De Nederlandse maagd
Marente De Moor
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 DEMO |
Veerle Vanden Bosch
em/ov/08 n
Het is een dwingende vertelstem die Marente de Moor opvoert in haar vierde roman Foon: Nadja en haar twintig jaar oudere man Lev wonen op een godverlaten plek in het westen van Rusland, ze zijn allebei zoöloog, hun kinderen hebben het nest verlaten. Vroeger, in de nadagen van de Sovjet-Unie hadden ze er een onderzoekscentrum waar ze verweesde berenwelpen grootbrachten, maar tien jaar geleden is er iets gebeurd waardoor dat centrum nu wijlen is, de beren zijn weg. Lev en Nadja zijn vereenzaamd en leven in een vreemd, sprookjesachtig universum: dichter bij dieren en magische wezens dan bij mensen. De geschiedenis en de moderne wereld dringen maar af ten toe tot hen door. In het bos klinkt de jongste tijd een onverklaarbaar geluid. Is het de aarde onder hun voeten, of is het iets apocalyptisch? Het raadsel verontrust Nadja niet echt, integendeel, de moderne gedachte dat alles in onze macht ligt, vindt ze 'doodvermoeiend'. Ze heeft meer met mysterie dan met de wereld van technologie en efficiëntie. Intussen vertelt ze over haar leven ver weg van de beschaving. Onverstoorbaar vertelt ze, tegen de achtergrond van de Russische geschiedenis, over hun leven ver weg van de beschaving en over hoe alles in verval is geraakt. Lev dementeert, hij raakt dagenlang zoek; binnenkort is ze de enige die overblijft om hun geschiedenis en hun herinneringen te koesteren.
De Moor laat je van meet af aan in Nadja's hoofd kruipen, maar gaandeweg begin je te twijfelen: in welke geestestoestand vertoeft ze? Verliest ze de greep op de realiteit? Waar ligt de grens tussen fictie en realiteit, en wat is er in het verleden gebeurd dat ze zo hard wil wegduwen?
De Moor gaat impressionistisch te werk: bij haar geen rechte lijn van A naar B, alles is doorspekt met raadsels. Op elke bladzijde verrast ze wel ergens met een mooi beeld of een geslaagde vergelijking: 'Sneeuw verraadt meteen waar de platgetreden paden liggen, en waarom je ze moet vermijden. Hoe meer mensen je voorgaan, des te smeriger en gladder het wordt'. Marente de Moor brengt een ode aan het raadsel met een origineel, prachtig geschreven boek.
Querido, 320 blz., 20,99 € (e-boek 11,99 €).
Arjan Peters
te/ep/15 s
Op haar 18de stapte Marente de Moor (1972) in Amersfoort op de trein naar Moskou, om vandaar door te reizen naar Sint-Petersburg, waar ze jaren zou wonen en werken. Al heeft ze sindsdien veel meer gereisd, en was de afgelopen jaren Zuid-Limburg haar standplaats, voor het leven en werk van de slavist, journalist en auteur De Moor is die eerste grote treinreis het vertrekpunt geweest. Weg uit de bekende omgeving, naar een plek waar aloude mythen en ook beren gewoon door het soms ijzig koude dagelijks leven stappen.
Bevrijd uit de klem van de kakelende Randstad, met zijn aandacht slurpende sociale media en dito verplichtingen. In de romans, columns en verhalen die De Moor schreef vanaf haar debuut Petersburgse vertellingen (1999), trekt ze bij voorkeur grenzen over en duikt ze de geschiedenis in, om pas daar, in de afgelegen natuur of een lang vergleden tijdvak, de geschikte locatie voor haar verhalen te vinden. Waar individuen zich nog kunnen ontplooien, of zoals de schermmeester en huzaar Egon von Bötticher in De Nederlandse maagd (2010, AKO Literatuurprijs) stelt: 'In de natuur is een mens nooit eenzaam. Hier leven zoveel solitaire dieren, bomen die op zichzelf staan, beekjes die nergens op uitkomen. Dat gaat zijn gang, niemand vindt dat tragisch. Terwijl een mens in de stad verplicht is anderen te ontmoeten, omdat hij anders eenzaam gevonden wordt.'
De Moor zelf kon zich vermoedelijk ook vinden in de uitvinder Barre, die in haar roman Roundhay, tuinscène (2013) al in de jaren tachtig van de 19de eeuw terugverlangt naar de rust van vroeger, omdat het heden zo lawaaiig is dat zelfs de tegen-uitvinding van ene Dr. Dreyer, de antifoon (een zeef waardoor je wel een goed gesprek kunt verstaan, maar niet wordt gehinderd door kanongebrul of ander rumoer), niet opgewassen is.
Foon is de titel van de nieuwe roman van Marente de Moor, spelend rond een afgelegen huis in de verlaten bossen niet heel ver van Sint-Petersburg - maar ver genoeg voor het zoölogen-echtpaar Nadja en Lev om alleen te zijn met de natuur. En dat is niet eenzaam.
Maar die eenzaamheid ligt wel op de loer. Vooral voor Nadja, want haar man, de twintig jaar oudere professor Lev en haar eerste grote liefde, is aan het dementeren, en dat kan betekenen dat zij binnen afzienbare tijd de enige is met herinneringen aan de gelukkige tijd, vroeger, toen ze een biologisch lab hadden en berenwelpen grootbrachten, twee kinderen kregen en niemand anders nodig hadden. Er klinken de laatste tijd vreemde geluiden van boven, geheimzinnige fluittonen, maar in plaats van bang is Nadja vooral blij dat 'de natuur ons nog voor een raadsel stelt. Het is een doodvermoeiende gedachte dat alles in onze macht ligt. Nu de mens elke cel van zijn bestaan heeft blootgelegd, kan hij wel wat romantiek gebruiken. Een sterk verhaal, ook goed.' Als ze op een tochtje door het bos oog in oog komt te staan met een berg van een berin die ze herkent, aarzelt die of er genoeg vlees zit aan dat zoogdier tegenover haar, of dat ze toch voor vis gaat. 'Dan draait ze haar lichaam als een vrachtwagen in een nauwe straat, twee stappen achteruit, eentje schuin naar voren, en schrijdt ze weg zonder om te kijken.'
Een moment van opluchting, voor de lezer dan, want Nadja is een tamelijk onaangedane verteller. Dat vertelperspectief is een van de troeven van deze roman. We zijn overgeleverd aan Nadja, en leren veel door met haar mee te kijken: 'Sneeuw verraadt meteen waar de platgetreden paden liggen, en waarom je ze moet vermijden. Hoe meer mensen je voorgaan, des te smeriger en gladder het wordt.' Zo zit dat.
Of is dit de koppigheid van een eenling die het contact met de realiteit aan het kwijtraken is, die voortdurend iets wil verdringen, en die door niemand kan worden bijgestuurd? Dat moeten we stilaan denkbaar achten, als we een aantal signalen bij elkaar optellen: tien jaar geleden is er iets dramatisch voorgevallen tijdens een beren-opvangproject waar ook een paar vrienden en een activistische veganiste uit Holland bij betrokken waren, waardoor het lab nu door de natuur is overwoekerd en de beertjes weg zijn. Man Lev is ineens zoek, dagenlang. Telkens blijven die 'grote geluiden' overtrekken. De laatste elektriciteitsrekeningen zijn onverklaarbaar hoog. Waarom komen de kinderen blijkbaar niet graag meer naar het ouderlijk huis? En de monologen die Nadja afsteekt, zijn die eigenlijk voor ons bestemd of is ze in zichzelf aan het murmelen?
Het typeert de grote vertelkunst van De Moor, dat ze de lezer nolens volens tot een indringer maakt, zo'n literaire toerist die smult van exotische landschappen, en die een inkijkoperatie in het hoofd van een eigenaardige Russin 'in het wild' fascinerend vindt, zolang hij op veilige afstand mag blijven. Van ogenschijnlijk uiteenlopende thema's als klimaatverandering, Russische vertelkunst, de MH17 en Poetin, intense natuurliefde, onversneden jaloezie die tot hardvochtigheid voert, en fraaie bijrollen voor de fantasievolle buurman 'pope' Igor en de legendarische ruige bard Vladimir Vysotski, heeft De Moor een verhaal gecomponeerd dat de lezer tot medeplichtigheid dwingt: je zou die vrouw, bijna als een natuurverschijnsel, haar gang willen laten gaan. Ze is ons zonder twijfel liever kwijt dan rijk.
Maar het is ondoenlijk Foon dicht te slaan voordat je weet hoe het zit.
****
Querido; 319 pagina's; € 20.
R. Fritz
In een afgelegen huis in de bossen bij Sint-Petersburg wonen Nadja en Lev, een zoölogenechtpaar. Hun kinderen zijn vertrokken naar de grote stad, het verderop gelegen dorp is verlaten, zij zijn alleen met de geluiden van de dieren en het bos. Geluid speelt een belangrijke rol in deze roman. Naast de vele geluiden van de natuur klinkt er boven het bos regelmatig een raadselachtig geraas. Ooit hadden Nadja en Lev een biologisch laboratorium in het bos. Daarnaast dreven zij een asiel voor verweesde berenwelpen, dat na een dramatisch voorval gesloten is. Dit voorval heeft een bepalende invloed gehad op hun leven. Tegen de achtergrond van de recente Russische geschiedenis vertelt Nadja in deze poëtische, impressionistische roman hoe alles in verval is geraakt. Haar twintig jaar oudere man Lev is dementerend, haar dochter verslaafd, haar zoon een reactionaire materialist, haar huis vervallen en haar lab overwoekerd. Nadja’s vertellingen zitten vol sprookjesachtige gebeurtenissen en vaak is het aan de lezer om te bepalen waar de grens tussen feit en fictie ligt. De schrijfster (1972) heeft acht jaar in Rusland gewoond. Longlist Libris Literatuur Prijs 2019.
Rob Schouten
te/ep/15 s
Marente de Moor (1972) is niet bepaald een schrijfster van heldere boodschappen, klare lijnen, stevige verhalen. Eerder kun je haar werk esthetisch, poëtisch, impressionistisch noemen. In haar roman 'De Nederlandse maagd' bijvoorbeeld, uit 2010, probeerde ze de ambiguïteit van het vooroorlogs klimaat weer te geven, maar het boek moest het vooral hebben van stemmingsbeelden, mooie regels, pakkende observaties. Niettemin kreeg ze er de AKO-literatuurprijs voor.
Ook het zojuist verschenen 'Foon' is zo'n ongewone en raadselachtige roman. Het is fraai geschreven, de Moor weet prachtig sferen op te roepen, het zit vol sprookjesachtige en magische gebeurtenissen maar waar het boek eigenlijk naartoe wil is niet erg duidelijk, de schrijfster laat het aan de lezer over om de thematiek in te vullen.
'Foon' speelt zich af in het westen van Rusland, in een verlaten dorpje in het bos. Twee verdoolde zoölogen leven in primitieve omstandigheden in de buurt van hun voormalig, inmiddels opgeheven onderzoekscentrum. Lev, de oude professor, is dementerend, zijn nogal wat jongere vrouw uit wier mond we het verhaal vernemen, vraagt zich af wat er eigenlijk van hun leven is terechtgekomen. In het bos wordt regelmatig een angstaanjagend oergeluid vernomen maar niemand weet waar het vandaan komt; is het de aarde die knarst, is het maatschappelijk gedreun, de aankondiging van de apocalyps, verbeelden ze het zich? De Moor hoedt zich er tot het einde van haar boek voor uitsluitsel te geven. Dit is een boek vol onopgeloste magische gebeurtenissen, geheimenissen.
De twee zoölogen staan inmiddels ook dichter bij de dieren die ze ooit bestudeerden dan bij de mensenwereld, hun kinderen zijn weggetrokken, ze worden omringd door honden, katten, beren, geiten, vleermuizen, alsmede door geesten, trollen en heksen. Als de buitenwereld binnenkomt is het in de vorm van electriciteitsrekeningen, politieagenten die eens komen kijken. Ook speelt een zekere Esther, Hollandse op zoek naar oerculturen, een opmerkelijke maar onopgehelderde rol.
De Moor, slaviste, weet heel goed die sfeer van oude Russische verhalen en sprookjes op te roepen, die ze als het ware inzet tegen onze wereld van technologie en efficiency: "Het griezelige in de wereld was nooit raadselachtig. Duizenden jaren leefde de mens in een wereld van mysteriën, die je onopgehelderd naast je neer kon leggen. Soms namen ze de vorm aan van een wonder. Leve de raadselachtigheid!" Deze zin, ergens uit het midden van 'Foon', zou heel goed als motto voor dit boek kunnen dienen.
De vrouwelijke hoofdpersoon, mevrouw Bolotova, van eenzaamheid flink alcoholisch geworden, droomt ervan dat de machinist van een naburige spoorlijn haar uit haar bos komt verlossen, hup de grote wereld in: "wat had ik hier te zoeken? Dat ik niet begreep hoe onhandig het is om je op het randje van het grootste land ter wereld te vestigen. Dat ik niet aanvoelde dat er een moment zou komen dat ik eruit geduwd zou worden. Kunt u even opschuiven? Hier is de verandering! Nee, de tijd zou geen uitzondering maken voor ons."
Als er al iets is waarover dit boek 'gaat' dan wel over die frictie tussen natuurlijk, primitief leven en maatschappelijk leven in een georganiseerd verband. Maar in feite zwelgt de hoofdpersoon in haar wereld van schimmige verhalen, veelzeggende dieren, halve hallucinaties. In haar universum heeft een pasgeboren bokje dat ze mee in bed trekt iets duivels, is de honingbeer een goede warme vriend al bijt hij wel eens in een arm, en het verhaal wordt zelfs, nota bene, min of meer uitgeblazen door een mammoet, die Russische oerolifant. Karakteristiek genoeg heeft de 'ik' een terugkerende nachtmerrie over een monster, half mens half hond. In zekere zin beschrijft De Moor mensen die terugkeren naar hun dierlijke staat, deels rationeel, deels instinctief. Met haar door mysterieuze en magische krachten en motieven aangedreven personages onderscheidt De Moor zich beslist van het gros van de Nederlandse literatuur maar ze verwacht ook een groot inlevingsvermogen van de lezer, die zijn weg maar moet zien te vinden in dit labyrint van de verbeelding waarvan ergens staat dat ze 'zich niet alleen in je hoofd afspeelt, maar overal om ons heen aanwezig is.'
oordeel
Poëtisch, impressio-nistisch; onduidelijk in intenties.
Querido; 320 blz. € 20.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.