Wat is het warm!
Anneke Scholtens
Anneke Scholtens (Auteur), Juliette de Wit (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Zwijsen, 2009 |
JEUGD : MAKKELIJK LEZEN : ROOD : SCHO |
31/12/2005
Slimme kinderen hebben het moeilijker dan domme kinderen. Misschien mag je niet eens meer zeggen dat er domme kinderen zijn. Ze leren alleen maar moeilijk, langzaam, superlangzaam of helemaal niet. En soms willen helemaal niet meer leren. Nog wel achter de tv zitten of gamen of chatten. Maar leren en dus ook lezen is saai en vervelend. Voor al die kinderen zijn er vangnetten, differentiatiemogelijkheden heet dat in het onderwijs. Voor de slimme kinderen zijn er niet veel. Hier en daar een extra programmaatje, een uitdaginkje of een Bolleboosje en verder moeten ze het doen met dat wat eigenlijk bedoeld is voor oudere kinderen of volwassenen. De slimmeriken zijn ook ver in de minderheid. Van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs in Nederland zit ruim 60 % in het VMBO, een deel doet voortgezet speciaal onderwijs en de rest hangt rond in het studiehuis. Toch staat hoogbegaafdheid in de top-5 van de problemen die leerlingen in het onderwijs ondervinden. Faalangst en dyslexie behoren daar ook toe.
Uitgeverij Zwijsen (en die niet alleen) doet aan goede doelen. Met de Bolleboos-serie probeert de uitgeverij de lezers te bereiken die qua leesprestatie vóór liggen op de rest en met de Zoeklichtserie tracht zij de veel grotere groep te pakken die niet zo goed kan of niet zo intrinsiek wil. Een loffelijk streven natuurlijk. De lezer van nu is de lezer van de toekomst. Het voortbestaan van de papieren krant, het gedrukte tijdschrift en het uitgegeven echte boek staat of valt met de bereidheid om naast plaatjes te kijken en koppen te snellen ook eens een stukje te lezen. Dus moet je proberen die moeilijke of luie lezer het leven een stukje aangenamer te maken door hem of haar teksten voor te schotelen die hem of haar (en vooral hém) aan het lezen krijgen en houden.
Dat is geen kattenpis. Dergelijke boeken moeten aan vrij strenge criteria voldoen. Er moet natuurlijk niet op staan dat ze speciaal voor domme of luie kinderen zijn. Dan valt de hele hulpverlening over de uitgever heen. Er mag wel op staan, en misschien is dat ook handig, dat de boeken zó geschreven zijn dat kinderen die niet zo makkelijk en snel lezen, dyslectici bijvoorbeeld, met deze boeken minder problemen zullen hebben. Op de twaalf nieuwe Zoeklicht-deeltjes van Zwijsen staat wat dat betreft niets. De enige informatie is dat de serie Zoeklicht bestemd is voor kinderen van 9 tot en met 12 jaar en dat er vier leestechnische niveaus zijn: 'start' op AVI 3, één * op AVI 4, twee ** op AVI 5 en drie *** op AVI 6-7 niveau. De oplettende opvoeder kan daaruit opmaken dat een negenjarige lezer die op AVI 3 niveau leest één van die bovengenoemde moeilijke of onwillige lezers is, want AVI 3 zou normaal gesproken op zevenjarige leeftijd bereikt moeten kunnen worden. Onder die 'moeilijke' lezer moeten we natuurlijk ook veel allochtone kinderen scharen die vanwege hun andere moedertaal vaak veel problemen ondervinden met het Nederlands in boeken.
Hoe komt het nu dat deze categorie met boeken als de Zoeklichten minder moeite zou moeten hebben? Bijvoorbeeld omdat de auteurs, illustratoren en redacteuren van de uitgever met allerlei aspecten rekening hebben gehouden die leesproblemen moeten voorkomen.
Een groot misverstand is nog steeds dat dyslectici ook slechtziend zijn. De opvatting heerst hier en daar nog dat het lettercorpus van grote afstand te lezen moet zijn. Een soort groteletterboek. Het tegendeel is waar: erg grote letters zorgen er juist voor dat moeilijk lezende kinderen spellend gaan of blijven lezen. Gewoon lettertje dus, zonder veel poespas eraan, eerder schreeflóós dan mét schreef.
Dat hebben de nieuwe Zoeklichten niet, maar de rest van de typografie ziet er naar behoren uit, hoewel het contrast tussen de kleur van het papier en de inkt wat minder hard had gemogen. De voorkeur gaat uit naar gebroken wit papier en donkerblauwe inkt. De doelgroep heeft liever geen pillen van honderden bladzijden met volstrekt volle bladzijden, met brede regels en lange alinea's. Rechts uitlijnen is uit den boze, omdat je dan een onrustig tekstbeeld krijgt. Wat dat betreft, doen de Zoeklichten het zoals het hoort. Een fatsoenlijke regelafstand zodat de lezer niet onverhoeds naar de verkeerde regel afzwaait, uiteraard alleen links uitgelijnd en korte alinea's.
Dat is allemaal niet zo moeilijke te realiseren. Lastiger wordt het als het om meer inhoudelijke zaken gaat. Dingen dus die met taalgebruik, woord- en zinniveau en illustreren te maken hebben. En natuurlijk met de manier van schrijven, de stijl, de kwaliteit.
Alle twaalf Zoeklichten zijn detectives, waarvan er zes door Anneke Scholtens zijn geschreven en dezelfde protagonist hebben: een soort inspecteur Arglistig in simpeler en vrouwelijke vorm: Fritzi geheten. Zij is een alleenstaande moeder met drie kinderen: Midas van dertien, Frieda van tien en Rens van zes jaar. De zes boeken hebben dan ook alle een titel met 'Fritzi' erin: Fritzi en de lege kassa, Fritzi en Linke Henkie, Fritzi en de valse clown, Fritzi en de oplichter, Fritzi en het enge pretpark, Fritzi en de verdwenen viool. Fritzi is inspecteur bij de politie en lost veelal met behulp van Frieda en Rens een aantal criminele gevallen op. Drie van de zes hebben twee sterretjes, hetgeen inhoudt dat het AVI-niveau 5 is en drie hebben drie sterretjes: AVI-niveau 6-7. Alle zes Scholtens zijn door Juliette de Wit geïllustreerd.
De andere zes zijn drie 'Start' Zoeklichten met AVI 3 niveau en drie met één sterretje: AVI 4 niveau: Dirk Nielandt, De bende van Stijn, Henk Hokke, Wie is de dief?, Selma Noort, Rennen, jongens!, Els Rooijers, Een slimme dief, Peter Vervloed, Mijn hoofddoek is weg! en Joke de Jonge, Een raar spookhuis.
Het grootste bezwaar tegen de detectives van Anneke Scholtens, is de grote simpelheid. Normaal gesproken zijn de AVI 5, 6 en 7 niveaus bedoeld voor lezers die pakweg tussen de 7 en 9 jaar zitten. De moeilijke lezers zijn echter ouder. Zij zitten op en relatief laag AVI-niveau, maar willen een verhaal op hun eigen emotionele niveau. En de twaalfjarige die op AVI 7 leest, is een heel ander kind dan de negenjarige die op hetzelfde technisch niveau leest.
Nu is het weliswaar een volwassen Fritzi die in de zes deeltjes de eigenlijke hoofdpersoon is, maar zij gedraagt zich als het eerste het beste kind. Zij is superverstrooid, naïef op het achterlijke af en eigenlijk gewoon dom. De misdaden worden gepleegd door weinig doortrapte schurken. En ook andere volwassenen die optreden in het verhaal, gedragen zich soms als kleuters. In Linke Henkie bijvoorbeeld is zoontje Rens van Fritzi ontvoerd en denkt Fritzi bij de eerste de beste bank honderdduizend euro te krijgen voor het losgeld. En de bankmedewerkster zegt: "Dat kunnen we niet doen. Straks ontvoert die boef nog meer jongens. Dan komen alle ouders hier geld halen. Dan houdt de bank niks meer over!" "Vlug naar een andere bank dan maar!", denkt Fritzi vervolgens. Dat is kleuterboekentaal. Ontvoerder Henkie is in eerste instantie autodief. Hij transporteert die wagens niet onmiddellijk naar gewillige Oostbloklanden, maar verzamelt ze op een landje met sloopwagens. Daar staat ook een woonwagen waarin hij Rens opsluit, die wel een raampje op een kier kan krijgen, maar blijkbaar niet in staat is het glas aan gruzels te meppen. Elf-, twaalfjarigen lachen smalend om dit soort kinderachtig gedoe. Ook in Fritzi en de oplichter zijn de wandaden allemaal zó ongeloofwaardig en van een dusdanige kinderachtigheid dat hier voor de doelgroep echt iets stevigers had moeten gebeuren. Een verkoper in een winkel met Chinese spulletjes blijkt eerst nepzalf te verkopen waar iedereen bultjes van krijgt (de slachtoffers komen klagen bij Fritzi), hij doet zich voor als schoorsteenveger, die veel voor niets berekent, en steelt intussen de huizen leeg, waarop hij als zogenaamd aankomend kunstenaar de gestolen schilderijen weer langs de deur verkoopt, ook aan Fritzi. Die heeft niets door, is misschien wel verliefd op die leuke kunstenaar, terwijl Frieda alles doorziet en haar moeder uiteindelijk op het goede spoor zet.
De andere Fritzi's zijn niet beter. Da's jammer, omdat je die moeilijke lezers juist een verhaal op niveau moet proberen te brengen. Spannend dus of vol drama of beginnende verliefdheden. Niet kinderachtig in ieder geval. De allergrootste uitdaging bij dit soort boeken is op een technisch vrij laag niveau toch een boeiend verhaal schrijven. Moeilijke abstracte begrippen, lastige woorden, te ingewikkelde verwijswoorden zijn dan uit den boze.
Niet goed is dan het volgende in Fritzi en de valse clown: 'Wat is de nok?' vraagt Rens. 'Het hoogste punt in de tent,' legt Frieda uit. 'Gaan we daarheen, mam?' 'Vooruit!' zegt Fritzi. 'Ik wil die vogel ook wel eens zien!'
Je zou toch zweren dat Fritzi met Frieda en Rens naar de nok van de tent gaan, terwijl het circus bedoeld wordt. Slechte lezers raken hiervan in de war. En waarom in hetzelfde boekje: "Heeft Ludo Rudo soms geslagen? Zo hard dat Rudo zelfs bloed heeft?" Dat is toch redelijk krom? Waarom niet gewoon: "Zo hard dat Rudo zelfs bloedt"? Die moeilijke lezer snapt dat heus wel.
Enkele andere formuleringen die met enige moeite en precisie beter hadden gekund:
"Fritzi toont haar pasje van bureau Raamgracht." (een pasje? bureau Raamgracht?); "Frieda hoort de deur slaan." (dichtslaan); Frieda gaat naar het circus en zou willen weten met welke clown het circus nu doorgaat. Ze vraagt echter niets. Geen aanhalingstekens ook waaruit dat kan blijken. Toch zegt het meisje achter de kassa: "Welke clown?", herhaalt ze. Een referent van deze vraag is er niet.
In Fritzi en de verdwenen viool staan bijvoorbeeld de volgende zinnen die bij een nauwkeuriger redactie op zinniveau aanzienlijk beter hadden gekund: "Even later staat Fritzi's auto aan de waterkant. Ze stapt uit en bekijkt de boot van Herman. Het lijkt meer een drijvende werkplaats dan een woonboot."
Twee keer achter elkaar tref je hier een verwijswoord aan dat onjuist of onduidelijk is. 'Ze' in de tweede zin verwijst nu eigenlijk naar 'Fritzi's auto' en 'Het' in de derde zin moet verwijzen naar 'de boot', maar verwijst naar een afwezige, onzijdige referent. Beter had daar dus kunnen staan: "Die lijkt meer op een drijvende werkplaats dan op een woonboot."
Jammer is dat pas op bladzijde 45 een duidelijke illustratie van een viool te zien is, terwijl moeilijke lezers juist gebaat zijn met illustraties of 'uitleg' bij voor hen lastige woorden of begrippen. Een uitleg als 'dat ronde veld' voor het woord 'piste' volstaat dan niet. Daar is dan een goede illustratie zeker op zijn plaats. Jonge lezers kennen het woord 'vitten' (Fritzi en de oplichter) niet en waarom begint de zin na "Hij heeft mooie witte en rode strepen" (de circustent in Fritzi en de valse clown) met het tegenstellend voegwoord 'maar': "Maar voor de kassa staat een lange rij"?
Dit lijkt misschien op vitten of op alle slakken zout leggen, maar het zijn juist deze kleine onvolkomenheden in een tekst waar zwakke lezers en dyslectici moeite mee hebben.
Eigenlijk kun je niet zorgvuldig genoeg zijn. In het 'start' Zoeklicht deeltje Wie is de dief? van Henk Hokke, op AVI 3 niveau dus, is de tekstopbouw goed te volgen, de verhaallijn is duidelijk (Bjorn en Cas proberen de dief te ontmaskeren die snoep steelt uit de winkel van Bjorns vader), het aantal hoofdpersonen is beperkt en overzichtelijk, maar dan staat er op bladzijde 26 het volgende stukje: Bjorn schudt zijn hoofd. "Nee, ze weet van niks," zegt hij. "Volgens mijn vader is het beter ..." Hij geeft Cas een por in zijn zij. "Daar komt hij aan!" sist hij. Er komt een jongen de hoek om.
In zes opeenvolgende zinnen staat vier keer 'hij', wat voor de lezer lastig kan zijn. De tweede 'hij' is natuurlijk Bjorn, maar staat dichter bij 'mijn vader', de derde 'hij' verwijst vooruit naar 'een jongen' in de volgende zin en de vierde 'hij' is Bjorn. Een erg geloofwaardig verhaal is het trouwens ook niet met een dader die de kleptomane oma van Bjorn blijkt te zijn. Selma Noort doet het in Rennen, jongens! (met heerlijke illustraties van Harmen van Straaten) beter. Haar hoofdpersoon Mert, wiens jack uit de kleedkamer van de voetbalclub gestolen wordt, is bijna twaalf. Een mooie leeftijd voor de beoogde doelgroep. Ook de rest van het verhaal is niet kinderachtig en toch op AVI 3 geschreven.
Voor de deeltjes van Dirk Nielandt, Joke de Jonge, Peter Vervloed en Els Rooijers geldt dat aanzienlijk minder. Realisme en geloofwaardigheid zijn soms ver te zoeken. Zins- en woordlengte zijn keurig op niveau van het beoogde AVI niveau, moeilijk figuurlijk taalgebruik is er niet, voorkennis van de lezer wordt niet vereist, de interpunctie is duidelijk, moeilijke en abstracte woorden worden vermeden, de hoofdstukken zijn kort en bevatten korte alinea's, kortom: aan al dit soort criteria wordt keurig voldaan.
Op een aantal plaatsen in deze twaalf nieuwe Zoeklichten zou een strengere redactie suggesties voor verbeteringen kunnen aanbrengen, maar op het terrein van typografie, taalgebruik (tekst-, zins- en woordniveau), lay-out en technisch leesniveau (interpunctie, zins- en woordlengte) voldoen de boekjes in belangrijke mate aan de criteria.
Het grootste manco waar de boekjes aan lijden, is de aantrekkelijkheid van de verhalen voor de doelgroep. Wil je die technisch zwakke lezer gaan of blijven boeien, dan moet je die een sterk verhaal bieden. In het geval van deze twaalf detective-Zoeklichten dus veel spanning in een realistische en geloofwaardige setting. En dat mist de beoogde lezer misschien te veel. [Casper Markesteijn]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.