Een jongensleven
Stephen Fry
Stephen Fry (Auteur), Henny Corver (Vertaler), Pon Ruiter (Vertaler), Frits van der Waa (Vertaler), Ineke van den Elskamp (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Thomas Rap, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : SPROOKJES EN MYTHEN : Kast 9 FRY |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Thomas Rap, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MYTH |
Joseph Pearce
rt/aa/21 m
'Griekse mythen zijn verslavend, amusant, toegankelijk en verbazingwekkend menselijk', aldus Stephen Fry (1957) in zijn woord vooraf van Mythos. Een boude aanhef van zijn vuistdikke voorstelling van het universum van de oppergod Zeus, diens voorouders, familie, nageslacht en schepsels.
Is het immers geen titanenwerk om in de maalstroom van goden en godinnen, halfgoden, nimfen, saters, centauren, faunen, reuzen, monsters, waterdraken, oreaden, dryaden, najaden, helden en stervelingen het hoofd boven water te houden?
Zeker, Zeus is geen onbekende. Pandora, Prometheus, Narcissus, Tantalus en Sisyphus zijn evenmin vreemden. En wellicht klinken de lotgevallen van Midas, Eros en Echo eveneens vertrouwd in de oren. Maar als iemand in staat is om de verbijsterend complexe wereld van de Griekse goden en hun nu eens doldriftige en dan weer doordachte dadendrang op aansprekende manier in beeld te brengen, is het de onvermoeibare komiek, schrijver, acteur, activist, presentator en allround good egg en knuffelbeer Stephen Fry.
Hilarisch in zijn rol van de knullige generaal Melchett in de Blackadder-reeks, indrukwekkend erudiet als presentator van QI, de inventieve BBC-quiz over quite interesting facts, brutaal eerlijk in zijn televisiedocumentaires over onder meer bipolariteit, de manisch-depressieve stoornis waar hijzelf aan lijdt. Een alleskunner, een alleskenner. Desondanks bescheiden en vaak twijfelmoedig. Een man ten slotte die verliefd is op het Engels zoals anderen verliefd zijn op slagroomtaart. Kortom: Brits cultureel erfgoed.
Betoverd
Steeds weer opnieuw drukt Fry de lezers op het hart dat iedereen door Griekse mythen kan worden betoverd. We moeten ze immers louter lezen als verhalen. De kern van die verhalen? 'Het misleidende, ambigue en duizelingwekkende (en onoplosbare) raadsel van geweld, hartstocht, poëzie en symboliek.' Waarmee meteen een directe link met het menselijk lot is blootgelegd.
Fry is er voorts van overtuigd dat de Griekse mythologie uniek is. Ten eerste waren de Grieken de eersten die hun goden, monsters en helden tot een complete literatuur hebben verwerkt. Ten tweede is deze door dichters in verhalen gevangen mythologie tot vandaag in blakende gezondheid gebleven.
Zo bulkt onze taal van soortnamen en begrippen die door die mythen zijn bezwangerd. Enthousiasme? Het Griekse woord voor wanneer je door een god bezeten wordt. Een hermetisch gesloten blik sperziebonen? De god Hermes Trismegistos, de Griekse naam voor de Egyptische maangod Thot, is verantwoordelijk. Chloor en chlorofyl verwijzen naar Chloris, nimf van het groen en nieuwe groei. Hyacint, krokus, anemoon en narcis? Ze lessen allemaal hun dorst aan Griekse bronnen.
Fry had wel mogen vermelden dat een klassieke (en dus vermeend degelijke) schoolopleiding eeuwenlang op de schouders van Griekse (en Romeinse) dichters, geschiedschrijvers en filosofen leunde. Dat verklaart uiteraard waarom bijvoorbeeld Noordse of Hebreeuwse mythen minder kans kregen om onze woordvoorraad aan te vullen.
Griekse mythen zijn soms ook te beschouwen als verhalen die 'verklaren hoe het komt dat de dingen zijn zoals ze zijn'. Waarom weeft een spin een web? Hoe komt het dat de bij maar niet de wesp een angel heeft? Waarom is de stad Athene naar de godin Athene genoemd? Hoe ontstonden de jaargetijden? Waarom heeft de mannetjesvink rode borstveren? Hoe zijn de Sahara en de poolstreken ontstaan? Waarom kreeg een laureaat een lauwerkrans? Hoe komt het dat mensen en dolfijnen zo goed met elkaar overweg kunnen?
Ook hier tuimelen de pittige voorbeelden om de haverklap uit de bladzijden. Wie bang is dat hij zijn weg in het labyrint van oorzaken en gevolgen verliest, hoeft zich geen zorgen te maken. Fry pakt alles systematisch aan: eerst beschrijft hij de vormeloze Chaos, vervolgens schetst hij de orde der oergoden, dan verklaart hij hoe de Tijd en de Vorm uit de Gedachte werden geboren, daarna legt hij uit waarom Zeus na een cyclus van apocalyptische oorlogen tussen de goden de teugels in handen kreeg, en ten slotte licht hij toe hoe de oppergod aan Prometheus de opdracht gaf om een sterveling uit klei te boetseren. Eerst alleen de man. Pas jaren later zou Zeus Hephaistos, de god van het vuur, verordenen om de vrouw leven in te blazen.
Vanaf dan lag het voor de hand dat de goden zich met stervelingen zouden bemoeien en dat stervelingen de goden niet enkel zouden uitdagen maar zich uiteindelijk ook van 'hun tirannieke greep op het leven en de beschaving van de mens' zouden willen bevrijden.
De slaapkamer van een puber
Fry is er zich terdege van bewust dat een keurige classificatie niet volstaat om stokoude mythen weer een gezonde blos op de wangen te toveren. Daarom strooit hij waar hij maar kan geestigheden in het rond. Van een doorgewinterde humorist verwacht je natuurlijk niets anders. Die vormeloze Chaos? 'De slaapkamer van een puber, zeg maar, maar dan nog erger.'
Fry's humor is vaak die van een kwajongen die de regels en mores van de volwassenen een voetje licht. Daarmee is niet gezegd dat zijn grappen pueriel of puberaal zijn. Fry probeert enkel op een speelse of onschuldig plagerige manier de pretenties van de grote mensen van hun bombast te ontdoen.
Af en toe bezondigt hij zich echter zelf aan een zekere mate van kinderachtigheid. Aan de ene kant moppert hij in zijn nawoord over de taal van internetsites die de jeugd willen helpen de Griekse mythen te ontdekken. Ontdekken zet Fry tussen aanhalingstekens. Wat hem stoort? Kadmos, de stichter van Thebe, wordt er getypeerd als een 'gabber', Hermes, de snelle en slimme bode van Zeus, als 'cool' en Hades, god van de Onderwereld, als 'een gast met problemen'.
Aan de andere kant boetseert hijzelf de ontmoetingen tussen goden, halfgoden en mensen tot kleine toneelstukjes vol gladde en versimpelde dialogen. Gelukkig schuwt hij daarbij alle preutsheid. Een bewuste keuze overigens. Schrijvers in de 19e eeuw hadden immers 'de schroomvallige neiging om de erotische en gewelddadige taferelen die zo'n essentieel bestanddeel zijn van de wereld der Griekse mythen te omzeilen of te kuisen.'
Fry's voorkeur voor eenvoudige taal en ongekuiste inhoud heeft nog een andere, eveneens begrijpelijke reden. In zijn voorwoord schrijft hij dat er 'helemaal niets academisch of intellectueels (is) aan de Griekse mythologie'. Daarom gaat hij ervan uit dat een banaal babbeltje hier of een gezellig kletspraatje daar de beste manier is om de lezers dichter op de huid van al die vreemde wezens en rare stervelingen te doen kruipen.
De gevolgen van deze strategie? Enerzijds onderstreept hij nogmaals dat de Griekse mythologische figuren enkel door mensen en voor mensen hun gestalte hebben gekregen. Anderzijds riskeert hij de mythen hun verheven, zeg maar goddelijke aura te ontnemen. Ook dat mag geen verwondering baren. Fry is een overtuigd atheïst.
Maar het is in de eerste plaats de God van de christenen, de joden (Fry is van Joodse afkomst) en de moslims die hem doet schuimbekken van woede. 'Waarom zou ik een onvoorspelbare, zelfzuchtige, domme God moeten respecteren, een God die een wereld vol onrecht en pijn heeft geschapen?', zei hij ooit in een interview. Dan liever de Griekse goden; die pretendeerden nooit alles te zien en alles te weten, die gaven tenminste toe dat ze ook wreed, waanzinnig en onrechtvaardig konden zijn.
Spiegel
Mythos houdt je van begin tot eind aan je stoel gekluisterd. Zelfs de met weetjes volgestouwde noten onderaan bijna elke bladzijde en de schelms pedante opmerkingen van 'Fry de schoolmeester' verhogen het leesplezier. Fry's cruciaalste conclusie van de Griekse mythen ten slotte is dat ze de mens een spiegel voorhouden. Net als de goden is ook de mens 'krijgshaftig maar creatief, wijs maar woest, liefhebbend maar jaloers, teder maar bruut, gevoelig maar wraakzuchtig.' Ontnuchterend? Alleen voor diegenen die zich aan de illusie van een almachtige God blijven vastklampen.
Thomas Rap, 422 p., 24,99 euro. Vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter en Frits van der Waa.
Patrick De Rynck
rt/aa/30 m
Verslavend, amusant, toegankelijk, verbazingwekkend menselijk, energiek, humoristisch, hartstochtelijk. Met veel verontrustende, verrassende, romantische, komische, tragische, gewelddadige en betoverende elementen. Stephen Fry, bekend van zijn vele metamorfosen, betuigt in zijn voorwoord zijn enthousiasme voor een oude liefde: die voor de Griekse mythen. Mythos is daar een kloek uitvloeisel van. Fry sluit zich met dit boek aan bij een lange rij van hervertellers, in allerlei talen. En bij de duizenden kunstenaars die al tweeduizend jaar worden geïnspireerd door mythen. Die behoren hierdoor onlosmakelijk tot het weefsel van de westerse cultuur.
Eerst het goede nieuws. Fry wil de verhalen opnieuw vertellen. Ze niet uitleggen, verklaren of analyseren. Daar is hij op veel bladzijden met brille in geslaagd en daarom is Mythos een heerlijk boek. Fry's pen fonkelt als hij de oude stof omzet in frisse dialogen en in een soort van korte verhalen met een spanningsopbouw en karikaturale personages: Gaia die bij haar twaalf kinderen polst wie er haar man Ouranos wil helpen ontmannen, Pandora die hunkert om haar pot te openen, de pasgeboren kwajongen Hermes, het #MeToo-slachtoffer Persefone, Aurora die voor haar Tithonos de onsterfelijkheid verkrijgt maar vergeet de eeuwige jeugd te vragen, puber Phaëton die crasht met de zonnewagen... Die bladzijden doen mij denken aan hoe al in de tweede eeuw een schrijver als Lucianus met mythen omging. Met humor, lichtvoetigheid en een dosis oneerbiedigheid. Ook kenmerken van Fry's downplay-stijl.
Favorieten
Fry ambieert de vertelkunst die hij bij de oude schrijvers bewondert. De meeste Griekse mythen zijn inderdaad via auteurs overgeleverd, te beginnen met Homerus en Hesiodus en met als Romeins orgelpunt Ovidius. Die laatste gaf Fry naar eigen zeggen 'de moed om in een aantal van mijn hervertellingen mijn - laten we het verbeelding noemen - de vrije loop te laten'. Zoals Ovidius en eigenlijk alle vertellers van mythen in de oudheid fabriceert hij eigen versies. Mythen zijn geen evangelie. Eén voorbeeld: voor het eerst in de geschiedenis van de mythologie laat Fry Sisyfus in de onderwereld zijn steen in de richting van een gat duwen dat uitkomt in de bovenwereld. Als hij dat gat haalt, wordt hij onsterfelijk. Dat is ongehoord: bij alle antieke auteurs is Sisyfus' steenduwopdracht doodgewoon een straf. Hier rijst meteen een eerste probleem met Fry's boek, dat zich uitdrukkelijk tot beginners richt. Wie wil weten wat de kern van het oude verhaal is, moet op zijn hoede zijn. In een aantal van zijn hervertellingen gaat Fry met het verhaal aan de haal. Maar dat doet hij lang niet altijd. Nergens maakt hij duidelijk wat, waar en hoe.
Fry heeft duidelijk favoriete verhalen die hij uitgebreid van nieuw vlees en bloed voorziet. Andere raffelt hij obligaat af. Zij moeten het stellen met het bloedeloze skelet van een verhaal, zoals in veel hervertellingen het geval is. Een lijn in die selectie vind ik niet en ik zie gemiste kansen. Wél consequent is Fry's keuze om voortdurend de illusie van tijdloosheid te doorbreken, met actuele en vaak humoristische allusies, op zijn Ovidius. Dat doet Fry consequent, te beginnen op regel 9 van het allereerste verhaal. Dat gaat over Chaos en het zootje dat die oertoestand misschien wel was. Fry: 'De slaapkamer van een puber, zeg maar, maar dan nog erger?' Even later noemt hij Kronos 'een oer-Stalin'. Je bent voor of tegen zo'n aanpak, die de mythen tot jolige vertelsels dreigt te reduceren. Maar het werkt wel, zegt ook mijn ervaring. Je drijft dan als herverteller af van wat een collega van Fry, de Franse filosoof en ex-minister van Onderwijs Luc Ferry, betoogt in zijn hervertelling Beginnen met mythologie: dat de mythologie 'ons een buitengewoon diepzinnige boodschap overbrengt en voor de mensen de weg naar een goed leven opent, zonder dat ze hun toevlucht nemen tot de illusies van een hiernamaals'. De diepzinnigheid dreigt baan te ruimen voor verhaaltjes over goddeloos handelende goden en rare monsters. Joligheid heeft haar beperkingen.
Tergend
Als herverteller krijgt Stephen Fry van mij drie en een halve ster. Tot zover het goeddeels goede nieuws.
Beeld je het verzameld werk van Willem Elsschot in, maar zonder Lijmen, Kaas, Villa des Roses en Het Been. Dat is ongeveer wat Fry heeft aangericht in zijn dikke boek, dat slechts een beperkte bloemlezing van persoonlijke favorieten brengt. Fry's 'verantwoording' voor deze grove omissie is onnozel: 'Dan zou dit boek zo zwaar zijn geworden dat zelfs een Titaan het niet meer had kunnen optillen'. Namen noemen: Herakles, het Parisoordeel en de Trojaanse Oorlog, Theseus en de minotaurus, Jason, de Argonauten en Medea, Oidipous en Agamemnon en familie, Odysseus, Orfeus et j'en passe: je zult hen vergeefs zoeken in Mythos, op een zijdelingse vermelding na. Arme beginners: zij worden hier zonder het te kunnen weten bedrogen.
Het lijkt alsof Fry met frisse moed aan een min of meer complete hervertelling is begonnen - van het oerbegin tot en met Prometheus en de schepping van de mens is hij wél behoorlijk volledig - en dat plan vervolgens heeft laten varen om te gaan voor een excentrieke, rommelige, onsamenhangende keuze aan verhalen die vooral uit Ovidius' Metamorfosen komen. En met bijvoorbeeld 25 bladzijden voor het prachtverhaal over de liefdesgod Eros die voor één keer zelf verliefd wordt op de bloedmooie Psyche. Dat is eerder een hellenistisch of laatantiek sprookje dan een mythe. Nee, eigenzinnigheid is niet altijd een troef in een per definitie dienend genre als de hervertelling. Symptomatisch hiervoor: op bladzijde 156 verklapt Fry dat Prometheus door een held uit zijn ketens bevrijd zal worden. Je zoekt de bewuste held vergeefs in Mythos. De kenners weten het wel, maar opnieuw: wee de arme beginner! Mission not accomplished. Ook onvergeeflijk: een namenregister bevat dit boek niet en de inhoudsopgave helpt je lang niet altijd. Zoek het zelf! Tergend is dat.
Positief blijven: Stephen Fry is ons een tweede, even spitant maar minder tergend volume verschuldigd.
Vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Frits van der Waa en Pon Ruiter, Thomas Rap, 422 blz., 24,99 € (e-boek 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Mythos'.
Elma Drayer
il/pr/14 a
Taalkundig onberispelijk was de boodschap niet, aandoenlijk wel. 'Ik hou van je, Nederlanders!', twitterde de Britse schrijver, acteur en presentator Stephen Fry vorige maand. Aanleiding: zijn nieuwe boek Mythos belandde na een optreden bij Adriaan van Dis op slag hoog in de Nederlandse bestsellerlijsten.
In eigen land waren de reacties op Fry's hervertelling van de Griekse mythen nogal zuinig. Was het nou nodig om die verhalen wéér te herkauwen? Is toch al vaak en fraai genoeg gebeurd? Dat geldt ongetwijfeld voor het Engelse taalgebied, in Nederland ligt het anders. De laatste echt goeie verzameling was die van Imme Dros. En haar Griekse mythen richtte zich op de jeugd.
Fry heeft geloof ik geen speciaal publiek op het oog - al verwelkomt hij in het voorwoord 'heel in het bijzonder' lezers die weinig tot niets van de materie weten. Bovenal lijkt hij zijn eigen fascinatie voor de klassieke mythologie ('Het was liefde op het eerste gezicht') met ons te willen delen. Dat is hem glansrijk gelukt. Niet eerder beleefde ik zoveel lol aan de wederwaardigheden van de Olympiërs en van de stervelingen met wie zij zoal betrekkingen onderhielden. Speciaal de dialogen zijn een lust om te lezen.
'O Prometheus, je hebt geen idee hoe saai het is om oppergod te zijn van een wereld die af is, voltooid.'
'Saai?'
'Ja, saai. Ik betrap me er al een tijdje op dat ik me verveel en me eenzaam voel. Dan bedoel ik 'eenzaam' in ruimere zin. In kosmische zin. Ik ben kosmisch eenzaam. Blijft het zo, tot in de eeuwen der eeuwen?'
Inderdaad, bijna alle personages spreken alsof ze spelen in een bijdehante Britse komedie. Maar Fry komt er moeiteloos mee weg.
In hetzelfde voorwoord belooft hij de verhalen niet te zullen 'uitleggen' noch een analyse te geven 'van de menselijke waarheden en psychologische inzichten die er mogelijk achter liggen'. Aan die toezegging houdt hij zich niet, gelukkig. Juist Fry's losjes rondgestrooide commentaarzinnetjes maken Mythos tot zo'n feest - of ze nu in de lopende tekst staan of in de voetnoten 1 (sla die vooral niet over). Juist zij geven de bekende, soms overbekende figuren nieuw reliëf.
Neem Hera, gemalin van gepatenteerd rokkenjager Zeus. Sinds mensenheugenis staat zij te boek als een jaloers, onhebbelijk en wraakzuchtig kreng. Fry noemt dat 'gemakkelijk', verklaart zichzelf tot haar 'toegewijde fan' en betoogt dat zij het was die de goden overwicht, aanzien en gezag verleende. Natuurlijk, schrijft hij, knetterde het regelmatig tussen de echtelieden. 'Er waren spanningen, ongeduld en wantrouwen. Maar het was een geweldig huwelijk.'
Prachtig is ook de karakterschets van de oppergod zelf. Diens wispelturige gedrag weet Fry logisch, begrijpelijk, je zou bijna zeggen: menselijk te maken. Als Zeus weer eens ontvlamt voor een beeldschone stervelinge en haar omtovert in een koe (zodat Hera er niet achter komt), is hij zeer ingenomen met zijn eigen slimheid. Fry: 'Wanneer de lust ons grijpt, moeten discretie, gezond verstand en wijsheid wijken, en wat voor iemand in de greep van de hartstocht listig verstoppertje spelen lijkt, is in de ogen van hen die wijzer zijn slechts doorzichtige, stuntelige domheid.' Uiteraard valt Hera onder de laatste categorie.
Of neem het portret van Apollo. Op een dag zoekt zijn zoon Phaëton hem op in diens Zonnepaleis, voor het eerst van z'n leven welteverstaan. Onmiddellijk begint hij te klagen dat zijn vader nooit naar hem omkijkt. 'Apollo', schrijft Fry, 'werkte de smoezen af die afwezige vaders altijd aanvoeren, maar eigenlijk was hij met zijn gedachten bij paarden, muziek, drank... alles liever dan dit verongelijkte, zemelende, zeurende kind.'
Bijzonder op dreef is Fry in zijn hervertellingen van de verhalen uit Ovidius' Metamorfosen. De nimf Echo wordt straalverliefd op de beeldschone jongeling Narcissos. Maar zij kan alleen maar herhalen wat hij zegt, waardoor hij niks van haar moet weten. Sowieso snapt hij niet dat iedereen die hem ziet zo ondersteboven van hem is. 'Liefde en schoonheid! Woorden, louter woorden.' Totdat hij in een riviertje zijn spiegelbeeld ontdekt, en niet meer kan stoppen met staren en smachten naar zichzelf. Uiteindelijk veranderen de goden hem 'in de ranke, bekoorlijke gele bloem die nog altijd zijn naam draagt' en die tot op de dag van vandaag aan de waterkant zijn kopje laat hangen. Beide personages lieten hun sporen achter - in de psychiatrie zijn echolalie en narcisme erkende stoornissen. Fry: 'Aan jou de keus om de eigenschappen die deze onfortuinlijke jonge mensen ons en onze taal hebben nagelaten te beschouwen als gangbare menselijke trekjes, of juist als problematische aandoeningen.'
Extra fijn bij al dit vertelplezier is de soepele vertaling. Wel schemert het Engels er in sommige hoofdstukken sterker doorheen dan in andere; zoals wel vaker blijft de hand van meerdere vertalers zichtbaar.
Het zijn kleine smetjes. Mythos is zo'n boek dat je meteen wilt voorlezen aan je kinderen, aan je geliefden. Bij voorkeur aan een warm Grieks strand.
****
Uit het Engels vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter en Frits van der Waa. Thomas Rap; 422 pagina's; € 24,99.
A.P.G. Spamer
Niet voor niets vermeldt de kaft 'De Griekse mythen herverteld', want dat is letterlijk wat er in dit boek gebeurt. Het is geen zakelijk verslag of wetenschappelijk essay, maar een vertelling. De auteur is de verteller, zo ongeveer als een Arabische sprookjesverteller. De hoofdpersonenen van elke mythe worden als levende personen ten tonele gevoerd, die uitvoerige gesprekken met elkaar houden. Elke mythe wordt zodoende een uitgesponnen verhaal. De lezer wordt getutoyeerd en een uitspraak over goden die zitten 'te plukken en te pielen' kan niet anders worden beschouwd dan als schooljongenstaal. De auteur beperkt zich daarbij tot vooral wat 'huiselijke' mythen. Daardoor komen bijvoorbeeld Oidipous, Perseus, de Tocht der Argonauten en de Trojaanse Oorlog in het boek niet voor. Een vergelijking van Hera met 'de vrouwen van bepaalde Engelse koningen' zal voor Nederlandse lezers niets betekenen. Dat geldt ook voor vele voetnoten. De doelgroep is onduidelijk: voor moderne jongeren te dik en wijdlopig, voor geïnteresseerde ouderen te gemeenzaam en met te weinig diepgang. Met twee katernen kleurenfoto's.
Abdelkader Benali
rt/aa/31 m
Toen mijn vrouw, Saida, en ik in het huwelijksbootje stapten, besloten we de trouwdag op te luisteren met traditionele Marokkaanse muziek. Een bont gezelschap van in geitehuiden geklede artiesten speelde op houten fluiten de hoge, nasale tonen van het Rif-gebergte, waar de wortels van onze voorouders liggen.
Deze van oorsprong herdersmuziek werd in de jaren zeventig door de Rolling Stones bij een van bezoeken aan de havenstad Tanger ontdekt. De opzwepende, hypnotiserende tonen trok ze aan. Bandlid Brian Jones raakte onder de indruk van de trance-achtige muziek en maakte er een plaatopname van die bekend werd als de Master Musicians of Joujouka.
De Amerikaanse schrijver William Burroughs bracht de opvallende verschijning van de artiesten als half-mens en half-geit in verband met de cultusverering van Pan bij de oude Romeinen. Pan was een echte vruchtbaarheidsgod; de opgewekte herder ging vergezeld van een fluit, vermaakte zichzelf en anderen en waar schone dames lonkten, sloeg hij zijn slag.
Ik wil best geloven dat voor de komst van de islam deze oude, heidense riten ook in Noord-Afrika bestonden. Het Romeinse imperium, erfgenaam van de Griekse beschaving, had ook handelsposten in Mauretania (huidig Noord-Afrika). Een van de grote mythenverzamelaars, Apuleius, was een Berber en kwam uit dit gebied. Aan hem hebben we het prachtige verhaal van Amor en Psyche te danken. Uit de Levant (nu Libanon) kwamen de mythische goden mee, zoals Afrodite. De gedachte dat mijn islamitische familie en schoonfamilie hadden gedanst op de heidense muziek van Pan bezorgde me een glimlach.
Een goede ondertitel van Stephen Fry's 'Mythos' zou 'Familieperikelen' zijn. Na ons ingeleid te hebben in ontstaansgeschiedenis van het Griekse universum, begint Fry aan een kroniek van een paar honderd pagina's waarin gezinsuitbreiding op gezinsuitbreiding volgt. En zoals in elke dysfunctionele, grote familie staat iedereen elkaar naar het leven. En liefde komt met een prijs. Die duizelingwekkende verwikkelingen noden tot langzamer lezen, ook omdat elke god of halfgod die zich toegang verschaft tot de Olympus, een oorsprongsverhaal heeft dat verklaart waarom we de landbouw hebben, sommige eilanden vervloekt zijn of Europa naar een Libanese prinses is vernoemd.
Het zijn opvallend vaak de verheven goden die zich niet van hun beste kant laten zien. Daarnaast kan de Griekse god wel almachtig zijn, als het op relaties aankomt laat hij of zij heel veel steekjes vallen. Hooggestemde idealen moeten vechten tegen lage instincten. Vooral Zeus - de oermacho - heeft er een handje van om alle ethiek aan zijn laars te lappen wanneer het gaat om zijn zucht naar onmiddellijke bevrediging. Hij is mister #Metoo.
Fry wil de verhalen vertellen zonder oordeel te vellen. Hij dekt zich aan het begin in door niet te willen pretenderen een academicus te zijn. Dat is valse bescheidenheid. Hij is uitstekend geschikt voor deze taak omdat hij een geboren verhalenverteller is. Meer dan in de Nederlandstalige wereld, zijn de mythen in de Angelsaksische wereld gepopulariseerd door hervertellingen voor een breed publiek. Dat de Grieken bij ons geassocieerd worden met het elitaire gymnasium heeft de verhalen bij ons weggehouden en dat is jammer. Dit boek kan hier goed werk verrichten.
Deze mythes vertellen dat de wereld waarin we leven op vele manieren tot stand is gekomen. Onze werkelijkheid is er een van oneindige verscheidenheid. Daarom is dit boek geen goedkope fantasy, maar blijf je erin doorlezen. Want we leven nu op een bepaalde manier weer in Griekse tijden, waarin we moet leren omgaan met heel veel soorten mensen met verschillende talenten. In die kruisbestuiving ontstaan nieuwe manieren van denken en doen. De mythen laten zien hoe families en volkeren continu in staat van verandering verkeren.
Fry vertelt mooi over Hermafroditus, kind van Hermes en Afrodite, die beide geslachtskenmerken draagt. In een voetnoot onthult Fry dat Britse musea beelden van Hermafroditus tot kort geleden verborgen hielden. Het publieke oog was niet klaar voor de gedachte dat mensen man noch vrouw zijn. De Griekse goden waren vele malen progressiever dan wij zijn.
De oneindige charme van deze mythen is welke originele vondsten de verhalenvertellers uit de hoge hoed wisten te toveren om alles te verklaren; van aardbevingen tot de oorsprong van Tijd, van jaloezie tot het beroep van smid. En hun kracht is dat ze het ontzettend goed lukt om die wereld aan de hand van verhalen diepe inhoud te geven. We weten inmiddels dat het graan niet door Demeter - de godin van de vruchtbaarheid - omhoog wordt geduwd, maar wat blijft is de magie van de vertelling.
Fry vertelt hoe wij mensen door de schrandere Prometheus het vuur kregen - letterlijk de vonk van onze beschaving . Zeus verveelde zich en kwam op het idee om kleiachtige wezens te maken. Het was Prometheus die ze het vuur bracht zodat de mens de goddelijke vonk zelf kon vooroorzaken. Er zit een impliciete geschiedenisles in dit verhaal verstopt, over hoe de domesticatie van het vuur, het ijzersmeden en daarop gebaseerde culturen tot ontwikkeling kwamen. Vooral wanneer Fry uitgebreid de tijd neemt om te vertellen, gebruikmakend van alle moderne verteltechnieken, komen de goden tot hun recht. Pareltje is het verhaal van Cupido en Psyche, waarin echo's van Shakespeare en Monty Python in doorklinken.
Fry schroomt niet om bruggetjes te maken naar de hedendaagse beschaving. Wat hij niet kwijt kan in het verhaal, wordt met een voetnoot bijgelicht, en die zijn op z'n minst interessant. Zo wist ik niet dat zowel Bosporus, Oxford, Ossendrecht als Coevorden één en hetzelfde woord zijn voor runderoversteekplaats.
Aan het einde van het boek relativeert Fry de Griekse wereld: ook die was verre van perfect. Dat is een overbodige toevoeging, wellicht ingefluisterd door een overijverige redacteur die bang is dat het boek wordt begrepen als bescherming van de superieure, westerse cultuur. Het had van mij niet gehoeven. Wie de verhalen leest, beseft al snel dat er niet zoiets bestaat als een superieure beschaving. Wel was er een beschaving waarin geen perfecte goden bestonden - ze waren net zo zoekende als de mensen zelf. De Griekse Goden waanden zich superieur, maar wanneer hun emoties de overhand kregen, waren ze niet veel beter dan een dysfunctionele familie in een oververhitte soap. Hun kwetsbaarheid is me heilig.
Vert. Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter, Frits van der Waa
Thomas Rap; 448 blz. € 24,99.
oordeel
Pareltje is Amor en Psyche, met echo's van Monty Python en Shakespeare.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.