In de vijftiende eeuw reist een geheugenkunstenaar, tevens geneesheer en bouwmeester, naar een concilie in Konstanz over het schisma in de kerk als hij ontdekt dat bepaalde kennis die hij meedraagt ook een keerzijde heeft.
In 1065 kijkt een honderdjarige terug op zijn leven, zijn avonturen, zijn omzwervingen, zijn vriendschap met keizer Otto III en bovenal zijn liefde voor boeken.
In het veertiende-eeuwse Keulen zweren drie kinderen (joodse en christelijke) elkaar eeuwig trouw, maar door maatschappelijke, godsdienstige en persoonlijke ontwikkelingen wordt die vriendschap zwaar op de proef gesteld.