Ardennen, Luxemburg
Guido Fonteyn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
EPO, 2014 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : Kast 11-13 933.9 FONT |
31/05/2014
De bestuurlijke vorm waarin België zich verder moet/mag/kan ontwikkelen zal in de aanloop naar de verkiezingen van 25.05.2014 aanleiding zijn voor veel politieke statements. Een verkiezingsjaar waarin de Belgische regionale, federale en Europese verkiezingen samenvallen is daar een ideale gelegenheid voor. Naast de gewone — dagdagelijkse — politieke persanalyses durven sommigen zich ook verder te verdiepen in de oorzaken van de confederale en separatistische politieke discours.
Guido Fonteyn doet dit met een globaliserende blik en vanuit een economisch imperatief. In economisch opzicht heeft de Belgische dynamiek zich vooral goed ontwikkeld na de scheiding met Nederland (1830). Investeerders vervolgden de weg die zich reeds eind achttiende eeuw aftekende: de mijnbouw in de Borinage en nabij Luik werd gestimuleerd, terwijl de aloude textielcentra als Gent en Verviers langzaam mee gingen in de mechanisering en internationalisering. De investeringen van de Generale en andere Brusselse grootbanken werden ondersteund door een vrijhandelsbeleid. Het delven en verwerken van de grondstoffen veroorzaakte een arbeidstekort dat vanaf midden negentiende eeuw werd opgevangen door pendel en permanente migratie van vooral Vlaamse arbeidskrachten. Een uitgebreid spoorwegen- en tramnet vereenvoudigden die interne arbeidsmigratie. Het Vlaams arbeidsoverschot werd zo grotendeels naar Wallonië gedraineerd. In het interbellum ontwikkelde Vlaanderen zich ook beter, dankzij nieuwe industrieën in de Gentse en Antwerpse havens en de mijnen in Limburg. Na de fifties en sixties begon het tij te keren. De industrie in Wallonië daalde en de Vlaamse nijverheden die afhankelijk waren van een goede maritieme logistiek boomden. Begin eenentwintigste eeuw wordt ook Vlaanderen geconfronteerd met een sterke de-industrialisering: na de mijnbouw is ook de autoassemblage sterk verminderd. De kans dat staal en petrochemie ook verdwijnen, is niet irreëel.
Het punt dat Fonteyn wil maken, is dat vooral de economische beleidsmakers bepalen welke regio’s opgestuwd worden en welke aan hun lot worden overgelaten. Het arbeidsvolk is een speelbal in de handen van de investeerders: als er lokaal een tekort is, wordt het gehaald waar er een overschot aan werkkrachten is. In de negentiende eeuw in Vlaanderen, in het midden van de twintigste eeuw in Italië, Spanje, Turkije en Marokko, eind twintigste eeuw in Polen en vandaag in Roemenië en andere Oost- en Zuid-Europese landen. Dat investeerders vooral op winst uit waren, wordt door Fonteyn in geuren en kleuren verhaald, met een speciale focus op de gevaren van de mijnbouw in de negentiende-eeuwse Henegouwse mijnen. De twintigste-eeuwse evolutie wordt minder sociaal benaderd, buiten de beklemtoning dat de kinderen van de Vlaamse migranten van toen zich ondertussen — als derde en vierde generatie — perfect tot Waal hebben geassimileerd. Met vallen en opstaan, met conflicten met de lokale bevolking, maar ondertussen toch standvastig voor de eigen regio opkomen. Op dat vlak is dit boek vooral een sociaal bewogen verhaal over de arbeidsverhoudingen in de negentiende-eeuwse nijverheid, met als boodschap de evidente integratie van migranten en de overheersende impact van de globalisering in de hoofdkwartieren van de grote holdings en multinationals. Met als belangrijkste waarschuwing: spuw niet op Wallonië, maar voorkom dat Vlaanderen hetzelfde lot ondergaat, met Brussel als lachende derde [Harry Van Royen]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.