Goede mannen
Arnon Grunberg
Arnon Grunberg (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh & Van Ditmar, © 2017 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 313.3 GRUN |
Matthijs de Ridder
ua/an/12 j
Niets zo precair als schrijven over het eigene - het eigen land, de eigen cultuur, het eigen volk - zeker als dat eigene geconfronteerd wordt met het andere. Voor de E. du Perronlezing boog Arnon Grunberg zich vorig jaar over het heikele onderwerp van de migratie. Zijn tekst is nu verschenen als het pamflet De eerste boze burger.
De eerste boze burger uit de titel is de Bijbelse Job, de man die, berooid, ontheemd en geplaagd, de God vervloekt die hij voordien zo vroom had gediend. Job is het schoolvoorbeeld van de brave burger die precies doet wat er van hem verlangd wordt, maar die in opstand komt als zijn wereld plots volledig op zijn kop komt te staan. Job heeft niets misdaan, zo laat Grunberg zien. Zijn woede is dan ook begrijpelijk. Toch keert hij op zijn schreden terug als God hem voorhoudt dat hij het waarom van zijn lijden niet kan overzien. Job ziet in dat hij het leven alleen in zijn geheel kan aanvaarden - de voorspoed én het lijden.
De boze burger van vandaag is volgens Grunberg met Job te vergelijken. De manier waarop migranten in Europa worden opgevangen wordt door de boze burger opgevat als bewijs voor het feit dat het lijden van deze nieuwkomers boven het lijden van de oorspronkelijke bevolking wordt geplaatst. De nieuwkomers worden opgevangen, de oude bevolking wordt aan haar lot overgelaten. Woede en geweeklaag zijn het gevolg, maar wie moet die jammerklacht beoordelen? God is immers al een tijdje dood. En wie Gods plek ook ingenomen heeft, de overheid, of de mens zelf, niemand heeft de autoriteit om de impasse te doorbreken.
Daar staan we dan, profeteert Grunberg. Hij merkt bovendien op dat de rangen van de boze burgers worden aangevuld met serieuze sociologen als Paul Scheffer. In 2000 zette Scheffer in zijn ophefmakende artikel 'Het multiculturele drama' in NRC Handelsblad op nuchtere wijze uiteen dat de gedoogcultuur tegen haar grenzen opliep. 'Nodig is een afscheid van de kosmopolitische illusie waarin velen zich wentelen', is Scheffers harde conclusie. Scheffers artikel is volgens Grunberg 'stilistisch verantwoord', maar dat neemt niet weg dat ook hij zich bij het koor van mensen voegt dat luidkeels roept om minder tolerantie. Precies voor die intolerantie probeert Grunberg in De eerste boze burger een alternatief te vinden.
Het land van herkomst
Grunberg gelooft niet in de stelling dat migranten een 'plaag' vormen voor de oorspronkelijke bevolking, maar hij beseft tegelijkertijd dat dit idee veel afnemers kent. Hij wil dit denkbeeld daarom ook serieus nemen. Hij situeert de moderne Job in een wereld die nog weinig magie kent. Het postmoderne gedachtegoed heeft de eigentijdse burger geleerd dat er geen voorzienigheid is en dat hij zich niet superieur mag voelen tegenover een ander. Misschien, suggereert Grunberg, is dit wel een deel van de oorzaak waarom die burger vol afgunst naar de nieuwkomer kijkt: 'Wij vrezen dat de nieuwkomer het met al zijn “primitieve ideeën” beter heeft dan wij.'
Dit is niet meteen het hoogtepunt in de uiteenzetting van Grunberg. In de zoektocht naar een alternatief voor de nuchtere constateringen van Scheffer lijkt de onbewuste jaloezie voor de nieuwkomer althans niet heel lang stand te kunnen houden. Ook als Grunberg oppert dat de moderne mens het talent is verloren om de tragiek van het leven te appreciëren, beweegt hij zich niet op het speelveld waarop Scheffer zijn pionnen heeft gepositioneerd.
Deze romantische beelden leiden Grunberg echter naar een denkbeeld dat wel degelijk een rol zou kunnen, misschien wel zou moeten spelen in het migratiedebat. De zoektocht naar de essentie en de eigenheid van een land is vergelijkbaar met de zoektocht naar een ideale geliefde, stelt Grunberg naar aanleiding van de lectuur van de roman Het land van herkomst van Eddy du Perron. Daarmee heeft Grunberg een metafoor te pakken die in de eerste helft van de twintigste eeuw nog alomtegenwoordig was, maar tegenwoordig wat vreemd aandoet. Zowel 'Moeder Vlaanderen' als de 'Nederlandse Maagd' wist nog niet zo heel lang geleden de gemoederen te beroeren. De personificaties van de natie werden expliciet aanbeden en jonge mannen werden opgeroepen om voor de eerbaarheid van deze zinnebeelden in het geweer te komen. Dit zijn uiteraard irrationele denkpatronen, maar, zo redeneert Grunberg, daarom zijn ze ook zo krachtig. Denken over het land van herkomst én over het land van aankomst, is als denken over een dierbare en gaat dus gepaard met angsten over acceptatie, compatibiliteit en ontrouw.
Liefde, zoals de rest van het leven, is aan verandering onderhevig. Daarom is de roep om de kosmopolitische illusie op te geven in de ogen van Grunberg ook zo absurd: 'Je zou net ze goed kunnen zeggen dat wij de illusie van de liefde moeten opgeven.' Als de ideale liefde onvindbaar blijkt, is dat volgens Grunberg nog geen reden de zoektocht te staken. En dat is een waar woord.
Nijgh & Van Ditmar, 48 blz., 6,99 €.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.