Oorlogsgeheimen
Jacques Vriens
Jacques Vriens (Auteur), Philip Hopman (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Holkema & Warendorf, cop. 2006 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VRIE |
31/12/2006
Hoe buigzaam zijn sprookjes? Kan je oneindig met hun kenmerken en inhouden spelen, of is er een grens? Laat het gegeven dat sprookjes uit een orale verteltraditie stammen, een grenzeloze variatie aan hervertellen op papier toe? En hoever kun je sprookjes aanwenden buiten hun originele functies als volks- en cultuursprookjes? Drie recente sprookjesboeken roepen die aloude vragen opnieuw op. Twee ervan zijn bewerkingen van bestaande sprookjes, een derde, het langverwachte nieuwe kinderboek van Anne Vegter, brengt nieuwe sprookjes die sterk zinspelen op bestaande vormen en motieven.
Hervertellen -- 3+
De bekende jeugdauteur Jacques Vriens beroept zich op de (her)verteltraditie van sprookjes om zijn eigentijdse hervertellingen te rechtvaardigen. "Opnieuw verteld voor jonge kinderen", omdat die vele moeilijke woorden en zinswendingen niet snappen en sommige passages te eng vinden. Grootmoeders grote oren... is een bundeling van zijn eerdere boeken Grootmoeder, wat heb je grote oren uit 1996 en O, mijn lieve Augustijn... uit 2001, en dat levert dertig hervertellingen op van sprookjes uit het verzamelde werk van Perrault, Grimm en Andersen.
De oorspronkelijke boeken, een commercieel succes, werden gemengd ontvangen door critici. De vlotte, humoristische vertelstijl werd gewaardeerd, maar velen vonden dat Vriens toch te veel gesleuteld had aan de oorspronkelijke boodschap en stijl van de sprookjes. Vriens behoudt de hoofdlijnen van de plot, maar schrapt wel eens iets en voegt er vooral veel aan toe. Langere dialogen, expliciete beschrijving van gevoelens, hedendaagse en typisch Noord-Nederlandse zegswijzes, extra scènes om bepaalde dingen uit te leggen of gewoon voor de lol, veel humor, bv. wanneer het eng wordt, meer evaluatie en een flinke morele les. Nogal wat kenmerken van de triviaalliteratuur 'quoi', en dat is wat de meeste sprookjes in deze bundel geworden zijn. Net zoals veel populaire fictie, zijn deze hervertellingen dan ook behoorlijk omslachtig.
De eigentijdse invulling moet iedereen naar zijn eigen smaak beoordelen, maar was het echt nodig om de prinses op de erwt een tuttebel te noemen? Omdat zo'n prinselijke fijngevoeligheid niet meer van deze tijd is? Wat met de symboolwaarde dan van zo'n bevreemdende eigenschap? Aan het begin van 'De kikkerkoning' wordt een nieuwe scène ingelast over hoe rotverwend de prinses wel niet is, en hoe slecht haar vader daarmee omgaat. Dat eigentijdse pedagogische probleem geeft een toch wel iets andere strekking aan het verhaal, en zo geschiedt vaak in deze hervertellingen. Sprookjes zijn magisch door hun totale anders-zijn en compacte stijl, die vele interpretaties toelaat. Vriens mort aan beide, en de meeste van zijn hervertellingen werken daarom niet meer goed als sprookje. Ook niet als voorleesverhaal. Wanneer de omslachtige stijl van Vriens je niet zint, dan wil je passages overslaan en zoekt je oog naar een aansluitingspunt verderop in de tekst, maar dat stokt het voorlezen. Vriens ontneemt de sprookjes daarmee hun hervertelfunctie, terwijl dat net het kenmerk van de sprookjestraditie is waarmee hij zijn boek verdedigt.
Niet bij alle sprookjes in deze bundel gaat hij zo omslachtig te werk. Waar Vriens het kort houdt, bv. in 'Vrouw Holle' of 'Repelsteeltje', onstaat wel een geslaagde hervertelling. Ook geslaagd zijn de illustraties bij de sprookjes. Vier grote namen zetten zich eraan. Waar Alex De Wolf en The Tjong Khing hun bekende, prettige stijl aanwenden en hoogstens wat vrijer werken in de recentere hervertellingen, merk je bij Philip Hopman en Klaas Verplancke een duidelijke evolutie van 1996 naar 2001. Hopman gaat groter werken, met een gedurfder kleur- en lichtspel, en weet daarmee de magie van sprookjes weer te geven. Verplancke experimenteert met donkere kleuren en groteske vormen, wat resulteert in heel sterke prenten, bv. in 'Duimelijntje' en 'De tondeldoos', die de oerkracht en het anders-zijn van sprookjes terug oproepen. [Chris Bulcaen]
Drs. A.W.M. Duijx
Bundeling van ‘Grootmoeder, wat heb je grote oren’ (2002) en ‘O, mijn lieve Augustijn’ (2001) met de bekendste sprookjes van Charles Perrault (4), de gebroeders Grimm (16) en Hans Christian Andersen (10). De dertig sprookjes zijn zodanig aangepast dat ze uitermate geschikt zijn om voor te lezen aan jonge kinderen, terwijl de essentie van de sprookjes bewaard is gebleven. De sprookjes zijn meer verhalend geworden, bevatten eenvoudig en veelal modern taalgebruik en sprankelende dialogen. Daardoor spreken ze de jonge luisteraar zonder meer aan. Alle sprookjes zijn rijkelijk in kleur geïllustreerd door vier bekende illustratoren uit Nederland en Vlaanderen: Philip Hopman, Thé Tjong-Khing, Klaas Verplancke en Alex de Wolf. De vele illustraties volgen niet alleen de sprookjes, maar voegen daar door een eigen interpretatie op fantasierijke wijze ook vaak iets extra's aan toe. Het bijna vierkante boek heeft een overzichtelijke bladspiegel, waarbij de tekst in twee kolommen wordt gepresenteerd. Deze vrij zware uitgave, een ongewijzigde herdruk, met een aantrekkelijk omslag kan worden voorgelezen aan kinderen vanaf ca. 4 t/m 8 jaar.
Hedwige Buys
ua/an/22 j
Dertig klassieke sprookjes verzamelde Jacques Vriens in deze bundel. Maar, zo licht hij in zijn voorwoord toe, omdat sprookjes vaak geschreven werden in een taal die voor jonge kinderen moeilijk te begrijpen was, paste hij ze aan. Hij las ze voor zichzelf, klapte het boek dicht, probeerde alles heel goed te onthouden en vertelde het zo echt mogelijk na, met hier en daar een knipoog naar het heden. De prinses uit 'De kikkerkoning' had het mooiste speelgoed van de hele wereld. Dat kon ook niet anders, want haar vader was de koning van een groot land en was rijk. Wanneer de wolf uit Roodkapje zich verveelde bromde hij: Saaie dag vandaag, ik lig hier maar en er gebeurt niks. Hij deed zijn ogen dicht en viel in slaap. Gelukkig maar, want er kwam net een konijnenfamilie langs. Vader konijn schrok van de grote bek. Hij draaide zich om naar zijn familie en fluisterde: Allemaal op je tenen lopen en geen geluid maken. De dikste dwerg uit Sneeuwwitje wil graag weten of ze kan koken want hij heeft zo stilaan genoeg van iedere dag boterhammen met jam en hagelslag. Toen de houthakker en zijn vrouw thuiskwamen uit het bos, stond er een rijke tante op de stoep… Deze spitsvondige wendingen maken deel uit van de vlotte stijl waarin Jacques Vriens de sprookjes bewerkte. Die eigentijdse accenten maken het zelf lezen voor een iets ouder publiek ook aantrekkelijker. Doordat de verhalen door verschillende tekenaars werden geïllustreerd heeft elk verhaal een eigen karakter. 'Grootmoeders grote oren ...' is een bundeling van de succesvolle bundels 'Grootmoeder wat heb je grote oren' en 'O, mijn lieve Augustijn'. Een mooi initiatief dat garant staat voor uren lees-, luister- en kijkplezier.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.