Een zeventigjarige vrouw die als kind met haar ouders van Indonesië naar Nederland vluchtte, herinnert zich haar jeugd in het dorp naast een militaire vliegbasis en kijkt terug op haar vriendschappen, de band met haar zus en de onverwerkte trauma’s van haar ouders.
Een vrouw, die in 1950 met haar familie vanuit Indonesië naar Nederland repatrieerde, blikt terug op het leven van haarzelf en haar hoogbejaarde moeder.
De schrijfster (1952) van Nederlands-Indische herkomst beschrijft haar fascinatie voor de dood aan de hand van haar eigen jeugdervaringen met de dood van familieleden en vrienden.
In 1983 schreef Marion Bloem haar debuutroman Geen gewoon Indisch meisje. In Indo schrijft ze, gerijpt door levenservaring, met nieuwe inzichten, over de thematiek van haar debuut. Met kritisch vermogen kijkt ze naar de vrouw die ze in de jaren tachtig was.
Een 17-jarig meisje verlaat Jakarta om in Nederland te gaan studeren, trekt in bij haar oude Indische opa en oma en reconstrueert haar familiegeschiedenis,
Het verhaal van vier generaties vrouwen in een lange brief van hoofdpersoon Melanie Fleury aan haar grootmoeder. Aan haar kan ze de geheimen van haar leven toevertrouwen, omdat ze zeker weet dat haar grootmoeder ze niet zal onthouden. Melanies geschiedenis en identiteit wordt geconstrueerd uit fragmenten van de levens van de grootmoeder, de moeder, de tantes en andere vrouwen uit haar jeugd. Marion Bloem schetst zo het beeld van een vrouw van veertig die op de kentering van haar leven orde probeert te scheppen in haar jeugdherinneringen, haar huwelijk, haar relaties, haar erotische beleving.
Herinneringen van de Nederlandse auteur (1952) aan haar in 2022 overleden man, waarin ze terugblikt op hun onstuimige liefde voor elkaar gedurende hun tweeënvijftigjarige huwelijk en haar rouw een plek geeft.