Wittgensteins minnares
David Markson
David Markson (Auteur), Erik Bindervoet (Vertaler), Robbert-Jan Henkes (Vertaler), Lieke Marsman (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MARK |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MARK |
Alexandra De Vos
il/pr/03 a
Stel u voor: op een dag wordt u wakker en u bent alleen. Niet alleen in uw bed of in huis, maar volkomen alleen - u bent de enige mens op aarde. En u bent ook het enige dier op de wereld. Wie en wat er verder ook waren - geliefden, kinderen, ouders, de kat in de keuken, tjirpende krekels - alles is weg. 'De eeuwige stilte van deze oneindige ruimte maakt mij bang', verzuchtte Pascal over de kosmos. Dat is nu uw werkelijkheid, alle dagen en alle nachten, een doodstil heelal. En nu? Hoe gaat u overleven?
Dat is het uitgangspunt van Wittgensteins minnares (1988), een filosofische roman van de Amerikaanse schrijver David Markson (1927-2010). Hij kruipt in het hoofd van Kate, een kunstenares van rond de vijftig die al een tiental jaren overleeft in zo'n wereld, die nog het meest lijkt op een achtergelaten filmset: overal slingeren auto's rond, met cassettes in de tapedecks. Overal staan huizen vol boeken, kunst, kleren, elektrische toestellen. Maar er is niemand om ze te gebruiken. Behalve Kate, 'dolend door dit eindeloze niets'.
Zwijgen
Kate is een New Yorkse, ze schilderde en was bevriend met kunstenaar Willem de Kooning. Ze had ook - zo leren we uit haar fragmentarische monoloog - een man, minnaars en een zoontje. Dat zoontje heet soms Simon, soms Lucien, want wat de feiten uit haar vroegere leven betreft is ze verward. In ieder geval is ze alles kwijtgeraakt, nog vóór de apocalyps. Het zoontje stierf, het huwelijk strandde. Haar ouders overleden. De huiskat verdween. 'Op een keer droomde ik van roem. Meestal was ik eenzaam, ook toen al', schrijft ze.
Nu is de eenzaamheid zo overweldigend dat ze een manier moet vinden om greep te krijgen op de werkelijkheid. Dat doet ze door alles te benoemen, te catalogeren. Haar hoofd is een verzameling feiten en feitjes die ze uitstort op het papier, in steeds eendere korte paragrafen. Taal moet bewijzen dat ze bestaat, dat ze zich op een logische manier verhoudt tot de vreemde stilte daarbuiten. Alleen: hoe gebruik je taal als er niemand is om naar je te luisteren? Bestaan feiten zonder getuige?
Houvast zoekt Kate in een citaat van Wittgenstein dat zich in haar hoofd verankerd heeft. 'De wereld is alles wat het geval is', beweerde de filosoof in zijn Tractatus logico-philosophicus. De werkelijkheid bestaat uit een verzameling feiten, en de verhouding van die feiten tot elkaar. Dingen, de materie op zich, dat is niet het belangrijkste. Het traktaat sloot met een beroemde uitspraak: 'Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.' Zonder taal bestaat niets, zonder taal is de mens geen mens.
Bagage
Kate is een goeie leerling, ze geeft haar wereld vorm alsof ze in een Wittgenstein-traktaat leeft. Het is een strenge, bleke wereld, als een afgekloven karkas: 'Ik ontdeed me van bagage. Dat wil zeggen, van dingen'. Ze ontdoet zich ook van de emoties uit haar vroegere leven, omdat ze die niet in taal kan vatten. Wat er dan overblijft? 'Een soort bagage. De bagage die in je hoofd achterblijft, dat wil zeggen restanten van wat je ooit hebt geweten.'
En dat is veel. De hele westerse cultuurgeschiedenis komt voorbij in Kates monoloog; van Homerus tot Levinas, met een omweg langs Brahms en Van Gogh. Kleine en grote feiten uit artistieke levens noteert Kate, dat Sappho een dochter had, dat Bach blind werd van partituren kopiëren, dat Keats maar 1 meter 55 was, dat Wittgenstein kloostergazons maaide. In vrijwel elke zin komt ze op haar stappen terug, vult ze aan of maakt ze tegenwerpingen, zoals Wittgenstein in zijn Tractatus. Op elke bladzijde klinken ze, de 'alhoewels', 'of liever gezegd', 'bij nader inzien'.
Uitputtend, bevreemdend en frustrerend, zou je die opsommingen kunnen noemen. Marksons roman maakt het je niet gemakkelijk. Er is geen plot, er gebeurt nauwelijks iets, Kates monoloog staat op losse schroeven. Wittgensteins minnares is een Amerikaans broertje van Wachten op Godot - Kate zoekt de hele wereld af naar iets of iemand, maar raakt klem in haar eigen hoofd. Misschien is ze wel gek, misschien is de wereld niet leeg maar is alleen haar eigen wereld ten onder gegaan.
De roman is meer dan een postmoderne spielerei. Achter en naast Kates woorden klinkt een fragiele roep, iets wat ons vraagt te luisteren, getuige te zijn. Van deze eenzaamheid, van het simpele feit dat iemand fluistert, opnieuw en opnieuw: ik besta.
En al die schrijvers en artiesten die de dode feiten in encyclopedieën leveren: ze bestonden, in een gedeelde eenzaamheid. Die obsessie met opsommen, vastleggen en emotie oproepen zonder plot of drama gebruikte Markson ook in andere romans. 'Mijn personages zitten in een slaapkamer met een hoofd vol van alles wat ze ooit gelezen hebben', zei hij. Ze bevolken een wereld die tegelijk leeg is en vol, streng als Wittgenstein en vol losse eindjes als een samengeraapte collage. De poëzie van een wereld na de schipbreuk van de twintigste eeuw, die moet u er als lezer in willen zien.
Vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, Van Oorschot, 282 blz., 22,50 € (e-boek 12,50 €). Oorspronkelijke titel: 'Wittgenstein's mistress'.
Luc de Rooy
Kate laat op een typemachine haar gedachten de vrije loop. In de woordenstroom die dit boek vormt (zinnen vormen alinea’s op zich, er is geen standaard verhaallijn) kan de lezer opmaken dat ze de laatste persoon op aarde is en al geruime tijd de wereld over reist – met de auto’s die er nog staan, levend van blikvoedsel – en nu haar lot overdenkt. Ze vertelt over de reizen die ze maakte, de musea die ze aandeed, de wonden die ze opliep en de kunstwerken die ze opstookte om warm te blijven. ‘Dolend door dit eindeloze niets,’ schrijft ze daarover, en: ‘… als ik niet gek was, werd ik in plaatst daarvan poëtisch.’ Want vervlochten in die anekdotes over haar reizen haalt ze wonderlijke feitjes op over kunstenaars, maar helemaal zeker is ze nergens van. In elke zin schuilt wel een twijfeling over of een verbetering van haar eigen woorden – het taalgebruik van Wittgenstein, legt Lieke Marsman verhelderend uit in het nawoord van deze roman van de Amerikaanse auteur David Markson (1927-2010). Een fascinerend verslag van een vrouw die de eenzaamheid probeert te overwinnen en koste wat kost de beschaving probeert hoog te houden.
Tanny Dobbelaar
rt/aa/28 m
Kate is een schilderes van eind veertig. Haar schilderijen hangen tegenwoordig in de galerijen van het Metropolitan Museum in New York, tussen de wereldberoemde doeken van de permanente collectie. Ze heeft ze er zelf neergezet. Niemand heeft ertegen geprotesteerd want er is niemand meer. Ze is alleen, zo alleen dat niemand zal beoordelen of haar schilderijen wel in dat beroemde museum thuishoren. Ze is ook zo alleen dat duizenden tennisballen van de Spaanse Trappen in Rome kan laten rollen, puur voor haar eigen plezier.
Kate is het enige personage in 'Wittgensteins minnares', geschreven door David Merrill Markson (1927-2010). Maar liefst 54 uitgevers wezen zijn experimentele roman af, totdat hij in 1988 in de VS werd uitgegeven en onmiddellijk een cultstatus kreeg. Onlangs verscheen er een Nederlandse vertaling van het vertalersduo Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, onbedoeld perfect getimed nu de coronacrisis ons land in zijn greep houdt.
In feite is de eenzaamheid van Kate een extreme variant op sociale isolatie. Wat betekent het om in je eigen hoofd, in je eigen taal opgesloten te zijn, dat is de grote filosofische kwestie die Markson via Kate aan de orde stelt. Wat hebben woorden voor nut als er niemand luistert?
In het verlengde hiervan kun je je afvragen wat een schilderij voorstelt als er niemand naar kijkt. Kunst is kennelijk niet alleen een hoogstpersoonlijke uitdrukking van een kunstenaar, maar ook een noodzakelijk gezelschapsspel.
Kate woont aan het strand en typt op een oude typemachine wat in haar opkomt. Er was ooit een zoon, Simon, of misschien heette hij Adam, die is gestorven. Ze had een man die Lucien heette, of misschien Adam, of Simon, die ze bedroog met andere mannen. Haar geschiedenis blijft vaag, evenals de vraag waarom ze zo alleen op aarde is. Wel staat vast dat ze menstrueert, want ze blijft het hele boek lang haar onderbroeken wassen.
Voor Kate is formuleren kennelijk belangrijk, ook zonder het vertrouwen dat ze gehoord, gelezen, begrepen wordt. Op haar oude typemachine schrijft ze 'wat het geval is'. Die zinsnede is een parafrase van de eerste stelling van Wittgensteins 'Tractatus Logico-Philosophicus': 'De wereld is wat het geval is.' Stelling 1.1. luidt: 'De wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen'.
Met die 'Tractatus' maakte de Weense filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) een verpletterende indruk op zijn collega-filosofen, omdat hij in strenge stellingen wilde vatten wat er van de wereld te begrijpen valt - en vooral wat niet. Over de interpretatie van deze kale stellingen zijn honderden boeken volgeschreven die ook allemaal stilstaan bij de raadselachtige laatste zin van dit werk: 'Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.'
Kate zwijgt zeker niet. Ze beschrijft alleen maar feiten waar ze tegelijkertijd aan twijfelt, ook omdat ze in zekere zin vooral herinneringen noteert aan wat ze ooit gelezen, gehoord of ervaren heeft. Haar monologen draaien in cirkels rondom uitspraken over schilders, componisten en de Griekse mythen over Helena van Troje. En over de vuren die ze stookt van schilderijen en kunstvoorwerpen, om warm te blijven. Een voorbeeld:
"Modigliani signeerde regelmatig schilderijen van andere schilders. Dan konden zij schilderijen verkopen die ze anders misschien niet hadden verkocht.
Ongetwijfeld had ik niet regelmatig moeten zeggen. Ongetwijfeld heeft Modigliani dit maar een enkele keer gedaan."
Het hele, jawel, het hele boek bestaat uit alinea's van één zin. Hoofdstukken zijn af-wezig, evenals een plot. Kate zelf noemt haar typewerk de ultieme autobiografische roman: het aaneenrijgen van zaken die ze dacht te weten, maar onmiddellijk betwijfelt zodra ze opgeschreven zijn. Heeft Bach nu elf of twintig kinderen? Ook mijmert ze over romanfiguren met namen als Rainer Maria Raskolnikov uit 'Misdaad en straf', wat je dan weer doet nadenken over de echtheid van romanpersonages. Raskolnikov heeft nu eenmaal andere voornamen gekregen dan Rainer Maria Rilke.
Een van de citaten waar het boek mee opent is een uitspraak van Wittgenstein: 'Ik begrijp goed waarom kinderen van zand houden.' Zo is ook dit boek, een regen van solitaire zandkorrels, of tennisballen, die na elkaar op de grond vallen en elk een wereld in zichzelf vertegenwoordigen.
'Wittgensteins minnares' levert zonder meer een merkwaardige leeservaring op die niet bij voorbaat plezierig is. Pas na de laatste bladzijde kwam het boek in mijn hoofd tot leven. Het ging er zelfs broeien, zeker nu de corona-maatregelen ons dwingen tot sociaal isolement. Kate is voor mij echt een persoon geworden, hoe ongeloofwaardig ze ook wordt verbeeld. Die tegenstrijdigheid intrigeert. Sociaal isolement is overigens peanuts vergeleken bij de ultieme eenzaamheid van Kate. Misschien leeft ze aan het einde der tijden waardoor ze alleen op de wereld is. Mogelijk waant Kate zich slechts alleen, omdat ze gek of dement is.
Niet de minste schrijvers blijken verrukt van 'Wittgensteins minnares'. De Nederlandse vertaling heeft een nawoord van Lieke Marsman, en de Engelse uitgave een essay van David Wallace Foster, waar ook Marsman naar verwijst. Dit boek kun je diepgaand bewonderen zonder er echt van te houden. Daarom vind ik hem niet 'de leukste roman van dit jaar', zoals de quote van The Washington Times luidt op de binnenkaft van de Nederlands vertaling.
Vaststaat dat Markson met Kate een zeer merkwaardig personage heeft gecreëerd. Zo vraag ik me af waarom Markson heeft gekozen voor een vrouw. Juist omdat Wittgestein homoseksueel was? Ook naar de betekenis van haar ongesteldheid moet ik raden. Het is alsof de schrijver wil benadrukken dat Kate's hoofd ook een lichaam heeft, dat haar solipsisme ook fysiek van aard is. Schrijven en bloeden zijn doelloos maar onvermijdelijk. Zoiets.
Tegelijkertijd confronteert dit vrouwelijke personage met een vooroordeel of een verlangen dat ik meer met vrouwen dan met mannen associeer: het verlangen naar contact en communicatie, het zoeken naar wederzijdse overeenstemming over wat het geval is in de wereld. Deze vrouw zoekt dat allemaal niet. Ze weet: ze is eindeloos alleen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.