De vrolijke verrijzenis van Arago
Tomas Lieske
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2023 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : LIES |
Maarten Steenmeijer
rt/aa/11 m
'Dit is de tweedeling', legt de wij-verteller stellig uit op de eerste pagina van Tomas Lieskes roman Niets dat hier hemelt: 'Wij die van het veenmos houden en de vreemdeling die oversteekt.' Die wij, dat zijn de bewoners van De Veense Ecken, een dorp van nog geen dertig inwoners in een uitgestrekt gebied van veen, plassen en moeras. En die vreemdelingen, dat zijn de anderen, de indringers, de bemoeizuchtigen. Ze kennen de weg niet in deze contreien, ze kunnen maar beter wegblijven.
Het voorspelt dus weinig goeds wanneer de familie Boonervliet zich vestigt in het verlaten jachtslot vlak in de buurt van De Veense Ecken. Ze verhuizen vanuit Duitsland weer terug naar Holland en ze zijn met velen, deze stadsmensen: vader, moeder en elf kinderen. Petrus is de autoritaire, boomlange pater familias, die binnenshuis de scepter zwaait maar niet goed in de gaten heeft wat vijf van zijn opgroeiende zoons buitenshuis uitspoken, gedreven door hun waan dat ze een lokale afdeling van de Hitlerjugend vormen.
De veranderingen laten niet lang op zich wachten. Er worden afrasteringen geplaatst in het veengebied en het wordt onveilig gemaakt door blauwe vrachtauto's. Een daarvan rijdt een bewoner van De Veense Ecken dood, Abel Visator. Petrus Boonervliet blijkt hier meer van te weten. Intussen hebben zijn vijf ondernemende zoons een grootse ontdekking gedaan: een ruiter te paard, eeuwenlang geconserveerd in een muur van veen. Ze willen dit 'leven van lang geleden' nieuw leven inblazen en daar gebruiken ze Benjamin voor, de zoon van Abel. Ze klemmen de jongen met ontbloot onderlijf vast in het gevaarte, rennen weg en laten hem daar stikken.
Alsof deze plotlijn en het grote contrast tussen bullebakvader Petrus en lieve papa Abel nog niet genoeg richting aanwijzen, staat er ook nog eens met zoveel woorden dat de komst van deze buitenstaanders 'een klap [was] die toegebracht werd aan de landelijke rust en schoonheid van ons veengebied'. Geen misverstand dus over de boodschap die de roman hier verkondigt: grenzen zijn er om gerespecteerd te worden, anders krijg je narigheid.
Vertelt Lieske een oud verhaal? Jawel, maar daar laat hij het niet bij. Integendeel, hij doet er iets heel moois mee door de aangekondigde teloorgang van het veengebied niet als hoofdgerecht op te dienen, maar als ingrediënt te gebruiken voor een roman die paradoxaal genoeg doordesemd is van het idee dat grenzen juist níét vastliggen. Neem alleen al het gebied van veen en moeras, dat voortdurend van vorm en gestalte verandert. En dan de vertellers. Er is een collectieve wij-verteller en er is de ik-verteller Benjamin, die elkaar aanvankelijk overzichtelijk afwisselen in de even en oneven hoofdstukken maar later bijna ongemerkt in elkaar verstrengeld raken.
De historische inbedding is evenmin eenduidig. Op de achterflap staat dat Niets dat hier hemelt zich afspeelt aan het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw, maar in de roman zelf staat dat nergens met zoveel woorden. Dat is niet voor niks. Dit veengebied leeft met zijn rug naar de loop van de geschiedenis maar het krijgt er onherroepelijk wel mee te maken. Zie de blauwe vrachtauto's, zie de afrasteringen van prikkeldraad, zie het groepje jongens die Hitlerjugendje spelen. Wat hebben ze te betekenen? In De Veense Ecken hebben ze geen idee.
De Bijbel klinkt op vergelijkbare wijze door in het veengebied. Zo gaat Benjamin aan de haal met het boek Genesis, waarvan hij de tekst van haver tot gort kent omdat hij het voor straf moest overschrijven op school. En Abel is in Niets dat hier hemelt niet zozeer een evenknie van Kaïns broer (eveneens uit Genesis) als wel de lieve, bandoneon spelende vader die je dankzij diens uitvoerig gememoreerde verblijf in de buik van een walvis vooral associeert met het Bijbelboek Jona.
De Veense Ecken leeft zijn eigen geschiedenis, vertelt zijn eigen verhalen en doet dat op zijn eigen manier. Ook de vertrouwde plotlijn die de ruggegraat van de roman lijkt te zijn (de teloorgang van Benjamin en het veengebied) krijgt een eigen, onverwachte wending. Want Lieske geeft het laatste woord niet aan de familie Boonervliet (de indringers dus) maar aan hun slachtoffer. 'Ik hoor thuis in het moeras', vertelt de tussen leven en dood zwevende Benjamin in de slotalinea van de roman, 'in de buurt van (...) mijn oma, die uit louter licht bestaat, en die de schoonmoeder is van mijn vader, die in walvissen heeft gewoond.'
Als je dit hebt gelezen, komt de doemachtige titel Niets dat hier hemelt ineens in een ander licht te staan. Want als niets hemelt in De Veense Ecken, dan geldt dat misschien ook wel voor de vastgeklemde, aan zijn lot overgelaten Benjamin. Met andere woorden, het zou zomaar kunnen dat hij niet sterft maar in leven blijft. Is het niet in het veengebied, dan toch in elk geval in deze mooie roman, die zowel treurt als sprankelt. Want dat is Niets dat hier hemelt: een requiem voor het veengebied én een lofzang op de vertelkunst. En ook: een hoogtepunt in het rijke, veelzijdige oeuvre van Tomas Lieske.
★★★★☆
Querido; 261 pagina's; € 22,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.