vooral doordat hij wel de rituelen doorloopt, en vergeving zoekt, maar niet bereid is het voorafgaande lijden te ondergaan. Wel het zoet, niet het zuur: de religieshopper bij uitstek dus. De kloosterlingen die immers wel afzien kunnen zich tegenover deze zondaar makkelijk moreel superieur voelen. Maar trots zijn op je eigen nederigheid is net zo hoogmoedig als andere zondige gedachten. Ieder oordeel over een ander is onchristelijk, want alleen God oordeelt over de mens. 'Wil je biechten?' vraagt Jacob aan Henry. Nee, het was gewoon smalltalk, antwoordt die. Het lijkt hem weleens mooi om iets goeds te doen. Twee werelden botsen op elkaar: het schuurt en wringt, de moraal van de een staat ver af van de moraal van de ander en om beurten zijn de mannen zwak en sterk. Henry heeft misdaden op zijn kerfstok terwijl Jacob 'rein' is. De bescheiden man meet zich tegenover Henry, voor wie hij diepe vriendschap voelt, Jezus-achtige reddersfantasieën aan.
Het klinkt als ouderwetse gedachten, maar Gerritsen is verre van een ouderwets schrijver. In ieder boek botst haar hoofdpersoon op de sociale orde waarin hij of zij zich beweegt. Haar obsessie als schrijver is te vinden waar gevangenschap en vrijheid elkaar raken: in vaste verbanden als ouderschap en huwelijk, en in De trooster in de extreem gereglementeerde wereld van de kloosterlingen. Niet de kernvragen zijn daar wezenlijk anders, wel het vocabulaire en de denkwijze. Die heeft ze in dit boek meesterlijk gevonden. Overtuigend trekt Gerritsen de lezer deze vreemde en toch zo vertrouwde wereld in. Zonde dat het na 211 pagina's afgelopen was.
De Geus, 211 blz., 20,99 € (e-boek 11,99 €).
Persis Bekkering
rt/aa/10 m
In de kapel van het klooster (tevens retraitecentrum, het zijn geen gouden tijden voor de kerk) staat een houten piëta. Jezus is uitgemergeld en gewond. De seculiere gasten van het retraitecentrum vinden het beeld zonder uitzondering wanstaltig. Maar voor Jacob, de mismaakte conciërge en koster van het klooster, is het beeld juist favoriet. Zo was het echt, vindt hij, hieraan is niets verfraaid.
Jacob ergert zich aan de retraitegasten, zoals hij zich aan alles en iedereen ergert, behalve aan Jezus Christus. 'Ik zou die fluisterende, honende mensen moeten vertellen dat de beelden van Christus voor mij zijn als de kinderfoto's in hun portemonnee', bedenkt hij. 'Iedereen begrijpt dan toch ook dat afkeer ongepast is.'
Een outsider die de mensheid geestig fileert en beschouwt: er is weer een nieuwe roman van Esther Gerritsen. In De trooster beschrijft de auteur van romans als Roxy en Superduif het sobere leven in een klooster, bezien vanuit de nurkse Jacob, een man die niettemin gelukkig is. Hij is tevreden in de orde en wil niets meer, behalve dat er nooit meer iets verandert. Precies wanneer hij dat bedenkt, wandelt Henry Loman binnen. Een minister met een #MeToo-schandaal aan z'n broek (Gerritsen gebruikt de hashtag niet) die een tijdje wil nadenken.
Terwijl de kloosterbroeders zich voorbereiden op het Paasfeest, raakt Jacob onbedoeld bevriend met Henry. Die is geïntrigeerd door de botte lekenbroeder. Jacob is zo verbaasd en vereerd door zijn aandacht dat hij alles doet om nog dichter bij Henry te zijn. En daar gaat het mis - natuurlijk gaat het mis. Jezus hangt niet voor niets aan het kruis.
Zoals Jacob in de kapel ontroerd raakt door de afbeelding van lijden, zo ontroert Gerritsen de lezer met haar fijnzinnige, intelligente beschrijvingen van menselijk falen. Maar het is in dit boek vooral de hoop, het geloof en geluk dat Gerritsen zo puur en precies heeft gevat. 'Ik las de woorden van de psalm die we gingen zingen zoals altijd met twijfel, maar ik zong ze met zekerheid. Het is mijn lichaam dat gelooft, het zijn mijn stem en mijn handen.' Het boek is doordrenkt van het geluk dat de ontluikende vriendschap Jacob geeft. Het verhaal is bijna een Griekse tragedie, en toch leest De trooster als een boek waar het zonlicht invalt.
Jacob wordt meegesleept door zijn behoefte erkend te worden door Henry, een behoefte die hij dacht niet te kennen. Hij gaat langzaam de grens over in deze religieuze, symbolisch geladen omgeving. Het roept associaties op met bijbelse waarschuwingen als de brede en de smalle weg, maar zijn 'grens' is slechts een innerlijke grens, alleen waarneembaar voor Jacob zelf. Er zijn in het klooster immers geen echte 'regels', zoals hij Henry probeert uit te leggen. 'Zo doen we dat gewoon.'
Zonder die duidelijke markeringen, en in een wereld zonder Jezus, blijven we echter zitten met de schuld. En daar zit de fascinatie voor de schrijver: wat doen we met 'dit eeuwige spel waar de schuld wordt doorgegeven als de zwartepiet in het kaartspel'? Waar gaat die naartoe, als er niemand opstaat die de schuld op zich kan nemen? Een onvergetelijk beeld, die zwartepiet, dat het klooster, en het hele boek, doet openscheuren en opent naar de wereld.
****
De Geus; 224 pagina's; € 20,99.
Marnix Verplancke
rt/aa/14 m
Jacob is koster in een klein klooster dat steeds minder broeders telt en de lege cellen vult met leken op zoek naar zin. Wanneer op een dag de in een schandaalsfeer afgetreden politicus Henry Loman voor de deur staat, lijkt die zich minder aangetrokken te voelen tot de broeders dan tot Jacob. Steeds vaker trekken ze samen op, zitten ze te praten in de tuin of gaan ze samen naar de kerkelijke vieringen in de aanloop naar Pasen. ‘Mijn spirituele held is Paulus,’ vertrouwt Henry de koster toe, ‘de man die dwaalde maar op het rechte pad kwam.’
Eindelijk iemand die me waardeert voor wie ik ben, zo gaat Jacob mee in zijn verhaal, en dat misschien wel voor het eerst in zijn leven. Jacob is immers geboren met een scheef gezicht en een slecht gehoor. Als de buurkinderen indertijd moedertje en vadertje speelden, kreeg hij steevast de rol van de hond – hij was blij dat hij überhaupt een rol kreeg. Nu heeft hij weer een rol, beseft hij, want net zoals hij het hout van de kapel tijdens het schuren blanker en gladder ziet worden, wil hij ook het innerlijk van Henry een opfrissing geven.
Esther Gerritsen diept de groeiende relatie tussen Jacob en Henry sereen uit, met respect voor hen en hun ideeën. Zelden lazen we een roman waarin zo overtuigend en oprecht een gelovig personage werd neergezet. En waarin de schoonheid van het geloof ernstig wordt genomen. Hoe weinig vertrouwd wij daar nog mee zijn, merk je op iedere pagina. Toch exotisch, denk je dan, zo onvoorwaardelijk meegaan in een symbolische wereld die dwars op de onze lijkt te staan.
Gerritsen legt haar personages daarbij geen woord te veel in de mond. Binnen de muren van een klooster kun je met weinig woorden immers heel wat zeggen. Zoals een visser een vis binnenhaalt, lijkt Jacob Henry steeds meer voor zichzelf en het geloof te winnen, tot er niet ver van het klooster een heidense popverbranding doorgaat en zowel de koster als de politicus elk op hun manier volledig uit de bol gaan.
****
De Geus, 211 blz., € 20,99.
T.H.
In een klooster komen met Pasen veel gasten. Gast Henry zoekt contact met de beheerder, de eerste die hem wegwijs maakt in een geloofswereld die hem vreemd is. Henri blijkt gevlucht en staat afwijzend tegenover bezoekende ex. Beheerder Jacob geniet van de onverwachte aandacht en wil alles doen om Henri te helpen. Wat Henri hem opbiecht brengt hem in de war. De prior en zijn medebroeders schieten te hulp. Jacob voelt een schuld die niet van hem is. Jacob is het ik-personage en via zijn gedachten worden religieuze gedachten verwoord. Niet alleen zijn twijfel ook zijn liefde voor Jezus en Maria. Hij is een buitenstaander, een vreemde binnen het kloosterleven en ook in de wereld. Mismaakt, geen vrienden, geen vrouw. Henri wordt eveneens overtuigend neergezet. De anderen blijven context. De titel verwijst naar de hoofdfiguur van het boek en van het geloof. Het boek is opgebouwd in zeven hoofdstukken, elk gescheiden door een witte pagina. Toegankelijk taalgebruik. Een wijs boek. De auteur (1972) is bekend van romans als ‘Roxy’, van toneelteksten, verhalen en columns in onder andere de VPRO-gids. Fijnzinnig geschreven worsteling met geloof en moderne wereld. Shortlist Libris Literatuur Prijs 2019.
Jann Ruyters
rt/aa/10 m
Wat zoeken mensen in een klooster? In de openingszinnen van haar ontroerende paasroman 'De trooster' schetst Esther Gerritsen het 'ideaalbeeld' kraakhelder. Aan het woord is Jacob, conciërge in het retraitecentrum. Hij repareert dingen. "Ik herinner me dat ik deurposten schuurde, dat ik spierpijn had, mijn vingers kapot waren, dat ik het hout blanker en gladder zag worden en ik zeker wist dat ik gelukkig was. Het werk onder je handen zien verbeteren. Het hout en ik, dat was genoeg. Ik was tevreden met mijn gebrekkige lichaam, dat brandt en slijt, en toch volstaat, dat doet wat het moet doen. Ik verlangde niets."
Het is duidelijk: dit wordt een andere kloosterroman dan bijvoorbeeld 'Het hout' van Jeroen Brouwers die je ook direct het monnikenleven in trok - 'de pij irriteert de huid' - maar een cynischer toon aansloeg. In 'De trooster' spreekt Esther Gerritsen de taal van een gelovige, koster Jacob, eenvoudig in zijn geloof, gecompliceerd als mens.
Bekeerling Jacob is met zijn mismaakte gezicht, dat voor de ene helft mooi is en voor de andere helft scheef ('een prachtige afspiegeling van de willekeur van ons gelaat'), een buitenstaander. Ook in het klooster. Toen hij lang geleden eens voor de spiegel stond en bedacht dat hij meer van zichzelf hield dan dat anderen van hem hielden, sloeg het inzicht toe. "Toen realiseerde ik me dat het Gods liefde moest zijn die ik voelde, Gods liefde voor mij." Een liefde die hij vooral voelde als hij alleen was. "Andere mensen leiden me af van dat geluk, leiden God af zou ik haast zeggen, staan voor zijn uitzicht, zodat ik zijn liefde niet meer voelen kan."
Zo klinkt deze verteller als de spreekwoordelijke gelukzalige gelovige, maar dit is een 'paasroman', en Jacobs gelukzaligheid zal op de proef worden gesteld. Een nieuwe gast arriveert in het klooster. Deze Henry Loman, een staatssecretaris die iets op zijn kerfstok heeft, wordt als belangrijk man door de nieuwsgierige broeders gretig onthaald, maar wendt zich in zijn zoektocht naar loutering juist tot de stuurse Jacob. Deze stelt zich tegen wil en dank open voor de vreugde en intimiteit van de vriendschap, wordt door hem uit zijn schulp het leven ingetrokken, om dan wreed teleurgesteld te worden. Jacob stuit op eigen nalatigheid maar vooral op egocentrisme en opportunisme, ofwel de zondeval, van de ander. De gebeurtenissen herinneren hem (én de lezer) aan de onmacht van Jezus zelf, de mensenredder die 'onbegrijpelijk' de schuld van de mensen op zich nam en het niet redde.
Klinkt dit al te bijbels, in haar verwijzingen naar het lijdensverhaal blijft 'De trooster' ook vrij simpel, maar Gerritsen palmt je in met haar observaties, dat talent om het menselijk streven en tobben in het onderlinge contact oh-zo precies weer te geven. Al moet je voor deze 'paasroman' misschien wel een christelijke opvoeding genoten hebben. Alleen dan zal bijvoorbeeld Jacobs poging om met een kotelet het bloed van het lam aan Lomans deurpost te smeren om Gods toorn af te weren, niet alleen bizar zijn maar ook aandoenlijk en onthutsend.
In een taal waarin ernst, nuchterheid en ironie afwisselend de boventoon voeren, schetst Gerritsen de zwenkingen in Jacobs humeur. Hij spreekt ontnuchterend over zijn verbroken huwelijk ('zonder vrouw in huis is het makkelijker masturberen'), maar benadert de manie als hij zijn liefde voor God en het goddelijke betuigt: "Hoe overweldigend het kan zijn, dat lucht, licht, gras, boom en mens tegelijkertijd bestaan, allemaal in mij."
Met geloof, aanbidding en toewijding heeft Gerritsen weinig moeite. Alleen al een wandeling door de kloostergang beschrijft ze prachtig, zo dat de volgzaamheid van de kloosterling erin doorklinkt. "Voor ik mijn voet neerzet, rusten mijn ogen altijd kort op de tegel die ik zo zal raken, waardoor mijn stappen in een perfecte mal vallen, een melodie van telkens op de juiste plek aankomen. Dat alles op een zacht zoemende innerlijke melodie. Het is de melodie waarop ik loop en zo lijkt mijn gang nooit mijn eigen gang, meer een gehoorzaam volgen."
Dat de schrijfster in haar zevende roman in een klooster, bij Jezus zelf, is aanbeland hoeft voor haar lezers ook geen verrassing te wezen. In Jacob herken je de mensenreddingsfantasieën van 'superduif' Bonnie en van Olivia uit 'Broer'. Maar Jacobs worsteling ontroerde me meer. Ergens schetst de kwetsbare verteller hoe hij zijn zelfbeheersing bewaakt door 'de lichamen om hem heen cel voor cel weer af te breken' tot hij de gevoelens van weerzin, jaloezie en wantrouwen die de mensen bij hem oproepen van hen heeft losgeweekt, en het alleen nog zíjn jaloezie, zíjn weerzin, zíjn wantrouwen is. "Ik ben een kamer vol smerige gevoelens. Met liefde ruim ik die kamer op."
De ascese volgens Gerritsen. Je ziet hier de auteur zelf aan het werk, zij het dat zij gevoelens niet zozeer opruimt als wel benoemt, zo helder soms dat het raakt aan een openbaring.
De Geus; 224 blz. € 20,99
oordeel
Simpel maar kraakhelder in observatie van mens en gevoelens.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.