Journaliste Andreas-Friedrich hield een dagboek van 1939 tot 1948, waarin ze haar ervaringen als lid van een Berlijnse verzetsbeweging beschreef. Ze hielp joden onderduiken, stal voedselbonnen en bezocht gevangenen. De naoorlogse jaren werden gekenmerkt door plundering, verkrachting en de dood van haar geliefde.