O monster, eet me niet op!
Carl Norac
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2012 |
VERDIEPING 0 : THEMACOLLECTIE ENKEL VOOR ONDERWIJS EN DIENST
Eten - Drinken |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2012 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE :
Eten - Drinken |
Vanessa Joosen
ob/kt/27 o
Carll Cneut en Klaas Verplancke behoren tot de top van de Vlaamse en de internationale illustratoren. Beiden hebben enkele dingen gemeen die misschien aan de basis liggen van hun succes. Ze hebben een herkenbare stijl, maar laten zich niet vastpinnen op één genre. In de prentenboeken waarvoor hij zelf de teksten schrijft, kiest Klaas Verplancke voor filosofische thema's die hij verwerkt in fantasierijke verhalen en sfeervolle illustraties. Daarnaast maakt hij groteske prenten bij de humoristische Jezusverhalen van Frank Adam en de sprookjes van Henri Van Daele. Daarvoor put hij onder meer inspiratie uit de middeleeuwse schilderkunst. Verder maakt Verplancke al jaren humoristische prenten bij kinderboeken voor alle leeftijden.
Net als Klaas Verplancke combineert Carll Cneut vakmanschap met de drang om zichzelf geregeld te verbeteren en te vernieuwen. Ook Cneut experimenteert graag met verschillende stijlen, en ook in zijn werk wisselen filosofische, sfeervolle prenten en humoristische tekeningen elkaar af. En ook hij heeft een voorliefde voor het groteske. Hij maakt het lelijke mooi, en vindt daarvoor inspiratie bij onder anderen Bruegel, Ensor en Magritte.
Beide illustratoren hebben net een toegankelijk boek uit voor jonge kinderen. Maar dat wil niet zeggen dat de ervaren literatuurliefhebbers worden uitgesloten: ook voor hen bieden de boeken een boeiende leeservaring.
Carll Cneut werkte de laatste jaren wel vaker samen met de Waalse auteur Carl Norac. Die schreef ook de tekst voor O monster, eet me niet op! Het verhaal gaat over Alex, een ongehoorzaam vreetvarkentje. Omdat Alex niet kan ophouden met eten, wordt hij door zijn moeder naar de beek gestuurd om zich te gaan wassen. Onderweg wordt hij verleid door een boom met rode frambozen, maar daar valt hij in de handen van een monster, een groene neushoorn. Het is een beetje zoals bij Hans en Grietje': als die van het huisje van de heks eten, worden ze daarna bijna zelf opgegeten. Gelukkig is Alex even listig als Hans en Grietje en weet hij zijn slachtpartij telkens uit te stellen. En wat blijkt: ook kleine monsters hebben moeders naar wie ze moeten luisteren. Het monstertje wordt naar de beek gestuurd om zich te wassen en Alex kan ontsnappen.
De moraal ligt er in dit verhaal nogal dik bovenop, maar dat kan de pret niet bederven. Want hoewel de parallel tussen Alex en het monster in de tekst pas op het laatst gelegd wordt, kondigen de prenten dit al veel vroeger aan. Zo zijn de beide dieren heel netjes aangekleed en trekken ze een klein speelgoedautootje voort aan een touwtje. De bedreigende schaduw die het monster over Alex werpt wanneer hij de frambozen wil plukken, wordt wat verder gespiegeld in een beeld met dezelfde compositie. Alleen is het nu de moeder die de schaduw over het monster werpt. Haar schaduw verraadt dat ze dezelfde houding aanneemt als Alex' moeder eerder in het verhaal: de handen in de zij vertellen de lezer hoe laat het is. De twee kinderen reageren op dezelfde manier: met de handjes op de rug trekken ze braaf naar de beek.
In O monster, eet me niet op! verenigt Carll Cneut verschillende elementen uit zijn vorige prentenboeken. Dat zie je al op de cover: het weglopende varkentje combineert de piepkleine voetjes van de menselijke personages bij Cneut met de grote hoofden van zijn dierfiguren. In het boek weerklinken nog meer echo's uit zijn eerdere werk: het vierkante huisje van Alex doet denken aan Roodgeelzwartwit , het speelgoed aan zijn illustraties bij Zie ik je nog eens terug? van Ed Franck. In de dierenparade op weg naar de beek waar Alex zich moet gaan wassen, zie je de uil uit Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf en de mensachtige vissen uit De Dulle Griet . De verwijzingen vormen een leuk zoekspelletje voor de lezer die vertrouwd is met het werk van Cneut.
Ook voor andere lezers biedt dit boek veel kijkplezier. Het is een bonte parade van dieren met uiteenlopende mensentrekjes. De combinatie van burgerlijke details met de groteske zwijnenfiguren zorgt voor een opvallend contrast. Zo zit het ene varken nog helemaal met zijn snuit in de tomatensoep terwijl zijn overbuur het al eens met een lepel probeert. Maar wat in deze familie vooral opvalt, is de tederheid. Herkenbaarheid en vervreemding gaan hier hand in hand.
Trouwen met Tanja van Klaas Verplancke gaat over een iets ouder kind dan de kleine Alex, en het zit ook wat ingewikkelder in elkaar. Het verhaal speelt zich af tijdens de overgang van de kleuterklas naar het eerste leerjaar. De dynamiek van de laatste dag in de kleuterklas wordt treffend weergegeven in korte zinnetjes en rondspringende figuurtjes. Maar in deze vrolijke verwarring wordt de ik-verteller overvallen door een ,,kleverig handje en een huwelijksaanzoek van de opdringerige Tanja, een groteske figuur met scherpe tandjes en sproeten als landen op een wereldbol. In zijn angst zegt het jongetje ,,ja''. Dat antwoord achtervolgt hem de hele zomer. Hij wil helemaal niet trouwen met Tanja, maar denkt dat hij voor het leven aan haar vastzit: ,,Ik wil niet trouwen, nu nog niet. Tijdens de lange zomermaanden nemen zijn verwarring en beklemming toe. Stief, een jongen uit zijn klas die ,,anders is en geen blad voor de mond neemt, biedt soelaas: hij geeft tips om het uit te maken.
Verplancke licht een aantal elementen uit de tekst en maakt er terugkerende motieven in zijn prenten van. Zo wordt de school, waarin het verhaal opent en afsluit, visueel vertaald in gekribbelde balpenfiguurtjes tegen een achtergrond van ruitjespapier. De schutbladen lijken op strafwerk, waarin de jonge schrijver erover piekert of hij wel of niet met Tanja moet trouwen.
De prenten doen soms denken aan een droom, waarin verschillende elementen verdicht worden tot één geheel. De tekst van Bart Van Nuffelen biedt hier talloze mogelijkheden, die Verplancke keer op keer benut. Zo hoort de kleine verteller een bromvlieg wanneer hij in de armen van Tanja ligt: ,,Een dikke vlieg wil naar buiten / maar botst tegen het raam. Op de bijpassende prent neemt Tanja de vleugeltjes over van de irritante bromvlieg, terwijl de ik-figuur vastgeklemd zit in haar verstikkende armen. Het strikje van Tanja duikt overal op. Zowel in de tekst als in de illustraties wordt zo gespeeld met de grens tussen werkelijkheid en fantasie.
Beide prentenboeken hebben alles om te scoren bij een breed publiek. Verplancke en Cneut mogen sowieso al niet klagen over de waardering die hen het voorbije jaar te beurt viel. Verplancke eindigde als eerste Vlaamse illustrator op de shortlist van de prestigieuze Hans Christian Andersen Award, de kleine Nobelprijs voor de jeugdliteratuur. Cneut zorgde voor een andere primeur: O monster, eet me niet op! verschijnt tegelijkertijd in elf verschillende talen. Beide illustratoren hebben een reputatie hoog te houden. Ze slagen daar moeiteloos in.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.