Vissen redden
Annelies Verbeke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VERB |
Sam De Wilde
ua/an/23 j
Als lid van het schrijverscollectief Fix dit riep Annelies Verbeke onlangs nog op om literatuurgeschiedenissen, schoolboeken en de literaire canon inclusiever te maken. 'Noem schrijfsters' klonk het, en in haar nieuwe verhalenbundel voegt ze de daad meteen bij het woord. Voor Treinen en kamers liet de auteur zich inspireren door vierduizend jaar literatuurgeschiedenis en naast de vertrouwde besnorde en bebaarde gezichten van Thomas Mann, Cervantes, Gogol of Melville duiken in Verbekes leeslijst ook literaire grootheden als Mary Shelley, Sei Shōnagon, Hadewijch en de Akkadische hogepriesteres Enheduanna op.
Verbeke schreef geen nieuwe versies van hun verhalen en probeert zich er ook niet haantjesgewijs mee te meten. Je zou kunnen zeggen dat ze in dialoog treedt met haar voorgangers, maar het zou een veel te serieuze omschrijving zijn voor de speelse manier waarop de Gentse schrijfster aan de slag gaat met de klassieke werken. In sommige verhalen blijft Verbeke dicht bij het bronmateriaal (om een vluchteling te zien in Odysseus heb je niet zo heel veel fantasie nodig) en in andere koppelt ze haar hoogst eigen universum aan dat van haar overleden vakgenoten met niet meer dan een gedeeld thema.
Tegen de stroom in
In het openingsverhaal 'Deserteren', dat eerder in een langere versie als novelle werd gepubliceerd, wordt letterlijk gedialogeerd met het literaire verleden wanneer 'de auteur' onder anderen Thomas Mann en Goethe uitnodigt voor een therapeutisch groepsgesprek. Het is lang niet het sterkste verhaal uit Treinen en kamers, maar als het nodig was om Verbekes twijfels over haar eigen schrijverschap uit te bannen, dan verdient het zeker zijn plaats in een bundel die verder vooral duidelijk maakt dat die twijfels ongegrond waren.
Verbeke roept in de woestijn der letteren al jaren dat verhalenbundels meer aandacht verdienen, en bewijst nu andermaal waarom. Ze experimenteert gretig met verschillende vertelvormen, maar hangt haar verhalen ook als wagonnetjes aan elkaar. Vaak met grappige knipogen, maar evengoed met een rode draad over zorgzaamheid die je ondanks alles doet geloven dat het mogelijk, en misschien zelfs raadzaam, is om in de neerwaartse spiraal van de menselijke vooruitgang af en toe tegen de stroom in te zwemmen.
Soms zijn de (goede) bedoelingen iets te duidelijk, maar Annelies Verbeke toont ook dat het kan: oprechte verontwaardiging over de grotendeels betreurenswaardige toestand van de wereld verpakken in lustig schrijfplezier. Uiteindelijk is het vooral dat overduidelijke vertelgenot dat de verhalen in deze doordacht gecomponeerde bundel aan elkaar cementeert. Zo doet Verbeke wat de grote schrijvers en schrijfsters die haar inspireerden ook deden. Ze verhoudt zich middels fraai verwoord commentaar tot haar tijd en creëert en passant vertellingen en personages die die tijd proberen te weerstaan.
De Geus, 288 blz., 23,50 € (e-boek 13,99 €).
Elma Drayer
ua/an/23 j
'Toen ik studeerde at ik minstens één keer per week gratis op restaurant, niemand merkte het wanneer ik zonder te betalen wegging. Ik word meer vergeten dan dat ik vergeet, zo is het altijd geweest.' In een paar zinnen iemand neerzetten - de Vlaamse Annelies Verbeke (1967) is er een meester in. Voor Treinen en Kamers liet ze zich inspireren door haar lievelingen uit de wereldliteratuur. Zo leidt Het hoofdkussenboek van Sei Shonagon tot een prachtige monoloog van een treinbegeleider die haar reizigers een lijst met 'opbeurende dingen' voorleest, de roman Mauprat van George Sand tot een spannend verhaal over een incel die in de lockdown de liefde ontdekt. Verbekes verhalen eindigen soms wat gewrongen, maar dat geldt niet voor 'Wétiko', waarin een slim pubermeisje een geschiedeniswerkstuk moet maken. Ze kiest voor De verwoesting van de West-Indische landen van Bartolomé de las Casas, over de genocide op de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Amerika. Haar vader vindt het niks. 'Ach, Lina, ga je hier depressief zitten doen over iets wat in de zestiende eeuw is gebeurd? Wat heb jij daarmee te maken?'
De Geus; € 23,50.
Jeroen Maris
ua/an/19 j
Thomas Mann kiest een yogamatje en probeert zijn ademhaling te perfectioneren. Lotte en Werther, losgezongen van ‘Het lijden van de jonge Werther’, zijn even verderop doezelig aan het fezelen. Een buikig gesnurk ronkt door de kamer: het is Goethe, die in een dronkemansslaapje gesukkeld is. We zijn in ‘Deserteren’, het openingsverhaal in ‘Treinen en kamers’, en we kijken met het oog van Annelies Verbeke. Ze heeft een kransje auteurs en personages uit de literatuurgeschiedenis wakker gezoend en samengebracht in één ruimte, en ze doet waar ze zo goed in is: niet bang zijn voor humor in een scherpgerande tekst. Ook in de andere verhalen in haar nieuwe bundel valt te grijnzen, vóór en na het drama. Toch is ‘Deserteren’ – eigenlijk een novelle, in een lijvigere versie al apart verschenen – geen vrolijke soep. Verbeke geeft zichzelf – want ik neem aan dat ze het personage ‘de auteur’ geknutseld heeft uit eigen bot en been – de hoogste stem in het gezelschap. Ze is moe: het leven hagelt op haar en het schrijverschap is een colbertje dat ze niet langer kan dragen. Verbeke wil ‘deserteren’. Maar niet zonder eerst het complexe, door schreeuwerige zelfhulpboeken aangerande begrip ‘hoogsensitiviteit’ te besluipen – Verbeke schreef dit verhaal in opdracht van ‘Te Gek!?’. Dat leidt tot pertinente gedachten over het menselijke onvermogen om relaties mals en rond te houden, over het dominante mannelijke perspectief, en
over Verbekes eigen positie in het landschapskantoor van de literatuur. Dan resoneert er een kleine frustratie over een gebrek aan waardering, collegialiteit en rumoer rond het moois dat ze maakt. Het is prachtig jeremiëren. Het praten met oude olifanten uit de wereldliteratuur houdt Verbeke een hele bundel vol: alle verhalen zijn geïnspireerd door of geënt op klassieke werken van vóór 1900. Daarbij een abonnee-op-herwerkingen als ‘Don Quichot’, maar net zo goed verfrissends als het Gilgamesj-epos – het is een best opwindende gedachte dat spijkerschrift van rond 1.200 voor Christus in 2021 op een computerscherm gestreeld wordt door een cursor. Soms vliegt de oorspronkelijke auteur hoog boven Verbekes verhaal, zoals Dante Alighieri in ‘Limbo’, over een vrouw die haar geliefde door kanker ontvoerd ziet en een oud schuldgevoel aflost door stiekem afspraakjes te maken met mannen, om die bij de eerste ontmoeting telkens doortastend af te stoten. In andere verhalen blaft de dode
ILLIAS TEIRLINCK
schrijver dan weer van dichtbij. Homerus’ dactylische hexameters uit de ‘Odyssee’ heeft Verbeke bijvoorbeeld uitgeleend aan de moderne wereldreiziger: de vluchteling. In een setting waarin je een vluchtelingenkamp à la Moria op Lesbos kunt herkennen, neemt iemand met een huis afscheid van iemand zonder huis, en ligt het hart van Verbekes schrijverschap bloot: empathie en bezorgdheid. In de eerste verhalen is er nog lucht en ruimte, en wordt er gereisd met de treinen uit de titel. Daarna sluipt ‘de mondiale schipbreuk’ van 2020 de bundel in en blijven we binnen. Toch test ‘Treinen en kamers’ niet positief op corona. Verbeke tilt de cruciale covid-kwestie – hoe en in welke mate moet je solidair zijn met de ander? – immers naar een hoger plan. Logisch: het was sowieso al een kernthema in haar oeuvre. Soms leidt ze haar personages daarbij meedogenloos richting de vernieling. In ‘Matroesjka’s’ kijk je er de hele tijd naar uit dat zo’n tragische, vrouwenhatende incel zich van z’n misogynie laat genezen door een meisje, maar komt Verbeke met een navrant einde. En soms is er niets dan tederheid, de zachtste tederheid, zoals in ‘Ezel’, een speels gedachte-experiment waarin een vrouw het mensenrijk verlaat en een ezel wordt, maar bezorgd blijft om haar man. In welk register Verbeke ook schrijft, klein en huiselijk of net ambitieus en beschonken: altijd weet ze door te dringen tot het merg van de liefde, de rouw of de vernedering. In het laatste verhaal, knikkerend met ‘Moby Dick’, hervindt de auteur van ‘Deserteren’ zichzelf. Weg is de existentiële twijfel: Annelies Verbeke blijft schrijven. Ik hoor Goethe iets goedkeurends brommen in z’n dronkemansslaapje.
Wim Fievez
De meeste van de 15 verhalen in deze bundel zijn eerder in literaire tijdschriften gepubliceerd. Ze beginnen alle met een motto uit de wereldliteratuur. Het eerste en tevens langste verhaal is een bekorte versie van de novelle 'Deserteren'. Het opent met een motto uit Goethe's Werther. De auteur heeft het helemaal gehad en in een therapiesessie met een psychiater, met Goethe, Thomas Mann, Lotte en Werther probeert ze zich over haar negatieve stemming heen te zetten. De invloed hiervan werkt door in de andere verhalen, ongelijk als die zijn in lengte en ook wel in kwaliteit. De grimmige sfeer uit het verhaal met de titel 'Matroesjka's' zet zich in 'Vleermuis' en het geslaagde 'Wétiko' door; beide verhalen spelen zich af tegen de achtergrond van de coronacrisis. De verhalen bevatten vele open plekken en verlangen een actieve houding van de lezer. De min of meer obligate bronnenlijst achter in het boek is daarbij niet echt behulpzaam. Het wisselende vertelperspectief in combinatie met de variatie in personages staan garant voor een beklijvende leeservaring. De Belgische auteur (1976) won prijzen, zowel met de roman 'Dertig dagen' als de verhalenbundel 'Halleluja'. Staat op de shortlist J.M.A. Biesheuvelprijs 2022.
Gerwin Van Der Werf
ua/an/23 j
De auteur wordt uit haar graf gehaald, 'het ging al een tijdje niet zo heel, heel goed met haar'. Ze moet delibereren met Goethe en Thomas Mann en enkele van hun personages, onder wie de overgevoelige Werther, onder leiding van een nogal irritante schrijfster van een boek over hoogsensitiviteit. Klinkt apart? You ain't seen nothing yet!
Treinen en kamers, de nieuwe verhalenbundel van Annelies Verbeke, is een 'persoonlijke hommage' aan vierduizend jaar literatuur. Dat is lef hebben, als je dat als schrijver zegt, maar literair lef kenmerkt Verbeke al sinds haar debuut Slaap! uit 2003. Ze experimenteert graag in haar proza, zonder dat het in zichzelf gekeerd of ijdel wordt, is geen pleaser en weet toch een groot publiek aan te spreken - zoals met de succesroman Dertig dagen (2013). Zelf wist ik niet eens dat er vierduizend jaar oude literatuur bestond, het gaat om kleitabletten van de Soemerische priesteres Enheduanna, die hiermee de oudst bewaarde literatuur heeft geschreven.
Naast Endehuanna komen Homerus, Hadewijch, Cervantes, Gogol en het Gilgamesj epos langs in Treinen en kamers, in verhalen die geïnspireerd zijn op genoemde voorbeelden, daar soms stilistisch op leunen, en desondanks actueel en in alle vezels typisch Verbeke. Dus ja, de hommage aan Homerus, 'Verloren zang', heeft de vorm van een episch gedicht, maar het gaat over een hulpverlener in het vluchtelingenkamp Moria. In 'Force majeure' probeert een regisseur genaamd Don fondsen te werven voor zijn zoveelste poging tot een moderne Don Quichotte-film, uiteraard blijkt hij zelf tegen windmolens te vechten.
Het mooiste verhaal vond ik 'Wétiko', waarin een begeesterd schoolmeisje een werkstuk schrijft over Bartolomé de las Casas' 'De verwoesting van de West-Indische landen'. Ze moet het in coronatijd opnemen tegen haar zelfgenoegzame docent die het werkstuk met een demotiverend zesje beloont: 'In het vervolg misschien iets minder impulsief?' Daarnaast prijkt een knipogende emoticon.' Ik voelde de woede van het kind in het kwadraat mee.
'Deserteren', het lange openingsverhaal waarin de opgegraven auteur met Goethe en Mann rond de tafel zit, verscheen in 2019 reeds als novelle, maar is binnen deze bundel toch passend, niet omdat er literaire grootheden in opdraven, maar omdat het schrijverschap van Verbeke er nieuw leven wordt ingeblazen. Ze moest grote onzekerheid overwinnen om met deze bundel te komen, zo lijkt het, want twijfel is de keerzijde van lef. Ze geeft de stem van de twijfel een gezicht en een naam: Stanislav Poepmans, een mannetje dat dingen zegt als 'Je stelt niets voor' en 'De wereld zou beter af zijn zonder jou.' Ze verslaat hem, hij wordt een kleuter die ze in haar armen draagt. Dat vond ik adembenemend mooi opgeschreven .
Treinen en kamers vraagt wel wat van de lezer. Het feit dat ieder verhaal een andere ik-verteller heeft of in de ongebruikelijke tweede persoon is geschreven ('Er wordt actie van je verwacht maar je blijft aan je lege eettafel zitten') maakt het in eerste instantie moeilijk te bepalen met wie of wat je nou van doen hebt. Er wordt inderdaad ook veel gezeten, in kamers en treinen, veel gereflecteerd en er is weinig handeling. Niet alle verhalen zijn even sterk, maar de aanwezigheid van vierduizend jaar literatuur - of liever, de aanwezigheid van een auteur die ruggensteun voelt van vierduizend jaar literatuur - maakt dat het geheel staat als een huis.
De Geus; 288 blz. €23,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.