Malva : roman
Hagar Peeters
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PEET |
31/12/2009
Hagar Peeters loopt in het spoor van haar Bijbelse naamgenote Hagar, die in het boek Genesis de Egyptische slavin is van de onvruchtbare Sara, de vrouw van aartsvader Abraham. Hagar wordt zwanger en begint zich hooghartig tegen haar meesteres te gedragen. Sara verbant haar naar de woestijn, maar op bevel van Jahwe gaat de slavin terug naar Sara en baart een zoon, Ismaël. Na de geboorte van Isaac, de zoon die Sara eindelijk met Abraham krijgt, wordt Hagar met haar zoontje door Abraham zelf de woestijn ingestuurd. Maar Jahwe belooft haar een talrijk nageslacht.
In Peeters' bundel zingt Hagar een Klaaglied over het Avondland en geeft ook de bannelingen van nu een stem. De Hagar in deze bundel tart de grote mannen uit de literatuur in het laatste gedicht 'Hagars aspiraties'. Uiteindelijk dwingt zij de dichters ("Baudelaire, Whitman, Campos") haar tot het domein van de mannen toe te laten.
In de bundel volgen wij de weg die Hagar naar de woestijn aflegt, maar ook op de terugweg zijn de lezers nog haar gezellen. In een aantal gedichten is de zegging van Peeters subliem. Ze slaat direct taalgebruik tegen beeldspraak en dat levert meer dan een treffend fragment op, zeker wanneer Hagars lot met die van andere uitgewezenen verbonden wordt. Een gedicht als 'Het spreekwoord zegt' is daarvan een sprekend voorbeeld: "Aanvaard niet het verlies / maar de terugtocht die er op volgt / tot in de eigen verschansing / het harnas van het lichaam // tot waar je was / voor het verlorene volgde / en kies iets anders." Menige verstoteling ? zowel politiek als amoureus ? zal zich aan die woorden opwarmen en de terugtocht op zich nemen. Jammer genoeg komt de dichteres niet in alle gedichten zo treffend uit de hoek. Mij stoorde vaak het doorzichtige, al te vanzelfsprekende woord, alsof Hagars emancipatie met ondubbelzinnig taalgebruik gepaard moet gaan. Soms wordt Peeters' zegging dan al te doorzichtig en te direct, en dat levert niet altijd de interessante poëzie op die opflakkert uit een aantal andere sterke gedichten uit de bundel. [Bart Vonck]
T. van Deel
De vierde bundel van Peeters heeft vrij wat meer pretenties dan de drie vorige. Ze verwerkt haar bijbelse voornaam (refererend aan de slavin die Abraham een zoon schonk en met hem werd verstoten naar de woestijn), met de daarbij behorende associaties met vreemdelingen en vluchtelingen, waardoor de actualiteit zijn intrede doet. Zo kan ze Hagar moeiteloos verbinden met Ayaan Hirsi Ali en met bemoeilijkende liefdesrelaties waarin de voortbrenging van nageslacht op de eerste plaats staat. Abraham, Sara en Hagar, maar ook Izak, de bijbel en de huidige wereldsituatie spelen in deze homogene en gecomponeerde bundel een hoofdrol. Breed haalt zij uit in de ‘Jeremiade voor het Avondland’ waarin alles aan roest onderhevig is, behalve de ‘oorsprong’, “deze landschelp, kuitige vrucht / dit teerlobbige oogliddunne kiertje / dit weke slot waarop alles loper wordt / waaruit oorsprong ontvlucht”. Maar zelden zijn de formuleringen zo plastisch en verrassend als hier; het lijkt erop dat Hagar Peeters meer is gaan redeneren en niet altijd even helder of juist al te helder: “nooit ben ik alleen en uniek in mijn existentie / van alle kanten slechts één dimensie / die nooit op zichzelf staat maar slechts deel is.” Geen opwindende poëzie. We zullen afwachten hoe het na deze omslagbundel verder gaat.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.