Verzamelde verhalen
Ingeborg Bachmann
Ingeborg Bachmann (Auteur), Machteld Bokhove (Vertaler), Hans Höller (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Koppernik, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 BACH |
Koen Schouwenburg
i /ul/17 j
De Oostenrijkse schrijver Ingeborg Bachmann wordt terecht beschouwd als een van de belangrijkste Duitstalige auteurs van de vorige eeuw. Haar krachtige oeuvre is niet zo omvangrijk, omdat ze in 1973 al op 47-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van brandwonden. Haar onlangs verschenen Oorlogsdagboek is een fijne uitgave voor liefhebbers van Bachmanns werk en een mooie introductie voor wie nog niet zo bekend is met het leven en werk van deze bijzondere schrijver.
De literatuur van Bachmann is niet altijd even toegankelijk, haar lyriek en proza zijn vaak abstract en van een hoog filosofisch gehalte. De verhalen en haar roman Malina (1971) zijn vooral introspectief. Bij Bachmann is het bewustzijn van de personages belangrijker dan een plot met spetterende gebeurtenissen, 'want het is het innerlijk waar alle drama's plaatsvinden'. En door de sublieme weergave van de geestelijke gevechten van haar personages is Bachmann een uitzonderlijke schrijver.
Het zijn soms de kruimels die we moeten koesteren; de tekst van Bachmann in Oorlogsdagboek beslaat slechts vijftien bladzijden. Dat is redelijk mager. De rest van de uitgave bestaat uit de nawoorden van bezorger Hans Höller en vertaler Machteld Bokhove en de brieven van Jack Hamesh, een soldaat in dienst van het Britse leger die Bachmann vlak na de oorlog ontmoette.
Het beknopte dagboek van Bachmann beslaat twee delen. Het eerste is geschreven in september 1944 en het tweede in mei en juni 1945. In 1944 moet de dan 18-jarige Bachmann naar de 'gehate kweekschool'. Toch is ze ook opgelucht: liever naar die vermaledijde school voor onderwijzers dan arbeidsdienst in Polen.
Als de Russen al in Wenen zijn, vertrouwt ze haar dagboek toe dat ze bang is en rekening houdt met het ergste. Dan volgt het mooiste beeld van het dagboek: terwijl het gevaar nadert, leest Bachmann het Stundenbuch van Rainer Maria Rilke. Is het een vorm van verzet of is het de naïviteit van een 18-jarige?
En mocht deze passage sporen bevatten van sentimentaliteit, dan is het de jonge Bachmann vergeven, want haar standvastigheid en toewijding zijn ontroerend: 'De dagen zijn zo zonnig. Ik heb een luie stoel in de tuin gezet en ik lees. Ik heb me vast voorgenomen om door te lezen als de bommen komen. Het Stundenbuch is al helemaal verfomfaaid en besmeurd. Het is mijn enige troost.'
Die vastberadenheid lijkt een karaktereigenschap van de jonge Bachmann. In het jeugdgedicht 'Ik', dat vermoedelijk is in ontstaan in 1942 of '43, schrijft ze: 'Hier ben ik en hier blijf ik/ En zo blijf ik tot mijn laatste snik.'
Tegen Jack Hamesh zegt ze maar niets over haar gedichten; de jonge soldaat houdt niet zo van poëzie. Aanvankelijk verloopt het contact tussen de Joodse soldaat Jack en Bachmann, wier vader lid was van de NSDAP, stroef. Dat verandert als ze beginnen te praten over de boeken van Thomas Mann, Stefan Zweig, Arthur Schnitzler en Hugo von Hofmannsthal. Literatuur laat wel degelijk iets gebeuren. Tijdens de oorlog zorgde het voor vertroosting en daarna voor verbinding.
Jack neemt haar serieus, met hem kan ze praten. Ze noemt het 'de mooiste zomer van mijn leven'. Dat is vanwege Jack, maar ook omdat ze nu vrij is te kiezen: 'Ik zal studeren, werken, schrijven! Ik leef, zowaar, ik leef!' Deze vreugdekreet contrasteert met de somberheid die haar oeuvre karakteriseert. Eigenlijk was er voor Bachmann nooit echt vrede, omdat ze het leven ervoer als een strijd. 'Het is altijd oorlog', zegt de naamloze ik-verteller van Malina.
In 1946 vertrekt Jack, die geen ouders meer heeft, naar Palestina. Zijn brieven hebben een koortsachtig karakter, vooral door het gebrek aan komma's. Het ongepolijste is juist de charme en lijkt tevens een uitdrukking te zijn van zijn liefde voor Bachmann. Haar brieven aan hem zijn spoorloos, dus we komen alleen indirect te weten wat ze hem heeft geschreven. Herhaaldelijk verontschuldigt de zachtaardige Jack zich voor zijn getypte brieven, terwijl 'ik weet hoe jij daarover denkt'. Een paar jaar later is het Bachmann zelf die de dichter Paul Celan haar verontschuldigingen aanbiedt dat ze 'de belangrijkste brieven altijd met de machine geschreven' heeft.
De ontheemde Jack verlangt naar geborgenheid, 'naar de behaaglijke burgerlijkheid' van degenen die ze 'zo 'diep gehaat' hebben'. Dit verlangen is niet anders dan het naleven van die krachtige en gebiedende beginregels van Bachmanns canonieke gedicht 'Reclame':
Maar waarheen gaan we
onbezorgd wees onbezorgd
als het donker en als het koud wordt
wees onbezorgd
maar
met muziek
Jacks brieven zijn geen grootse literatuur en duidelijk van een ander niveau dan de brieven die Celan aan Bachmann schreef, maar ze zijn een welkome aanvulling op het beknopte oorlogsdagboek. Tegelijk vormen de brieven een mooi beeld van een gebroken man, die zijn leven opnieuw probeert op te bouwen. De publicatie van de brieven is een erkenning van zijn bestaan.
Uit het Duits vertaald door Machteld Bokhove. Koppernik; 127 pagina's; € 22,50.
De Oostenrijkse schrijver Ingeborg Bachmann voltooide slechts één roman, Malina (1971).
C.H.M. Beijer
In enkele dagboekbladen uit 1944-1945 schrijft de dan achttienjarige Ingeborg Bachmann over de laatste oorlogsmaanden en de eerste naoorlogse maanden in Oostenrijk. Deze bladen van de Oostenrijkse schrijfster (1926-1973), die later een imposant en belangwekkend oeuvre zou schrijven, laten zich lezen als een tweeledige bevrijding: die van het naziregime en van haar familiebanden. Daarbij is haar ontmoeting in 1945 met Jack Hamesh (1920-1987) van belang. Hij vluchtte als joodse weesjongen met een kindertransport in 1938 uit Oostenrijk naar Engeland en keert er in 1945 als soldaat in het Britse bevrijdingsleger terug. Net ná de oorlog vinden deze eenzame, belezen jonge mensen elkaar in gesprekken over literatuur. Vanuit Palestina schrijft hij haar in 1946-1947 brieven, die deel uitmaken van de privénalatenschap van Bachmann. Deze brieven vormen het tweede deel van deze indrukwekkende, ontroerende uitgave, die voorzien is van een voortreffelijk nawoord van Bachmann-kenner Hans Höller en een informatief slotwoord van vertaalster Machteld Bokhove over de geschiedenis van het dagboek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.