Taal zonder mij
Kristien Hemmerechts
Kristien Hemmerechts (Auteur)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HEMM |
Aanwezig |
Atlas, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11976 |
Karl van den Broeck
ru/eb/05 f
Een jaar uit het leven van Kristien Hemmerechts
De Yoko Ono
van de Cogels Osylei
Precies twee jaar geleden, op 5 februari 2001, begon Kristien Hemmerechts aan een dagboek. Waarom ze dat precies bijhield, wist ze op dat moment nog niet. Vast stond wel dat ze het tot 15 februari 2002 zou volhouden en het nadien zou laten uitgeven. Een jaar als (g)een ander blijkt nu een zorgvuldig geconstrueerde 'sleutelroman' te zijn waarin Hemmerechts haar nest uitvliegt. Ze gunt daarbij de lezer niet alleen een inkijk in haar seksleven, haar twijfels en ambities, maar ook in de grote en kleine geheimen van haar vriendenkring die vooral uit hele of halve literaire of journalistieke mandarijnen bestaat.
Kristien Hemmerechts
Een jaar als (g)een ander. Dagboek 5 februari 2001-15 februari 2002
Atlas, Amsterdam, 384 p., 19,50 euro.
Het staat er ergens plompverloren op pagina 21. Op 14 februari 2001 krijgt Hemmerechts twee avontuurlijke uitnodigingen. Of ze met Dixie Dancercoer zeven dagen wil gaan stappen op de Noordpool en een "al even bevreemdend mailtje van Big Brother mensen. Of ik samen met andere BV's in het BB-huis wil gaan zitten. 10 dagen. Einde maart. En je moet opdrachten vervullen om geld te verdienen waarmee je dan boodschappen kunt doen."
Wat ze de "Big Brother mensen" geantwoord heeft, komt de lezer niet te weten. Uiteindelijk gaat de reis naar de Noordpool niet door en in het ophefmakende VTM-programma was Hemmerechts ook al niet te zien.
De anekdote zegt veel over het publieke imago van Kristien Hemmerechts als de Betty-met-brains van de Cogels Osylei, de chique laan in Berchem waar zowat de hele literaire kliek bijeenkwam die destijds rond Herman de Conincks Nieuw Wereldtijdschrift cirkelde. Net als BB-Betty had NWT-Kristien zich losgerukt uit haar brave ouderlijke milieu (als dochter van BRT-bons Karel Hemmerechts was haar vooral geleerd met twee woorden te spreken, goed op te letten in de klas en te eten zonder morsen), net als Betty bereikte ze (mede) dank zij haar vrienden (literaire) faam in Vlaanderen (en Nederland). Bovendien is ze stout: ze doet bij Adriaan van Dis in Zomergasten de werking van de vaginale vacuümpomp uit de doeken (mét beklijvende pornobeelden) en poseert uiteindelijk zelf naakt in het NWT, zij het dan wel met een begeleidend essay dat deze daad van cultureel correct exhibitionisme moet rechtvaardigen. Als Betty uit de kleren gaat, dan verlaagt ze zich tot lustobject. Als een feministische professor Engelse literatuur aan de KU Brussel én Staatsprijswinnares dat doet, dan heet het een 'experiment' te zijn.
Als één ding duidelijk wordt in Een jaar als (g)een ander, dan is het dat de Vlaamse literaire incrowd wat betreft intriges, geroddel, gefleem en gestook niet hoeft onder te doen voor Big Brother. Het komt uiteindelijk op hetzelfde neer: zorgen dat je niet wordt weggestemd door 'de kliek', anders ben je vogelvrij.
Het lijkt wel alsof Kristien Hemmerechts met dit dagboek op een of andere manier heeft willen breken met haar verleden. Niet frontaal, niet met slaande deuren. Maar subtiel. Als de Mol in het Big Brother-huis.
In de inleiding maakt ze meteen een verschil tussen de gewone mensen die in haar boek figureren en diegenen met een bekende achternaam. "Van sommigen lijkt het absurd hun achternaam te vermelden, zelfs wanneer die bekendheid geniet, zoals bijvoorbeeld geldt voor de redactie van het voormalige Nieuw Wereldtijdschrift, Frank Albers, Benno Barnard, Bernard Dewulf, Piet Piryns, Mark Schaevers en Paul De Wispelaere." Even verder lezen we: "Na lang wikken en wegen heb ik besloten vrienden en vriendinnen niet te identificeren. In mijn leven dragen ze een voornaam en doet hun officiële functie er eigenlijk weinig toe."
De literaire confraters zijn dus 'mensen', alle anderen die in het boek voorkomen zijn 'vrienden'? Vergezocht? Ik denk het niet. Heel subtiel geeft Hemmerechts de lezer inzicht in de dubbelzinnige relatie die ze onderhoudt met Frank, Benno, Piet of Mark. "Soms denk ik dat ik systematisch de verkeerde mensen heb vertrouwd", schrijft ze al op pagina 23. Het klinkt als een waarschuwing.
Hemmerechts wil nagaan hoe 'echt' de genegenheid en de waardering zijn die ze van haar vrienden krijgt. Enerzijds is ze de weduwe van Herman de Coninck, de beste vriend, mentor en toeverlaat van alle NWT-redacteurs. Die status garandeert haar een levenslang lidmaatschap van 'de kliek'. Maar Hemmerechts wil ook erkend worden als schrijfster en ze twijfelt of ze artistiek door haar vrienden voor vol wordt aangezien. Hemmerechts was trouwens al een halve beroemdheid nog voor ze bij 'de kliek' ging horen: de schrijvende dochter van Karel Hemmerechts, dát was nieuws. Pas een jaar later liet Herman de Coninck zijn oog vallen op de jonge, frisse debutante. Hoe ze een koppel werden, beschrijft ze zelf op pagina 322. Het was in Utrecht waar Herman de Coninck, Paul de Wispelaere, Elisabeth Marain en zijzelf moesten voorlezen. "Achteraf maakten we in een restaurantje ontzettend veel plezier, en in de auto naar huis zat ik tussen Paul en Herman. De ene legde een hand op mijn rechterdij en de andere op mijn linker, maar ik denk niet dat ze dat van elkaar wisten want het was donker achter in de auto. Ik legde mijn hand op die van Herman want met hem had ik al eens geslapen, al was het niet officieel 'aan', en ook niet officieus." De rest is geschiedenis. Vanaf dan werd Hemmerechts een beetje de Yoko Ono van de Cogels Osylei: ze hoorde erbij, ze schreef zelf ook wel maar ze moest zich toch niet te veel bemoeien met het 'mannenwerk' van Herman, Benno, Piet en de anderen. Hemmerechts haalt een herinnering op aan een NWT-vergadering: "NWT-vergadering bij Piet nav Demompere stuk tegen Piet en Paul. Benno arriveerde te laat maar snoerde mij binnen de minuut de mond met: 'Wat jij zegt interesseert me geen reet!' Opstaan, wegwezen." Zo ging het er dus toe.
Hemmerechts hunkert naar erkenning. Ze wil er het koste wat het kost bijhoren, maar haar vrienden zijn spaarzaam met complimenten over haar werk. Zo twijfelt ze of ze aan Mark Schaevers (cohoofdredacteur van Humo) zou durven te vragen "of wat ik schrijf waarde heeft. Heb ik talent of heb ik er geen?" Ze laat dat idee maar snel varen. Veel illusies maakt ze zich niet: "Alsof Mark 'nee' zou antwoorden. 'Nee, Kristien, je hebt geen talent.'"
Van Frank Albers, huidige chef Boeken van De Standaard, zegt ze dat hij geen roman van haar 'durft' lezen "uit angst dat hij hem misschien niet goed zal vinden".
(Gemaakt?) kwansuis haalt Hemmerechts vaak vernietigend uit naar haar 'kliekgenoten' en andere BIV's (Bekende Intellectuele Vlamingen). Soms doet ze dat rechtstreeks: Geert Van Istendael leest "een idioot verhaal", een foto van Stefan Hertmans "roept weerzin op", Yves Desmet heeft "een cortisonenkop", Betty Mellaerts draagt een "affreuze jurk waarvan ik durf te wedden dat ze er veel geld voor had betaald".
Soms gebruikt ze de techniek van de carambole: de ene bal aantikken om de andere keihard te raken. Zo "begrijpt ze niet" waarom Knack-journalist Joël de Ceulaer Herman Brusselmans een grotere schrijver vindt dan Tom Lanoye, merkt ze fijntjes op dat Eric Rinckhout Mamma Medea van Lanoye een slecht stuk vond, pleit ze als jurylid voor Gedichtendag voor een gedicht van Joke van Leeuwen terwijl ze dat van Leon (Leonard Nolens) "zonder enige twijfel" het mooiste vindt.
Echt onthullend zijn in dit verband de passages over de zogenaamde 'zaak-Brouwers'. Half maart 2001, Frank Albers is nog maar net chef Boeken van De Standaard als de krant opent met een sensationeel verhaal: Jeroen Brouwers zou een boek geplagieerd hebben van Dirk de Witte. Die zou nadien om die reden zelfmoord hebben gepleegd. De hele literaire wereld wéét vanaf de eerste dag dat dit verhaal kant noch wal raakt. Een vergelijking van beide manuscripten geeft al snel uitsluitsel. Hemmerechts geeft een minutieus overzicht van de telefoontjes tussen de bewoners van de Cogels Osylei en belendende mediapercelen. Albers krijgt kritiek van zijn kornuiten. Hemmerechts verdedigt haar vriend, maar valt hem al snel af. "Ben het met hem (Piet Piryns, KvdB) eens dat de kop 'Brouwers in opspraak' overdreven én onterecht was. Arme Frank. Geen goede start." Maar dan lezen we dat Albers en Hemmerechts na een gesprek tot de volgende conclusie komen: "in nood leert men zijn vrienden kennen. (...) He's my friend, en de rest kan de pot op. Maar wel fascinerend om dus te zien hoe vriendschappen bij dit soort conflicten een cruciale rol spelen. Schijnt ook zo te werken binnen de nationale én internationale politiek. Als buitenstaander zou je denken dat 'gezagsdragers' en 'beleidsmakers' op objectieve en neutrale gronden positie kiezen, maar in werkelijkheid is het ook - en soms vooral - een kwestie van wie het goed met wie kan vinden."
Ons kent ons, dus. Maar dan even verder: "Voor Piet, die - naar hij Frank meldt - een streng stuk in Knack heeft geschreven, is dit natuurlijk een moment de gloire. Zie maar hoe gevaarlijk het is om jonge mensen zoveel verantwoordelijkheid toe te vertrouwen. Ze kennen hun geschiedenis, hun dossiers en hun ethische code niet! Wijze oude mannen worden opzijgeschoven. Kleuters komen aan de macht. Voorwaar ik voorspel u: als dit zo verder gaat, zal rampspoed de media blijven treffen." Enkele dagen later blijkt "goddank" dat Piet een "gematigd" stuk geschreven heeft. Vrienden slachten elkaar toch niet af, nietwaar. Hemmerechts meldt ook nog dat hoofdredacteur Peter Vandermeersch overweegt om ontslag te nemen. De reactie van Albers komt de lezer niet te weten. Wel schrijft Hemmerechts dat Albers gelukkig "veel vrienden heeft". En dan de genadestoot: "Heb me - besef ik nu - ook door zijn versie laten meeslepen, allicht precies zoals PVDM. Vooral de sequentie roman gepikt, auteur pleegt zelfmoord maakt diepe indruk." De paragraaf eindigt met: "Misschien een gegeven voor een roman".
Uiteraard zijn deze passages vooral interessant voor wie van dicht of ver deel uitmaakt van het Vlaamse literaire wereldje, maar daarom citeer ik ze hier niet zo uitgebreid. Hier wordt duidelijk hoe zorgvuldig Kristien Hemmerechts haar dagboek gebruikt in een nauwelijks verholen 'afrekening' met haar intellectuele en artistieke biotoop. De lezer vraagt zich immers af of Frank, Piet, Erwin, Paul, Mark, Eric of Joël vooraf wisten dat alles wat ze aan de telefoon, op café of op de achterbank van een auto aan Hemmerechts toevertrouwden ook in haar dagboek terecht zou komen; een dagboek dat nu overal in de winkel ligt en dus tot het publieke domein behoort. Wat moet Joël tegen Tom zeggen wanneer die hem bij de volgende receptie iets vraagt over Brusselmans? Wat moet Albers denken van de (bewuste?) insinuatie dat hij zich enkel dank zij zijn "vele vrienden" staande heeft kunnen houden in de Brouwers-affaire?
Een dag als (g)een ander krijgt in deze passages de allures van een docusoap; de lezer kan de affaire haast op de voet volgen. Het verschil is wel dat iedereen die bijvoorbeeld bij De Pfaffs op bezoek komt, ziét dat hij gefilmd wordt en wéét dat hij te kijk wordt gezet voor heel Vlaanderen. Wie nu nog eens op een receptie aan de praat raakt met Kristien Hemmerechts weze gewaarschuwd. Everything you say, can and will be held against you.
In de epiloog van haar dagboek probeert ze zichzelf in extremis in te dekken, maar ook dat blijft dubbelzinnig: "Het is niet uitgesloten dat alle mensen die in het dagboek voorkomen weinig meer dan hun naam met de 'echte' persoon gemeen hebben. Ik heb - zo besef ik - genoteerd hoe zij zich aan mij hebben voorgedaan, en daarmee heb ik van hen - en van mezelf - personages gemaakt."
Hemmerechts wil naar mijn gevoel aan een nieuw hoofdstuk in haar leven beginnen. Daarbij blikt ze vaak bitter terug op het leven dat ze vroeger leidde. De dood van haar twee kinderen, haar twee mislukte relaties. De moeilijke relatie met Herman de Coninck. Na de dood van De Coninck speelt ze op allerlei 'Herman-herdenkingen' met brio de rol van beroepsweduwe. Naarmate het jaar vordert, raakt ze echter steeds losser van haar verleden, losser van Herman de Coninck. Tegen haar boezemvriend, de Waalse schrijver Jean-Luc Outers zegt ze: "Je suis sortie du deuil. Meer Bart minder Herman; in de zin van: meer leven, minder dood."
Bart is Bart Castelein, Hemmerechts' nieuwe lief. Hij is zo'n tien jaar jonger, heeft net een fietstocht door Kongo achter de rug en heeft met het literaire wereldje geen bal te maken. Het hele jaar door pendelt Hemmerechts tussen de Westhoek waar Bart woont en de Cogels Osylei. Het moment waarop ze zullen beslissen om samen te gaan wonen, lijkt niet ver meer. En de liefde is groot: Bart en Kristien neuken erop los en de lezer mag dat gerust weten. Het is alsof Hemmerechts wil pronken met haar verovering. Op pagina 185 lezen we: "Casteleintje gisteren na blowjob: Kristieneke, Kristieneke. Waarop hij prompt in slaap viel." Later denkt ze terug aan seks met Herman en hoe ze toen voortdurend dacht: "Hij is oud oud oud en ik ben het niet. Nog niet."
Pas op: Een jaar als (g)een ander is geen intiem dagboek. Hemmerechts is Cathérine Millet niet. Wie wil weten in welke standjes Kristieneke en Casteleintje zich wringen, komt bedrogen uit. Maar seks is wel belangrijk voor Hemmerechts. Ze doet het veel, ze denkt er veel aan en ze schrijft er ook voortdurend over. Ze put ook kracht en zelfvertrouwen uit haar lichaam. "Ik zie en voel mezelf als groter en slanker dan ik ben. En dat helpt ongetwijfeld om met enig zelfvertrouwen door het leven te gaan. Alles zit tussen de oren. Ook uiterlijk."
In dat verband nog: "Eigenlijk vulden we elkaar goed aan. Herman toch altijd een beetje de voyeur, ik de exhibitioniste."
Een journalist van Het Nieuwsblad maakt haar boos omdat hij haar een reactie vraagt op al die babes die hun borsten laten vergroten. "Want ik had ooit naakt geposeerd om een gewone vrouw te laten zien." Hemmerechts steigert, niet omdat ze geen mening heeft over siliconenborsten maar omdat "hij net niet zei: want u hebt kleine tieten".
Wat doet Kristien Hemmerechts verder, behalve e-mailen of bellen met haar vrienden? Werken! Ze schrijft Donderdagmiddag. Halfvier en een tiental artikelen voor kranten, weekbladen en tijdschriften. Daarnaast geeft ze les aan de duffe Katholieke Universiteit Brussel en aan de toneelopleiding Dora Van der Groen. Dat gaat haar steeds minder goed af. Er gaapt een kloof tussen haar en haar studenten. Ze begrijpt hen niet, verzucht ze. Op het einde van het boek neemt ze twee jaar loopbaanonderbreking.
Ondertussen holt ze ook nog eens van de ene lezing naar de andere: zo'n 25 in totaal, van Liedekerke over Boedapest, Turijn en Bielefeld. Vaak zijn die lezingen een sleur: het publiek is niet aandachtig, of gewoon stupide. In Bielefeld (waar ze samen met Dirk van Bastelaere is) komt er niemand opdagen. In Bonn zit er amper twaalf man in de zaal. "De internationale doorbraak zal niet voor morgen zijn", merkt ze op.
In het langste en meest langdradige deel van Een jaar als (g)een ander voert Hemmerechts de lezer mee naar Madagaskar. Samen met Bart doorkruist ze dat eiland per fiets. Het is alsof ze bij elke boom stilstaat om er een regel over te schrijven. Geeuw. Tijdens die reis komen Bart en Kristien wel veel dichter bij elkaar. Bij de terugkomst koopt Bart haar de ring die hij tot dan toe altijd weigerde te kopen. Haar weduwenring had Hemmerechts voor het vertrek uitgedaan. "Ik denk niet dat ik hem nog zal dragen", besluit ze.
Het dagboek eindigt met een bezoek aan haar zus Veerle. Die lijdt aan schizofrenie en verblijft al jaren in een psychiatrische instelling. Daar heeft Kristien het altijd heel moeilijk mee gehad, maar uiteindelijk wordt het een warm weerzien. Ze besluit dan ook dat de weg die ze met haar dagboek aflegde er een is "van zus naar zus".
Voordien heeft ze al voorgoed afscheid moeten nemen van haar jeugd: ma en pa hebben de ouderlijke woning in Grimbergen verruild voor een appartement. Kristien Hemmerechts kan nooit meer naar huis. En daar voelt ze zich opperbest bij, zo blijkt.
Is Een jaar als (g)een ander nu een goed boek? Niet echt. Het boek is met zijn 380 bladzijden uitermate langdradig, zit boordevol passages met een hoog Libelle-gehalte: eerlijk, oprecht maar anekdotisch. Originele gedachten ontwikkelt Hemmerechts zelden. Haar meningen en analyses haalt ze bij voorkeur uit The Guardian, waaruit ze tientallen keren ellenlange citaten overschrijft. Voor de literaire incrowd is dit boek wel een goudmijn, een sleutelroman waar de sleutel werd bijgeleverd. Als iedereen die in het boek vernoemd wordt, het ook koopt, dan rinkelt de kassa voor Hemmerechts.
Eén ding moet je haar wel nageven: ze spaart zichzelf niet. Ze maakt zichzelf niet groter, slimmer, mooier of flinker dan ze in werkelijkheid is. Ze is naakt en dwingt de lezer om naar haar te kijken. Zelf heeft ze daar blijkbaar meer en meer moeite mee. Over de beruchte naaktfoto van Stephan
Vanfleteren die destijds in het NWT stond, is ze allang niet meer te spreken. "Plotseling hield ik er niet meer van - van de foto, bedoel ik. Wist ook waarom; ik heb er geen kop op. Geen ogen, geen mond. Alleen lijf." Voer voor psychologen: Hemmerechts put zelfvertrouwen uit haar uiterlijk, maar realiseert zich dan dat ze zichzelf daardoor 'onthoofdt'. Dat confronteert haar dan weer met haar diepste twijfel: dat ze intellectueel te licht weegt, dat ze een slechte schrijfster zou zijn.
'Een dag als (g)een ander' krijgt soms de allures van
een docusoap. Het verschil
is wel dat iedereen die bij
de Pfaffs op bezoek komt,
weet dat hij voor heel Vlaanderen te kijk wordt gezetHemmerechts hunkert naar erkenning. Ze wil er
het koste wat het kost bijhoren, maar haar vrienden zijn spaarzaam met complimenten over haar werk
Onno Blom
ru/eb/06 f
Het is werkelijk zo gegaan,'' zegt Kristien Hemmerechts. ,,Aan mijn studenten van het Herman Teirlinck Instituut heb ik op 5 februari 2001 gezegd: begin een dagboek te schrijven, en zie wat er gebeurt. Als ik de studenten een vrije opdracht geef, gaat het nogal eens mis. Dan krijg ik vaak teksten die volkomen onecht zijn. Complete poppenkast. Dus dacht ik: ik vraag ze om een dagboekfragment. Daar kan van alles in terechtkomen: een observatie, een beschouwing, een gebeurtenis. Dat is een vorm waarbinnen je van alles kunt uitproberen.''
Toen Hemmerechts thuiskwam van het college realiseerde ze zich dat ze eigenlijk zichzelf een opdracht had gegeven. ,,Het was alsof ik mezelf had overtuigd van het feit: laat jezelf door een dagboek verrassen. Die dag ben ik meteen begonnen.''
Er kwam nog iets bij. Op hetzelfde moment herinnerde ze zich dat Herman de Coninck ooit hetzelfde plan had opgevat. Kort tevoren was Hemmerechts een brief van hem tegengekomen -- tijdens het werk aan de selectie van brieven van De Coninck die binnenkort zal verschijnen -- waarin hij aankondigde een dagboek van het jaar 2000 bij te gaan houden. Om zichzelf te motiveren bij het schrijven, om voor zichzelf te formuleren wat hem nog allemaal te doen stond. ,,Dat was een prettig idee,'' zegt Hemmerechts. ,,Een diepe rust daalde over mij neer.''
Geen moment twijfelde ze of ze haar dagboek zou gaan publiceren. ,,Het is toch iets wat je maakt. Ook voor het oog van een ander. Al kan ik me voorstellen dat je een dagboek bijhoudt voor jezelf, waarin je minder let op vorm. Totaal ongecensureerd. Maar ik wist van meet af aan: zo'n dagboek is het niet.'' Toch heeft ze duidelijk pogingen gedaan om het dagboek zo authentiek mogelijk op te schrijven. Ze noteert afkortingen, laat spelfouten staan met een vraagtekentje erachter, en schrijft veel notities niet in volzinnen, maar in telegramstijl. Ergens vraagt ze zich af: ,,Mogen er in een dagboek 'kutzinnen' staan?''
Het antwoord ontbreekt in het dagboek, en nog altijd weet Hemmerechts het niet. Ze wuift het weg. ,,Wie wil, maakt brandhout van mij op basis van twintig zinnen uit dit dagboek.'' Hemmerechts had zich, voordat zij begon met schrijven, geen enkele beperking opgelegd. ,,Mijn dagboek moest niet alleen een product, maar ook de weerslag van een proces zijn. Ik vond het interessant om te merken dat het boek ook een vroegerboek is geworden. Vaak sleurden momenten me terug naar andere gebeurtenissen in mijn leven. Scènes van een vroeger leven. Meer en meer kreeg het een autobiografisch karakter, maar dat was nooit gepland. Dat gold ook voor de beelden die op mijn netvlies bleven hangen. Het prettige aan het dagboek is dat het geduldig is. Het laat zoveel toe. Details, of soms maar één woord. Alles kan.''
Toch ervoer zij dat er een gigantisch verschil is tussen iets meemaken of iets denken, en het opschrijven. ,,Veel mensen geloven dat een dagboek uit je stroomt en vhoom! ongefilterd op papier wordt gekwakt. Dat is absoluut niet het geval. Woorden komen makkelijker in mijn hoofd terecht dan op papier. De dingen die er niét in staan, dat zijn de dingen waar nog geen vorm voor is. Waar nog geen woorden voor zijn. De dingen die er wél in zijn terechtgekomen, daar had ik naar mijn gevoel voldoende controle over. De controle van de formulering.''
Er was nog iets dat ze in de greep wilde houden: de publicatie van intimiteiten. Op 7 november vergelijkt Hemmerechts haar eigen dagboek met La vie sexuelle de Catherine M. : ,, 'Dire la vérité de toutç a,' schrijft Catherine Millet in haar boek. De waarheid zeggen. Zij gaat daar erg ver in, misschien wel 99,9 % ver. Begrijp ook perfect waarom ze dat doet: een radicaal onderzoek in de hoop tot begrip te komen. Maar zelf doe ik het niet. Of maar een beetje. Laten we zeggen: 75 % ver.''
,,Dat percentage is een schatting,'' zegt Hemmerechts zuinigjes. ,,Die andere 25 procent wilde ik niet opschrijven omdat ik andere mensen niet in verlegenheid wilde brengen of wilde kwetsen.'' Met haar eigen schaamte had het verzwijgen van 25 procent van de waarheid weinig te maken. ,,Ik maak een zeer strenge scheiding tussen de tekst en het leven. Ik zal altijd eerst kijken: werkt die zin? Ik zal me veel minder het hoofd breken over de vraag: welke informatie geeft die zin nu over mij? Voor mijn studenten gebruik ik altijd de metafoor van het podium en het foyer. De actrice die haar kleren uittrekt op het podium heeft, als ze mensen na afloop komt begroeten, weer een badjas aan. In de foyer zeggen ze ook niet tegen haar: 'Hé, trek uw kleren nog eens uit!''
Voor haar geldt die code ook als het gaat om de scheiding tussen tekst en leven. ,,Dit zijn niet De bekentenissen van Kristien Hemmerechts. Maar het zijn zinnen waarvan ik hoop dat ze een kracht hebben, waarvan ik hoop dat ze werken. Daarin verschillen ze niet van zinnen uit een van mijn romans.'' Hemmerechts heeft, met andere woorden, van zichzelf een personage gemaakt. ,,Zodra je 'ik' schrijft, word je een personage.''
Daarom is zij de proloog van haar dagboek ook begonnen met een knipoog naar het begin van Robinson Crusoe , de eerste roman uit de Britse literatuur, die begint met de regel: ,,I was born in the Year 1632, in the City of York, of a good Family, tho' not of that Country, my Father being a Foreigner of Bremen, who settled first at Hull .'' Hemmerechts' eerste zin verwijst daarnaar: ,,Ik werd geboren op 27 augustus 1955 rond acht uur in de ochtend in een ziekenhuis in Brussel als het derde kind van Karel Hemmerechts en Liliane Verhaeghe.''
De proloog van Een jaar als (g)een ander eindigt met de sensatie dat zij, als zij in de Westhoek rondrijdt, in een teletijdmachine naar haar kindertijd wordt gevoerd. ,,Plotseling is het allemaal terug: de zongerijpte gewassen op de velden, de klaprozen en korenbloemen, de halmen die wiegen in de wind, de kronkelende veldwegjes, het lome vee, de mensen op stoelen voor hun huizen. Want ja, in mijn jeugd was het altijd zomer. En iedere dag koesterde ons de zon.''
,,Op dat moment,'' zegt Hemmerechts, ,,weet je als lezer dat dat niet waar is. De zon schijnt niet altijd in België. Voor mij is dat een manier om te zeggen: lezer, je komt een tekst binnen. Maar ik weet: het is heel moeilijk. Want tegelijkertijd gebruik ik mijn eigen naam, en de echte namen van mensen in mijn omgeving. Het is onvermijdelijk dat veel mensen dit dagboek zullen lezen met voyeuristische blik. Die zullen het gewoon lezen met het idee: ah, zo is Kristien. Terwijl ik zeg: nee, het is een tekst.''
In het dagboek houdt Hemmerechts die opvatting vol tot en met de epiloog. In het slot van Een jaar als (g)een ander ontmaskert zij haar ik-figuur. Een aantal van de herinneringen uit haar ,,vroegerboek'' blijken niet te stroken met de feiten. Haar weergave van een beslissend boek uit haar jeugd, Blijf toch bij ons, Ingertje , klopt van geen kanten. En de ontmoeting met Pim Fortuyn, die ze zich vlak na de moord op de politicus zo scherp kon herinneren, zou wel eens nooit kunnen hebben plaatsgehad.
,,Als ik dat heb bedacht, wat heb ik dan niet bedacht? Wat is de waarde van mijn herinneringen? Ik doe een poging om te zeggen hoe het is, maar misschien is het louter een versie die maar weinig met de feiten te maken heeft. Je vervormt je leven door het te vertellen. In de verwoording wordt de ervaring voor een deel gemaakt. Dat gold ook voor Taal zonder mij , het boek over Herman. Het schrijven is een ontdekkingstocht, wat het onderwerp ook is.'' Dat het onderwerp ditmaal Kristien Hemmerechts zelf is, verandert daar niets aan. ,,Nee,'' zegt ze ferm. ,,Ik vond het ook leuk om te doen. Spannend.'' Ze grinnikt. ,,En ja: dat bewijst misschien dat ik een narcist ben.''
Dat zij graag over zichzelf schreef was geen probleem, maar het moet lastiger geweest zijn in de passages die gaan over de mensen in haar directe omgeving: haar collega's, haar vrienden, haar dochter Kathy, en Bart Castelein, haar nieuwe liefde na Herman de Coninck. De schrijfster besliste in hun plaats wat al dan niet te intiem was om op te schrijven. Wat bij de 25 procent en wat bij de 75 procent hoorde. Vooral over Bart heeft ze veel aan het papier toevertrouwd.
,,De afspraak met Bart was: jij hebt vetorecht. Toen het manuscript klaar was, heb ik het hem laten lezen. Doodzenuwachtig was ik. Bart nam het manuscript mee naar huis in de Westhoek, en ik bleef achter in Antwerpen. Voortdurend belde ik hem op, maar hij wilde niet met me praten. Hij was aan het lezen, en bleef maar lezen, lezen, lezen. De hele nacht door. In het begin van het dagboek had hij stevige bedenkingen over de manier waarop ik onze relatie portretteerde. Ik beschrijf bijvoorbeeld ergens dat wij ruzie hebben, maar daarna toch vrijen. Dan staat er: 'Daar zijn we goed in, maar het lost niks op.' Toen mopperde hij: 'Straks gaan de mensen denken dat het bij ons alleen maar daarom gaat.''
HEMMERECHTS zucht. ,,Maar dan, verderop, pffff, trekt het bij, en blijkt dat onze relatie op meer berust dan seks. Uiteindelijk vond Bart het een heel mooi, menselijk boek.'' Ze lacht. ,,Nu, vlak voor de publicatie van het dagboek, zijn Barts vrienden natuurlijk dodelijk nieuwsgierig.'' En ze worden niet teleurgesteld, als ze iets willen weten van Barts bedroom secrets . ,,Nogmaals: we moeten aanvaarden dat dat aspect meespeelt. Ik heb echt ontdekt dat er zeer weinig wezenlijke verschillen zijn tussen mensen. Als je iets laat zien van je geheime emotionele of seksuele leven, dan wordt dat nooit veroordeeld, maar juist herkend. Wij zijn in wezen allemaal hetzelfde. Dus waarom zou ik me schamen?''
Soms is het nog sterker, en heeft het er alle schijn van dat Hemmerechts met haar schaamteloosheid koketteert. Als ze zich afvraagt of ze eens iets zal opschrijven dat ze eigenlijk niet aan de openbaarheid prijs wil geven (en dat dan wel doet, als ze vertelt dat Herman haar eens vroeg mee naar een restaurant te gaan en geen slipje te dragen), of als ze de intimiteiten exploreert met Bart, die een stuk jonger is dan zij. Nadat zij een passage heeft gewijd aan de vroege dood van haar twee zoontjes, staat er: ,,Vraag me af of dit waar is: Bart is voor mij de zonen die ik verloren heb.''
,,Dat is niet pijnlijk,'' zegt Hemmerechts zacht. ,,Dat is een zin die ik als zin sterk vind. Ik ben niet achterlijk. Als je een man hebt die zoveel jonger is dan jij, dan kleppen de mensen erover. Daar heb ik geen last van. Voor mij gold: er was een verdriet en dat werd voor een stukje gecompenseerd. En dan is er ineens die zin.'' Een moment aarzelt ze: ,,Ik weet niet eens of wat er staat waar is. Ik vermoed zelfs dat het niet waar is. Het kan niet waar zijn. Maar er wordt een waarheid in verteld. Het is enkel het besef dat je de liefde niet kan opsplitsen. Dat de liefde voor deéé n, ook de liefde voor de ander kan zijn. Als ik die zin opschrijf, heb ik niet het idee 'goh, nu geef ik heel veel bloot'. Maar misschien is het wel een zin die inzicht geeft. En niet alleen in mij -- want dan is het niet interessant -- maar in iedereen. In de mens.''
Hemmerechts heeft te horen gekregen van de mensen die het boek al hebben gelezen dat het een heel ,,menselijk'' dagboek is. ,,Vooral de vrouwen vinden het ongelofelijk herkenbaar. Dat vind ik belangrijk. Dat sterkt mij in de gedachte dat ik erin ben geslaagd iets essentieels te verwoorden. Er zijn zoveel clichés, zoveel banaliteiten. Die hebben we nu gehad. Hoe kan ik daaraan voorbijgaan? Door verder te gaan, en te kijken wat die zin mij zal opleveren. Dat heb ik geleerd van het schrijven van Taal zonder mij . Ik dacht dat het een boek was over mij en Herman. Maar het bleek een boek te zijn over iedereen. Dat heb ik eindeloos moeten horen van mensen: het is zo herkenbaar. Ik zat te schrijven over onze kat, onze slakom, en de kwispels waarmee de gordijnen worden opgehouden. Enfin, heel die anekdotiek van dat specifieke leven blijkt op een rare manier universeel. Dat is een vreemde omgekeerde evenredigheid: hoe persoonlijker je schrijft, hoe meer je zegt over iedereen.''
IN het dagboek kan Hemmerechts dan ook maar weinig begrip opbrengen voor mensen die zich niét uitspreken over hun gevoelens. Naar aanleiding van de onwil van Thomas Mann om publiekelijk over zijn emoties te spreken, beweert ze dat mensen van wie het gevoelsleven maar zelden het daglicht ziet ,,emotionele analfabeten'' zijn. Hemmerechts spuwt vuur. ,,Ja! Thomas Mann zegt: je moet niet praten over je privéleven. Hoe zegt hij dat ook weer?'' De ander is een geheim. ,,Voilà. Je moet de ander niet proberen te doorgronden, daar moet je respect voor tonen. Hij weigerde te praten over het persoonlijke. Maar wat blijkt? Dat Thomas Mann, met zijn vrouw en vijf kinderen, eigenlijk homoseksueel was. Hij had dus een hele duidelijke reden om dat te vinden.'' Ze hikt van het lachen. ,,Maar het heeft ook als gevolg dat hij in zijn dagboek niets te melden heeft.''
De tegenwerping dat het verzwijgen, en de omtrekkende beweging, schitterende literatuur kunnen opleveren, mag niet baten. ,,Ik heb het dagboek niet gelezen. Maar Marcel Reich-Ranicki heeft gezegd: het is van een enorme intellectuele armoede. Het dagboek gaat alleen maar over Manns constipatie en zijn wandelingen met de hond.'' Het kan er bij Hemmerechts niet in, dat dat juist mooi kan zijn. Ze schudt haar hoofd. ,,Emoties leven niet in volstrekte duisternis. Ik wil daarmee niet zeggen dat mensen die niet en plein public over hun emoties spreken gehandicapt zijn. Maar ik geloof niet in de theorie die wel wordt geopperd dat stille, introverte mensen juist meer emoties hebben. Of heel anders zijn dan ze zich dagelijks voordoen. Emoties en gevoelens groeien en bloeien pas als je er de taal bij hebt gevonden.''
Wat dat betreft, is het tekenend dat Hemmerechts beschrijft dat zij met haar vrienden rond de tafel zit, vlak na de aanslag op de Twin Towers op elf september, en dat zij sprakeloos zijn. Niemand praat erover. Ook haar laten de woorden op die dag -- het zal je maar gebeuren: je schrijft een dagboek over een jaar, en in dat jaar vliegen twee passagiersvliegtuigen met filmische kracht het tweekoppig symbool van het Westen aan gruzelementen -- in de steek. Op elf september 2001 bevatten de dagboeknotities vooral ergernis over de verslaggeving op televisie. ,,Er was geen nieuws. Er was het feit van de aanslagen, maar wie dat had gedaan en waarom, dat was onduidelijk. Toch werden dezelfde beelden alsmaar herhaald, moesten alle andere programma's van het scherm worden weggeveegd. Je merkte dat men het moest rekken en rekken.''
HEMMERECHTS ziet nu wel in dat dat een tamelijk cynische vaststelling is na zo'n schokkende gebeurtenis. ,,Er staat óók wel dat het bad news is. Maar ik geef toe: toen ik teruglas wat ik op elf september had geschreven, dacht ik wel: nou, Hemmerechts, daar had je toch wel een iets nobeler reactie mogen noteren. Dat was nou niet echt ferm. Het toont ook aan dat ik niet de geschiedenis in zal gaan als een groot politiek analiste.'' Toch weerstond ze de verleiding om het dagboek later aan te vullen en bij te slijpen. ,,Ik dacht: nee, Kristien, laten we het eerlijk spelen.''
Ze zwijgt even. ,,Het was gewoon zo. Ik heb dat wel vaker. Neem al dat gepraat destijds over de zonne-eclips. Iedereen had het erover, en ik vond dat potsierlijke onzin. Nu kan je niet zeggen dat de aanslagen op elf september een non-event waren, maar als je achteraf zou terugkijken naar de televisie-uitzendingen van die dag, dan bestonden die uit oeverloos geëmmer, gezwets en gespeculeer. Eerst zouden er 25.000 doden zijn gevallen, toen 12.000, toen 6.000. Uiteindelijk waren het er 2.900. Ik ergerde me -- ik weet het, het is schandelijk in het aanschijn van die vele doden -- aan het vullen van al die programma's zonder dat er iets te zeggen viel.''
Of zij zelf iets wezenlijks heeft gedestilleerd uit het jaar 2001? ,,Dat moet de toekomst uitwijzen. Over een jaar zal ik weten hoe het boek gelezen wordt. Natuurlijk wil ik graag goede recensies krijgen. Maar uiteindelijk is de vraag: wat doet het boek met mijn lezers? Dat is iets anders.''
Zelf had ze, toen ze de drukproef van het complete dagboek las, nadrukkelijk het gevoel in de spiegel te kijken. ,,En dat was niet altijd een prettig gezicht. Dat hing ook erg samen met de rouwperiode waar ik nog inzat. Als ik het dagboek zou hebben geschreven direct na Hermans dood, dan was dat nog erger geweest. Dan was ik daar uitgekomen als een regelrecht wrak. Nu ben ik al weer veel evenwichtiger dan twee jaar geleden, maar in 2001 zwalkte ik tussen verdriet om Herman en de spanning van de nieuwe liefde. Dat zorgde ervoor dat ik emotioneel en labiel was. Ik praatte mezelf moed in, moest me opkrikken -- dat zou nu veel minder zijn... denk ik.''
Hemmerechts' aarzeling spreekt boekdelen. Klaarblijkelijk steekt het verdriet dat zij in het verleden heeft gehad, steeds weer de kop op. ,,Daar ben ik ook van geschrokken. Iemand zei dat ook tegen me: dat mijn verdriet nog zo heftig is. Om mijn zoontjes, om Herman. Voor mij is het vanzelfsprekend. Het verdriet is er gewoon altijd. Wat dacht je dan? Ik weet dat er mensen zijn die gemakkelijk een streep onder het verleden trekken, maar ik behoor niet tot die mensen. Je draagt je hele leven met je mee, alle verschrikkelijke dingen, alle ontmoetingen die je hebt gehad. Dat was voor mij ook confronterend: hoe alles altijd tegelijkertijd aanwezig is. Dat vergt een enorme inspanning van me. Soms denk ik wel eens: het leven hoeft ook weer niet zó lang te duren.''
Een glimlach speelt om haar lippen. ,,Er is veel gebeurd. In het dagboek, maar ook in mijn leven. Je kunt dat niet scheiden. Ik weet dat, maar ben ontzettend blij dat ik dat gedaan heb. Ik denk dat ik het over tien jaar nog eens doe. Ik hoop dat de mensen het dan opnieuw zullen lezen en denken: c'est une vie . Dit is een leven met goede en slechte kanten. Met onvolmaaktheden en mooie dingen. Dat is al.''
KRISTIEN HEMMERECHTS, Een jaar als (g)een ander, Atlas, Amsterdam, 380 blz., 19,5 euro.
Hilde Sabbe
ru/eb/03 f
«Het leven van iemand die een beetje bekend is, verschilt heel weinig van dat van de grote hoop», verwoordt Hemmerechts het zelf. «Ik hoop dat mensen het boek lezen alsof er zou staan 'het leven van een vrouw in het begin van de 21ste eeuw' in plaats van 'het leven van Kristien Hemmerechts'. Vrouwen die het al gelezen hebben, vinden het zo herkenbaar: de plotse stemmingswisselingen, de tegenstrijdige gevoelens en gedachten... Dat is ook zo bevrijdend, dat je weet: het is dus niet zo eigenaardig dat ik me zo voel».
Mannelijk Vlaanderen zal ongetwijfeld moedeloos verzuchten: nu doen we al die pogingen om zacht en gevoelig te zijn, en dan geven vrouwen toch de voorkeur aan een dominante man.
«Tsja, wat moet ik daar meer over zeggen? Het is iets wat ik constateer: dat hij dominant is en dat ik dat niet altijd onaangenaam vind. Het blijft natuurlijk wel binnen de perken: ik bepaal zelf wat ik doe, hoe mijn dag eruitziet. Maar het is een feit dat hij een 'manman' is, zoals ik dat noem, en dat mij dat aantrekt.
Bart is iemand van weinig woorden. Hij heeft ook iets heel strengs: het is wit of zwart, en ik weet ook dat ik hem niets zou moeten wijsmaken. Misschien heb ik dat nodig. Hij is zeer rechtlijnig en dat trekt mij ook wel aan.
Maar het is een misverstand te denken dat hij niet gevoelig is: hij kan me lezen als een boek. In één oogopslag ziet hij wat er met mij aan de hand is. Hij is heel gevoelig, maar geen softie, geen romanticus. Soms vind ik dat wel jammer, ja. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten.
Hij heeft zeer veel respect voor mijn werk en hij laat me ook alle ruimte. Het is uitgesloten dat Bart zou eisen: nu wil ik dat je dat afzegt en thuis blijft. Uiteindelijk vind ik dat misschien meer waard dan iemand die in woorden zegt: ik vind het goed dat mijn vrouw werkt, maar daar in daden misschien gemengder over is.
Het heeft met iets heel primitiefs te maken, vermoed ik, dat vrouwen vallen voor mannelijke mannen. En ergens is het ook logisch: als je een sterke vrouw bent, dan moet je daar een sterke man naast hebben. Iemand die zich niet laat intimideren, iemand die stevig in zijn schoenen staat, en dus met een flink ego. Ik denk niet dat er zoveel mannen zijn die het met mij zouden aandurven. Voor één nacht misschien, maar voor een langdurige relatie? Heel veel mannen deinzen terug voor sterke vrouwen, geven toch de voorkeur aan een wat onderdaniger, meegaander versie. Ik vraag me ook af of het feit dat zoveel mannen hun echtgenote inruilen voor een jongere vrouw daar niks mee te maken heeft».
Straks bent u het inderdaad nog eens met de Amerikaanse Laura Doyle, auteur van 'The surrendered woman' die predikt dat vrouwen zich in alles door hun man moeten laten leiden en het geluk in de slaafse adoratie ligt.
«Toch niet, maar ze heeft een punt. Toen ik pas weduwe was en praatte met vrouwen die deel uitmaakten van een stel, viel het me enorm op hoe ze hun man vaak tot op het bot afkraakten. Dan dacht ik: wees blij dat je man leeft, maar nee hoor. Ze lieten zich echt heel kleinerend over hem uit, alsof het een eersteklas sukkel was, een groot kind.
Wat je leert als de evidentie van die man wegvalt, is dat, als er een man is, je die gaat verzorgen. En om dat te doen, volstaat een eenvoudige handleiding. Schrijf maar op: zorg dat je altijd eten voorradig hebt, een fles goede wijn geen goedkope rommel en lekkere seks. En niet zeuren. Vooral niet zeuren. Een man kan niet tegen gezeur, al moet je wel bereid zijn dat van hem te aanhoren. Waarom gaan zoveel mannen naar de hoeren of nemen ze een minnares: omdat ze iets fundamenteels tekortkomen thuis. Ik heb ook niemand nodig die zegt dat het niet deugt wat ik doe, ik ben geen masochist. Sommige vrouwen kunnen wel gaan shoppen met de visakaart van hun man, maar slagen er niet in één waarderend woord over hem over hun lippen te krijgen.
Doyle heeft zich, denk ik, op een bepaald moment gerealiseerd dat ze zich nogal negatief uitliet over haar man, en heeft besloten het roer om te gooien. Het probleem is dat ze vervolgens een heel grote bocht heeft genomen, in die mate dat zij geen enkele beslissing meer neemt en daar ga ik niet in mee».
«Die keer, zoals we toen neukten, wist ik dat het
liefde was, echte liefde, en ik wist ook dat hij het wist»
Uit Een jaar als (g)een ander
Seksuele aantrekkingskracht als bindmiddel, als oeroude kracht?
«Het verklaart in elk geval waarom de liefste, aardigste man je toch Siberisch koud kan laten. Omgekeerd verklaart het ook waarom vrouwen vallen voor absolute klootzakken. Ik vind inderdaad dat seks iets heel dierlijks, iets primitiefs en instinctiefs heeft. Het romantische ideaal de versmelting van harten en lichamen lijkt me zeer gecommercialiseerd: denk maar aan Valentijn. Mij lijkt het niet de essentie. Mijn ervaring is dat het inderdaad om een soort oerkracht gaat en juist dat vind ik zeer spannend. Seksuele spanning staat dan ook haaks op een te grote vertrouwelijkheid: als het allemaal te huiselijk wordt, is die seksuele drift er niet meer, word je broer en zus. Er is iets tragisch aan: ieder mens verlangt naar geborgenheid, maar heeft ook die spanning nodig, en blijkbaar is het moeilijk om de twee te combineren».
Woont u daarom niet samen?
«Ik zou het wel willen, samenwonen. Het is vervelend als er honderdvijftig kilometer tussen jou en je minnaar zit, dat is anderhalf uur rijden. Maar voorlopig zie ik geen oplossing: hij is verknocht aan zijn streek en zijn werk is er. Omgekeerd weet ik ook: ik kan het daar mooi vinden, ik kan nu al uitkijken naar de zomer en de tochten die we zullen maken, maar ik ben een stadsmens. Ik heb die anonimiteit nodig. En misschien is het ook het gif van dit huis waar ik erg veel van hou en waar al die herinneringen aan Herman (De Coninck, dichter en man van Kristien die in 1997 overleed) nog hangen. Maar goed, Bart gaat verbouwen en ik zou een eigen werkkamer krijgen, dus we zien wel».
Trouwen ziet u dan wel weer zitten?
«Ik zou best een trouwfeest willen, maar, in alle eerlijkheid, ik ben een beetje bang voor de contractuele consequenties. Ik ben de afgelopen tijd getuige geweest van een aantal echtscheidingen en dat getrek en geduw rond het materiële vind ik zeer onaangenaam. Ik wil best zeggen 'ik ben de vrouw van Bart' en hij noemt zich vaak mijn man, ik wil best getrouwd zijn in de emotionele betekenis, maar de zakelijke gevolgen schrikken me af».
«Moeders die van de vader van hun kinderen scheiden, een andere man nemen, en daarna nog een andere en misschien vervolgens nog een en nog een, en zich daar voor de rest van hun leven tegenover die kinderen schuldig over voelen. Ik dus, en elke vrouw die hetzelfde heeft gedaan. Angst dat die kinderen vanwege de scheiding naar de heroïnespuit zullen grijpen, in de psychiatrie zullen terecht komen, nooit een diploma zullen halen. In de watten gelegde kinderen. Kinderen die worden ontzien omdat ze eerst niet zijn ontzien»
Uit Een jaar als (g)een ander
Heeft u nog altijd last van dat schuldgevoel?
«Kathy wordt nu 22 en ik heb het gevoel dat het allemaal een plaats heeft gekregen. Ze heeft een erg goede band met haar stiefbroer en stiefzus en als er geen echtscheiding was geweest, had ze die ook niet gekend, denk ik soms. Toen ze op de lagere school zat, was ze het enige kind van gescheiden ouders en daar kwam nog 's bij dat die andere kinderen allemaal hun eerste en plechtige communie deden, waardoor ze dus twee keer een uitzondering was. Ik denk dat het daardoor heel moeilijk was voor haar.
Je zal mij nooit horen zeggen dat een echtscheiding voor kinderen een goede of een prettige zaak is. Het ergert me ook als mensen mij twee maanden nadat ze uit elkaar zijn zeggen: «het gaat heel goed, ook met de kinderen». Een echtscheiding is voor de kinderen een aardbeving, en ik denk dat je verder komt door dat gewoon te erkennen. Ik ben overigens benieuwd wat zij later zullen doen. Een keer per week eten we hier allemaal samen: mijn ex, de kinderen, en ik hoorde mezelf onlangs zeggen: jullie moeten dat niet doen hoor later, scheiden. Dan lachen ze natuurlijk.
Ik denk ook dat je dat moet compenseren en dat bedoel ik dan niet materieel maar door meer aandacht. Toen mijn dochter nog heel klein was ben ik bij haar vader weggegaan. In de week bleef ze bij hem en in het weekend kwam ze bij mij, zeker in die tijd een ongebruikelijke regeling. Ik heb me dan ook in honderd knopen gelegd om zeker geen weekend over te slaan, haar duidelijk te maken dat ik blij was dat ze er was en ook echt aandacht te geven. We hebben ontzettend veel samen gedaan: tentoonstellingen, films, toneelvoorstellingen. Af en toe gingen wij ook met zijn tweeën op vakantie: dat had zij nodig en dat geef ik ook als tip mee. Want als ouder kan je wel stralend verliefd zijn op je nieuwe partner, maar voor dat kind ligt dat natuurlijk heel anders. In het beste geval bouwt het een aardige band op met die persoon.
Een echtscheiding heeft ook reële voordelen: het geeft je kind een stuk vrijheid en onafhankelijkheid. In een normaal gezin sta je als kind tegenover je ouders en die vormen een front. Die blijven 'wij, mama en papa'. Bij een echtscheiding valt die wij aan scherven en het voordeel voor dat kind is dat die illusie al doorprikt is en dat de relatie met je ouders gelijkwaardiger is. Je krijgt meer dan vroeger de kans om met elke ouder individueel een band op te bouwen en ik denk dat je elkaar ook meer vertelt dan je anders zou doen».
«Soms zou ik graag
een uurtje een vrouw zijn
met een normaal leven (...) (lachend)Trouwen op je 23ste, man met geld,
twee of drie kinderen,
twee auto's, hond,
twee vakanties per jaar...
(ernstig) ik zou graag al was het maar even weten hoe het zou voelen om mezelf te zijn indien mijn zus niet ziek was geworden,
die twee jongens niet
waren gestorven, er geen echtscheiding was geweest en ook geen weduwschap»
Uit Een jaar als (g)een ander
«Ik heb geleerd om alles een plaats te geven en telkens opnieuw een ander leven op te bouwen, maar dat kost allemaal verschrikkelijk veel energie. Dat is heel vermoeiend, almaar flink zijn. Je leeft met het niets. Op heel veel vlakken zijn er dingen die niet zijn: niet met die zus shoppen, niet met je zonen stoeien, man die er niet meer is. Dat is moeilijk om dat telkens opnieuw te aanvaarden.
Het is ook een soort nieuwsgierigheid: hoe zou ik geworden zijn als die dingen niet zouden gebeurd zijn? Misschien zou ik oppervlakkiger zijn, maar ik denk dat het makkelijker zou zijn. De dingen verliezen hun vanzelfsprekendheid. Je moet ten alle prijze verbittering en zelfmedelijden vermijden. Dat is gif. Het is heel makkelijk om daarin te verzinken, maar dat moet je niet doen. Onder geen beding».
Een jaar als (g)een ander, dagboek 5 februari 2001-15 februari 2002, uitgeverij Atlas, 420 blz.
«Om een man te verzorgen, volstaat een eenvoudige handleiding.
Schrijf maar op:
zorg dat je altijd eten voorradig hebt,
een fles goede wijn
geen goedkope rommel
en lekkere seks.
En niet zeuren.
Vooral
niet zeuren»
Het herkenbare dagboek van Kristien Hemmerechts
31/12/2003
Van 5 februari 2001 tot 15 februari hield Kristien Hemmerechts haar dagboek bij. Ik kan me amper voorstellen dat zij dit vroeger niet zou hebben gedaan, maar hier staat haar op een heel directe manier de publicatie ervan voor ogen: "Je moet aan zo'n dagboek wennen. Bewust aan zinnen denken. Formulering. Verwoording". Bijna 400 bladzijden lang is het geworden, dit jaaroverzicht dat ergens het midden houdt tussen ondubbelzinnige directheid en verliteratuurde werkelijkheid. In de epiloog noteert ze dat Catherine Millets ambitie 'dire la vérité de tout ça' een ijdel project is : "Het is niet uitgesloten dat alle mensen die in dit dagboek voorkomen weinig meer dan hun naam met de 'echte' persoon gemeen hebben. Ik heb -- zo besef ik -- genoteerd hoe zij zich aan mij hebben voorgedaan, en daarmee heb ik van hen -- en van mezelf -- personages gemaakt". Het lijkt erop dat Hemmerechts warm en koud blaast tegelijkertijd: wie niet akkoord gaat met een of andere uitspraak, kan direct de mond gesnoerd met het argument dat het hier toch, ondanks alles, om fictie zou gaan. Hemmerechts torst in haar dagboek veel verleden met zich mee: veel Herman (de Coninck), veel Steve (haar eerste man), veel Rob en Ben, haar vroeg gestorven zoontjes, veel papa en mama Hemmerechts... En voor Kristien: geen eind komt er aan het "opgewonden gebabbel", over wat ze leest in krant en tijdschrift en romans, over haar ontmoetingen binnen het literaire wereldje, waar iedereen iedereen kent en steunt en meedraait in de machtsspelletjes... Op 5 december noteert ze: "Van saaiheid en verveling verlos ons, Heer" Op zijn minst een verrassende smeekbede voor iemand die als Kristien Hemmerechts van hot naar her, van lezing naar panelgesprek, van televisieoptreden naar radio-interview holt. Hoe het dan komt dat je dit dagboek leest, 'consumeert', en eigenlijk nergens blijft bij stilstaan? De lijn die ontbreekt? Het gezeur over Casteleintje (Bart, met wie ze eind 2001 een fietstocht maakt op Madagaskar), over liefhebben en weer niet liefhebben? Het doordrammen over de affaire Reve-Anciaux en de nogal potsierlijk overkomende reactie van de Verenigde schrijvers van Vlaanderen (die dan toch niet zo talrijk bleken te zijn)? Of toch ook het zo graag uitpakken met zichzelf, "blijkbaar onuitputtelijk, die persoonlijkheid van mij", maar zonder er daarbij in te slagen ook echt interesse te wekken voor die persoon, al of niet tot personage verheven? Even lijkt het erop dat Kristien Hemmerechts zich dit alles ook heeft gerealiseerd: aan het slot van haar dagboek hier focust zij nadrukkelijk op haar zus Veerle, die in een psychiatrische inrichting verblijft. Dan noteert zij: "Dat zal de weg zijn die ik in dit dagboek afleg: de weg naar haar; de weg die van mijn egoïsme en pijn naar haar pijn leidt. Of gewoon: de weg van zus naar zus." Alleen spijtig dat van die weg, overwoekerd als hij wordt door grotendeels overbodige anekdotiek, alleen wordt gezegd dat hij er misschien wel is, maar waarvan voor het overige nauwelijks iets te bespeuren valt. [Jooris Van Hulle]
Dick Welsink
Het jaar 2001 was een veelbewogen jaar in het veelbewogen leven van de Vlaamse schrijfster Kristien Hemmerechts (1955). In vele van haar dagboekaantekeningen duikt de naam van Herman de Coninck op, haar echtgenoot die op 22 mei 1997 in Lissabon op straat stierf in de armen van Anna Enquist. In de zomer van 2001 werd de dochter van Anna Enquist op de Dam in Amsterdam op de fiets doodgereden. Ook de namen van Ben en Rob, de zoontjes uit haar eerste huwelijk die allebei jong stierven, vallen veelvuldig. En dan was er ook nog de elfde september. Maar het is niet alleen uitzichtloze ellende waar ze over schrijft: ze heeft een nieuw 'lief', ze voltooit een nieuwe roman ('Donderdagmiddag. Halfvier'). De notities lijken ongepolijst, nu eens bestaan ze uit niet meer dan een losse zin, dan weer beslaan ze enkele pagina's. Je krijgt een aardig beeld van de achterkant van een schrijversleven, de angst en de schroom om in het openbaar op te treden, het soms verachten van het domme publiek, de vreugde wanneer een zaal reageert zoals hij moet reageren. Dat er een enkel feitelijk slordigheidje is blijven staan, moet maar voor lief genomen worden. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.