Twee mannen, die ontvoerd zijn in Irak, vertellen elkaar herinneringen en verhalen waarbij de ethische problemen van de Arabische en de Westerse maatschappij voor het voetlicht komen.
Een ontvoeringsverhaal met afwisselend religieuze, politieke en maffiose motieven laat ook nog iets anders zien: een genuanceerd beeld van mensen in blijkbaar uitzichtloze omstandigheden.
De jongen Kerim woont in Irak en wil kok worden, net als zijn vader. Onverwacht wordt hij gevangen genomen door jihadstrijders en moet met hen meestrijden. Hij weet te ontsnappen, ontvlucht zijn land en komt na een lange barre tocht terecht bij zijn oom in Berlijn. Maar hij ontkomt niet aan zijn lot, de jihadstrijders sporen hem op en straffen hem.