Liefde
Karl Ove Knausgård
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : KNAU |
Maarten Moll
ob/kt/02 o
Wereldberoemd werd Knausgård met de zesdelige autobiografische roman Mijn strijd, die hij in de jaren 2009-2011 schreef. Na die arbeid - in de Nederlandse vertaling leverde dat ruim 3.700 pagina's op - speelde hij met de gedachte nooit meer een zin op papier te zetten. Moe van het schrijven, van de media-aandacht, van het sterrendom.
We zijn inmiddels alweer zeven boeken verder, al zat daar geen roman bij.
De morgenster is de titel van die nieuwe roman. Het verhaal wordt verteld door verschillende personages, die elkaar in die verhalen kruisen. Een beetje als de film Short Cuts van Robert Altman. Een mooi procedé, waarmee Knausgård het verhaal spannend houdt, en de lezer nieuwsgierig.
We zijn weer terug in Bergen, de stad waar Schrijver, het vijfde, beste deel van Mijn strijd, zich afspeelde. Toen was het ik-personage, Knausgård dus, student aan een schrijfopleiding, nu is Arne, de man met wie het verhaal begint en in wie we de schrijver menen te herkennen, literatuurdocent aan de universiteit. En er gebeuren vreemde dingen in Bergen. Het is zomer, het is heet, en Arne - de eerste van de door Knausgård opgevoerde personages wier levens elkaar kruisen - krijgt met een bizar natuurfenomeen te maken.
'Toen (...) vlamde vlak boven de heuvel aan het eind van de vlakte de hemel op.
Het leek alsof het bos in brand stond.
Maar het was een hemellichaam, begreep ik, want het licht steeg op en was slechts enkele ogenblikken later los van de heuvel.
Het was een ster.
En wat voor een ster.'
Daar is ie dan, de morgenster. En alle personages komen onder invloed te staan van die ster die opeens is verschenen. Morgenster is een benaming voor Maria, maar ook voor de gevallen aarts-engel Lucifer.
Duistere kant
Gezien het aantal bladzijden dat de roman telt, 666, en de betekenis van dat cijfer, het getal van het Beest (de antichrist), wordt het een niet al te vrolijk verhaal. De duistere kant van hoe Knausgård het leven ziet, kwam, gezien de overkoepelende titel, in de romanreeks naar voren, en dan wel heel duidelijk in het laatste deel van Mijn strijd. In Vrouw, 1.082 bladzijden, zitten grote essayistische delen over Adolf Hitler (en zijn boek Mein Kampf), het gedicht 'Fuga van de dood' van Paul Celan, de aanslagen die Anders Breivik pleegde, de Bijbel en zo nog wat zaken die de mensheid niet bepaald in het licht zetten.
Wat die morgenster wel doet. Een licht waarin de personages hun leven overzien. En waarin hun leven wordt ingeschat. 'Nou, de dag des oordeels is begonnen', zegt het personage Kathrine. En ze lacht erbij. Zij is het tweede personage dat Knausgård in zijn wereld loslaat.
Kathrine blijkt iemand te hebben gezien die ze helemaal niet gezien kan hebben. En later in de roman gaat iemand dood die toch niet doodgaat. En is er sprake van hallucinaties, kattenmoord, een metalband waarvan drie leden worden afgeslacht, tieners die in de war zijn, grote vogels.
En dan gooit Knausgård er doodleuk een verhandeling over Heidegger tegenaan. En veel over de Bijbel (Knausgård lijkt in zijn werk soms wel tegen het godsdienstwaanzinnige aan te schurken). Terwijl je daar helemaal niet op zit te wachten. Net als in Vrouw houden die non-fictieverhandelingen het verhaal (we lezen een roman!) enorm op.
Maar Knausgård heeft daar lak aan. Hij is niet zo'n schrijver die rekening houdt met zijn lezers. In Vrouw pleegde hij een aanslag op het geduld van die lezer. Niet dat hij dat met opzet doet, die zijpaden inslaan die voor hem geen zijpaden zijn. Want het is niet lezertje pesten wat hij doet, deze kant is steeds meer bij zijn schrijverschap gaan horen. Het is Knausgårds manier om zijn thematiek - zeg de mens en hoe die zich tot de wereld verhoudt - te doorgronden. Zo eindigt hij De morgenster met het deel 'Over de dood en de doden', dat een essay is van een van de personages.
En o ja, bijna zouden we vergeten hoe goed Knausgård ook nu weer schrijft. En hoe heerlijk hij weer inzoomt op het dagelijkse leven en weer even heerlijk oeverloos op details kan ingaan.
Maar Morgenster is vooral een roman over de dood. Het is de roman waar hij altijd al tegenaan zat te hikken.
De Geus, 666 p., 25,99 euro.
Maria Vlaar
ob/kt/09 o
De morgenster volgt negen mensen twee uitzonderlijke dagen lang in het Noorse Bergen. Het is puffend heet - de klimaatcrisis - en in de straten krioelt het van de mensen. Plotseling verschijnt een enorme morgenster boven de kuststad, geklemd tussen bos en zee; het beeld doet denken aan Lars von Triers film Melancholia. Misschien een supernova? Dan wordt duidelijk dat de Apocalyps is aangebroken: het einde der tijden. Moeten ze bang zijn?
Arne verblijft met zijn vrouw en kinderen in het vakantiehuis van zijn ouders. Een vredig tafereel: de slapende kinderen, de zelfgevangen vis, 'o augustus met je duisternis en je warmte, je zoete pruimen en je dorre gras!', maar het is goed fout. Arnes vrouw is psychotisch en de verantwoordelijkheid voor het huishouden, het eten en de kinderen wordt Arne teveel. Hij bedrinkt zichzelf en klapt met zijn auto tegen een boom. Zo is er in alle gezinnen die Knausgård in deze soms bloedstollende, soms trage roman opvoert iets grondig mis. Geldt niet voor alle mensen die de wereld bevolken dat het kwaad in ons zit? De cynische misdaadjournalist Jostein ziet niet hoe zijn eigen zoon aanstalten maakt om zelfmoord te plegen. Zijn vrouw Turid gaat met lood in haar schoenen naar haar werk met ernstig beperkte, soms gevaarlijke patiënten en laat iemand ontsnappen. Dominee Kathrine denkt dat ze zwanger is, maar hoopt dat het niet van haar brave, jaloerse man is die met de kinderen thuis zit. Solveig, die voor haar hulpbehoevende moeder zorgt, probeert op de i.c. van het ziekenhuis mensen die doodgaan in leven houden. Egil, een eeuwige student die op stuitende wijze onder de zorgplicht voor zijn tienjarige zoon uitkomt, tracht in een afsluitend essay alle vragen over de dood te beantwoorden. De levensverhalen kruisen elkaar wel of niet, zoals je in het echte leven vaak niet weet hoe het mensen die je ontmoet later vergaat.
Waar eindigt het leven en waar begint de dood? Het is een van de Grote Vragen waar natuurwetenschappers, theologen, filosofen en romanschrijvers zich al eeuwen over buigen. Voor Knausgård, door zijn autobiografische romans soms abusievelijk als realist gezien, is dit een van de dragende levensvragen voor zijn verhalen. Het is alsof hij het gewone leven, alle handelingen en overpeinzingen van zijn hoofdpersonen wil beschrijven. Iedere kop koffie die wordt ingeschonken, iedere broek die wordt aangetrokken, ieder biertje (veel!) dat wordt opengemaakt is het waard genoteerd te worden. Maar onder deze alledaagsheid, of die nou van hemzelf of van een ander is, bouwt de schrijver een afgrond van taal, waarin gekte, ziekte, angst en dood woelen.
In De morgenster gebeurt tal van wonderen en verschijningen. De wind waait terwijl de bomen roerloos zijn, grote hoeveelheden krabben komen de kust op, herten en vossen staan stil om mensen van dichtbij recht aan te kijken, vogels hebben ineens een mensengezichtje. Drie jongens die in een satanistisch bandje spelen worden gruwelijk verminkt, terwijl mensen die dood hadden moeten zijn - een hersendode man wiens borstbeen al doorgezaagd is voor orgaandonatie -in leven blijven. Knausgårds bron voor deze horrorscènes: De Openbaringen van Johannes. De 666 (het getal van de duivel) pagina's zijn doordrenkt van religie, houvast in tijden van nood.
De morgenster is een grootse roman, waarin concrete zaken in het leven een hallucinante pendant in de dood krijgen. Een boek dat meer vragen opwerpt dan beantwoordt en dat nog lang in de lezer, van thrillerliefhebber tot filosoof, zal nazinderen.
Vertaald door Marin Mars, De Geus, 666 blz., 25,99 €.
Lotte Jensen
te/ep/25 s
Zinderend heet is het in de nieuwe roman van Karl Ove Knausgård. Puffend en zwetend begeven de personages zich op straat, terwijl ze zich afvragen of dat normaal is voor de tijd van het jaar. In De morgenster beschrijft de Noorse auteur twee dagen uit het leven van acht volwassenen die allemaal in de omgeving van de Noorse stad Bergen wonen. Hoewel hun levens elkaar soms maar zijdelings raken, hebben ze één ding gemeen: ze kijken allemaal gebiologeerd naar een reusachtige nieuwe ster die plotseling aan de hemel is verschenen. Ze vragen zich af wat de hitte en die ster te betekenen hebben: zijn het goddelijke tekens die het einde der tijden aankondigen? Of zijn het signalen dat het klimaat op instorten staat?
In De morgenster stelt Knausgård alle grote levensvragen: bestaat God, wat kunnen we weten en welke zin heeft het menselijk bestaan, als de dood ons op de hielen zit? Hij overstijgt daarmee het persoonlijke perspectief dat hij in eerder werk centraal stelde. Hij verkreeg wereldwijde faam met de romanserie Mijn strijd (Min kamp). Minutieus beschrijft hij daarin zijn jeugd, vaderschap en crises in zijn huwelijksleven. Daarna volgde een vierdelige reeks (Herfst, Winter, Lente, Zomer) over de geboorte van zijn dochter Anna. Zonder scrupules legde hij zichzelf en zijn omgeving in deze boeken op de snijtafel. Dat leverde meeslepende literatuur en lovende kritieken op. Maar het kwam hem ook op kritiek van familieleden te staan, die zich marionetten in Knausgårds universum voelden. Daarin draaide alles immers om hem: zijn worstelingen, zijn ambities, zijn schrijverschap.
Met De morgenster keert hij terug naar de grote romankunst, zoals hij die beoefende voordat hij het autobiografische pad insloeg. De religieuze thematiek kwam bijvoorbeeld al uitgebreid aan bod in Engelen vallen langzaam. Tegelijkertijd komen er ook veel onderwerpen langs die we uit zijn persoonlijke werk kennen, zoals falend ouderschap, relatiecrises en alcoholisme.
Zo is er de literatuurprofessor Arne, die te veel drinkt. Hij moet alleen voor zijn drie kinderen zorgen, omdat zijn vrouw Tove in een psychose belandt. Beneveld door de drank crasht hij met zijn auto. Zijn goede vriend Egil, die documentairemaker is en aan een wijsgerig-theologische verhandeling werkt, schiet hem te hulp. Egil is, in tegenstelling tot Arne, een gelovig man, die het vreemde hemelverschijnsel als een teken van God beschouwt. De predikant Kathrine plaatst daar vraagtekens bij, maar wil geloofstwijfel niet toelaten. Zij heeft haar handen vol aan de huwelijkscrisis waarin ze verkeert. En dan is er nog de journalist Jostein, die ooit furore maakte als misdaadjournalist maar nu als cultuurverslaggever de leegte van het bestaan wegdrinkt en overspel pleegt. Hij raakt in coma, terwijl zijn vrouw Turid hem wanhopig probeert te laten weten dat hun zoon een zelfmoordpoging heeft gedaan.
Knausgård imponeert met zijn meeslepende en virtuoze schrijfstijl. De kunst van sfeer- en karaktertekening beheerst hij als geen ander. Hij heeft maar een paar zinnen nodig om je deelgenoot te maken van het hectische gezinsleven van Arne of om je mee te voeren in de relatieperikelen van Kathrine. De veelheid aan personages en zijpaden heeft echter ook nadelen. Soms duurt het te lang voordat de draad van een specifiek personage weer wordt opgepakt, waardoor de lezer terug moet bladeren: hoe zat het ook alweer? De verhalen houden bovendien vaak nogal abrupt op. Zo vernemen we niets meer over Emil, die in een kinderdagverblijf werkt en een jongetje van de commode laat stuiteren. Het geeft de roman een diffuus karakter.
De samenhang schuilt echter niet in de intrige, maar in de terugkerende motieven. Naast de nieuwe ster aan de hemel duiken er voortdurend onheilspellende dieren op. Er steekt een enorme massa krabben de weg over, adders glibberen over bospaden en ratten kruipen langs de muren omhoog. Wijzen al die beesten, evenals de ster en de tropische warmte, op het einde der tijden? Niet voor niets komt het 15de-eeuwse Augsburger Wunderzeichenbuch ter sprake, waarin vreemde natuurverschijnselen in verband worden gebracht met de Apocalyps. Evenmin is het toevallig dat de roman exact 666 pagina's telt (zowel in de originele versie als in de uitstekende vertaling van Marin Mars). Dat is een verwijzing naar het getal van het Beest in de Openbaring van Johannes. Dit Bijbelboek staat in het teken van de eindstrijd tussen het goede en het kwade, waarin Christus uiteindelijk triomfeert.
Ook de titel, De morgenster, heeft een religieuze lading. Die kan verwijzen naar Lucifer (Latijn voor morgenster), die in opstand komt tegen God en uiteindelijk ten val komt. Maar hij kan ook een referentie zijn aan Jezus Christus, de brenger van het licht. De gelovige Egil interpreteert het brandende hemellichaam als een teken dat het einde der tijden is aangebroken. Andere personages, onder wie Arne, hangen de theorie aan dat het om een verklaarbaar natuurverschijnsel gaat: een supernova oftewel een ster die ergens in de Melkweg nog even opvlamt voordat hij definitief opbrandt.
Er doen zich nog meer raadselachtige gebeurtenissen voor, waarbij doden ineens weer blijken te leven. Kathrine moet de uitvaart leiden van een man die ze de dag ervoor heeft ontmoet op het vliegveld. Later meent ze hem te herkennen in de stad. Een overleden patiënt blijkt opeens nog te leven en een verdrietige, door alcohol benevelde vader meent zijn overleden dochter bij een boom te zien zitten. Omdat Knausgård zo'n meester is in het schetsen van alledaagse situaties, komen al deze gebeurtenissen geloofwaardig over. De scheidslijnen tussen leven en dood, schijn en werkelijkheid, het natuurlijke en het bovennatuurlijke vervagen daardoor. Onherroepelijk zet Knausgård de lezer aan het nadenken over de kenbare werkelijkheid en de rol die verbeeldingskracht en religie vervullen in het menselijke bestaan.
En het plezierige is: Knausgård legt geen morele kaders op. Zoveel mensen, zoveel perspectieven. Wat aanvankelijk een zwakte lijkt - de veelheid aan personages en open eindes - blijkt tegelijkertijd de kracht van dit boek te zijn. Er is ruimte voor twijfel en tegenspraak. Maar de uiteindelijke teneur is toch onheilspellend. Klimaatverandering hangt als een zwaard van Damocles boven de personages in dit boek, of die nu in bovennatuurlijke verschijnselen geloven of niet.
Zelfs de ongelovige Arne constateert dat een nieuwe zondvloed aanstaande is: 'De vloed was de zee die steeg, de zonde was de consumptie'. Met deze intrigerende roman nodigt Knausgård ons uit te reflecteren op de tekens van deze tijd.
****
Uit het Noors vertaald door Marin Mars. De Geus; 666 pagina's; € 25,99.
Lotte Jensen
ob/kt/26 o
Acht volwassenen uit de omgeving van de Noorse stad Bergen kijken gebiologeerd naar een reusachtige nieuwe ster die plots aan de hemel is verschenen. Het is heet sindsdien, gloeiend heet. Wat hebben die ster en die hitte te betekenen? Zijn het goddelijke te kens die het einde der tijden aankondigen? Of signa len dat het klimaat op instorten staat? In zijn nieuwe roman keert Karl Ove Knausgård terug naar de grote romankunst, die hij al beoefen de voor hij het autobiografische pad insloeg. In de boeken van de ‘Mijn strijd’reeks draaide alles om de Noorse succesauteur zelf: zijn worstelingen, zijn ambities, zijn schrijverschap. Thema’s die we daar uit kennen, zoals falend ouderschap, relatiecrises en alcoholisme, duiken ook in ‘De morgenster’ op, maar dan in de levens van de personages. Zo is er de literatuurprofessor Arne, die te veel drinkt. Hij moet alleen voor zijn drie kinderen zorgen omdat zijn vrouw in een psychose belandt en crasht na een dronken autorit. Zijn goede vriend Egil schiet hem te hulp. Hij is een gelovig man en ziet het vreemde verschijnsel als een teken van God. De predikant Kathrine plaatst daar vraagtekens bij, maar heeft haar handen te vol met haar huwelijkscrisis. En dan is er nog de drinkende cultuurjournalist Jostein, die overspel pleegt. Hij raakt in coma, terwijl zijn vrouw hem wanhopig probeert te laten weten dat hun zoon een zelfmoordpoging heeft gedaan. Die veelheid aan personages en zijpaden maakt het boek nogal diffuus. Samenhang schuilt er wel in terugkerende motieven. Naast de nieuwe ster dui ken er voortdurend onheilspellende dieren op. Een massa krabben steekt de weg over, adders glibbe ren over bospaden en ratten kruipen langs de muren omhoog. Wijzen al die beesten, met de ster en de tro pische warmte, op het einde der tijden? Niet voor niets komt het 15deeeuwse ‘Augsburger Wunder zeichenbuch’ ter sprake, een geïllustreerd boek waarin vreemde natuurverschijnselen in verband worden gebracht met de Apocalyps. Evenmin is het toevallig dat de roman zowel in de originele versie als in de Nederlandse vertaling exact 666 pagina’s telt, het ‘getal van het Beest’ in de Openbaring van Johannes. Dat Bijbelboek staat in het teken van de eindstrijd tussen het goede en het kwade, waarin Christus uiteindelijk triomfeert. Ook de titel heeft een religieuze lading. De ‘morgenster’ kan verwijzen naar Lucifer, die in opstand komt tegen God, maar ook naar Christus, de brenger van het licht. De gelovige Egil interpreteert het brandende hemellichaam als een teken dat het einde der tijden is aangebroken. Volgens andere personages gaat het om een verklaarbaar natuurverschijnsel: een supernova, een ster die ergens in de melkweg nog even opvlamt voordat hij definitief opbrandt. Er doen zich nog meer raadselachtige gebeurtenissen voor, waarbij doden ineens weer blijken te leven. De scheidslijnen tussen leven en dood, schijn en werkelijkheid, het natuurlijke en het bovennatuurlijke vervagen. Knausgård zet je zo aan het denken: kénnen we de werkelijkheid eigenlijk ooit? En wat is de rol van verbeeldingskracht en religie in het menselijke bestaan? Het prettige is: Knausgård legt geen morele kaders op. Zoveel mensen, zoveel perspectieven. Wat eerst een zwakte lijkt – de veelheid aan personages en open eindes – blijkt de kracht van dit boek te zijn. Er is ruimte voor twijfel en tegenspraak. De uiteindelijke teneur is toch onheilspellend. Klimaatverandering hangt als een zwaard van Damocles boven alle personages in dit boek. In ‘De morgenster’ stelt Knausgård alle grote levensvragen: bestaat God, wat kunnen we weten en welke zin heeft het menselijk bestaan als de dood ons op de hielen zit? Hij overstijgt daarmee het puur persoonlijke van zijn vorige boeken. Met zijn intrigerende nieuwe roman nodigt hij ons uit te reflecteren op de tekens van deze tijd.
Jorieke Rutgers
Het verhaal speelt zich grotendeels af in de Noorse stad Bergen. Het is zomer en snikheet. Op een avond verschijnt er een ongewoon grote ster aan de hemel. Niemand heeft een verklaring. Vanuit het perspectief van negen mannelijke en vrouwelijke personages ervaart de lezer heel gewone maar ook zeer bizarre gebeurtenissen. Het boek is opgedeeld in drie delen: Eerste dag, Tweede dag en een afsluitend essay van personage Egil. Thema´s zijn: levensbeschouwing, gezinsleven, scheiding, eenzaamheid, dood, rouw, alcohol, geesten, Griekse mythologie en religies. Het verhaal omvat 666 pagina's. Dit getal staat bekend als het getal van het Beest of de Antichrist, maar het staat ook symbool voor de mens, ontwikkeling en evolutie. Een diepgaande roman over de levenden en de doden waarbij de schrijver de lezer flink in het duister laat tasten. De Noorse auteur (1968) wordt beschouwd als een van de grootste schrijvers van onze tijd. De roman werd in Scandinavië zeer goed ontvangen en genomineerd voor de Noorse boekverkopersprijs. Met zijn eerdere boeken had de auteur internationaal veel succes.
Sofie Messeman
ob/kt/02 o
De Noorse schrijver Karl Ove Knausgård, die de wereld veroverde met zijn zesdelige autobiografische reeks 'Mijn strijd', pakt na een paar kleinere projecten nu uit met een 'grote' roman. Het zeer merkwaardige De morgenster speelt zich af tijdens twee bloedhete dagen eind augustus. Negen mensen vertellen afwisselend hun verhaal. Hier begeeft de schrijver zich op van hem bekend terrein: de uiterst gedetailleerde weergave van het alledaagse leven van gewone mensen, met hun dagelijkse zorgen, echtgenoten, kinderen, ruzies, werk en feestjes. Tegelijk waagt de schrijver zich een stap verder: hoe verhouden deze kleine levens zich tot het 'grotere', het existentiële, het moeilijk te snappen leven op aarde en de onvermijdelijke dood?
Alle personages in dit boek zijn ernstig ontregeld. De eerste is Arne, een literatuurprofessor die samen met zijn vrouw Tove en hun drie kinderen de zomer doorbrengt aan de kust. De beschrijving van Tove, een vrouw met psychische problemen, doet onwillekeurig denken aan sommige passages uit 'Mijn strijd': de psychotische toestand van de moeder maakt het hele gezin onrustig, terwijl de vaderfiguur wegloopt van de problemen. Op een avond rijdt hij in dronken toestand 'even' naar het warenhuis om drank en sigaretten te kopen, maar belandt tegen een boom. Ondertussen zitten de kinderen bang thuis en zit er een das in de woonkamer.
Ook de vrouwelijke dominee Kathrine heeft het moeilijk. Bij haar terugkeer van een congres boekt ze onbesuisd een hotel in eigen stad: ze kan er zich niet toe zetten naar huis te gaan, zozeer staat haar leven met man en kinderen haar tegen. 'Als we jong zijn denken we dat er meer komt, dat het nog maar het begin van iets is, terwijl het in werkelijkheid alles is en dat wat we hebben zonder erbij stil te staan algauw het enige blijkt te zijn wat we hebben.'
Iselin, het jonge verkoopstertje uit een warenhuis, lijdt eveneens aan het leven. We treffen haar op het moment dat ze een vroegere leraar ontloopt. In het café, waar ze moederziel alleen zit te drinken, krijgt ze een hallucinatie over ratten en een brand.
Rare dingen
Deze hallucinatie is zeker niet de enige vreemde gebeurtenis in De morgenster. Ook Solveig, verpleegkundige op de intensive care, maakt rare dingen mee. Tijdens een orgaantransplantatie waarbij ze assisteert, blijkt de patiënt toch niet hersendood te zijn. Hij lijkt te leven. En als ze daarna naar huis rijdt, kijkt een hert haar lange tijd doordringend aan.
De cynische journalist Jostein drinkt zich de hele tijd laveloos, wat vast verklaart dat hij af en toe bewusteloos neerzijgt. Maar aan het einde raakt hij in een coma en de schrijver is niet te beroerd om Josteins belevenissen tijdens die coma te boek te stellen: een reis door het dodenrijk die leest als een toch wel vergezocht fantasy-verhaal. En dan is er tenslotte nog Turid, die haar werk met psychiatrisch patiënten niet meer aankan. Ze krijgen voor haar haast 'iets demonisch', zo overspannen is ze. Wat moeten we denken van de vreemde aanwezigheid die ze ontwaart als ze een ontsnapte patiënt achtervolgt in het bos?
Schrijven is ook schrappen
De morgenster is zo diep doordrongen van een stemming van onheil en dreiging. Niet alleen de personages zijn ontregeld, ook de natuur zelf lijkt zich abnormaal te gedragen. Er vliegen grote, onbekende vogels door de lucht, er duiken honderden krabben op waar normaal geen krabben voorkomen. Merkwaardig genoeg zuigt het onheilspellende de lezer mee: hij wil weten wat hier aan de hand is. En als goede verteller weet Knausgård de spanning erin te houden, zonder dat hij standpunten inneemt over deze zo onwerkelijke gebeurtenissen.
'Er staat iets vreselijks te gebeuren', beweren sommigen. De reusachtige ster die avond na avond aan het firmament verschijnt, een beeld dat trouwens herinnert aan de film Melancholia van Lars von Trier, zorgt voor onrust. Mensen vinden haar mooi of worden bang. Het meest filosofische personage, Egil Stray, zoekt het in de Bijbel. In de Apocalyps van Johannes leest hij dat 'morgenster' verwijst naar Jezus. Maar diezelfde 'morgenster' is bij de profeet Jesajah een andere naam voor Lucifer. En het zestiende-eeuwse Duitse 'Augsburger Wunderzeichenbuch' bericht over nieuwe sterren uit vervlogen eeuwen, die altijd als tekens voor onheil zijn aangezien.
Wat de schrijver met dit alles wil bereiken, is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk wil hij suggereren dat de wereld ingewikkelder in elkaar zit dan wij mensen vermoeden. Of dat de wetenschap veel vermag, maar misschien niet alles? Zijn centrale vraag lijkt die naar de betekenis van leven en dood. Hij weet angst op te roepen: existentiële angst, de angst voor de dood. Hij slaagt erin om de grote levensvragen te laten inbreken in het kleine, dagelijkse leven, dat daardoor minder evident en zeker minder vrolijk wordt. Dat lukt hem goed. Maar of de roman daarmee in zijn geheel een schot in de roos is, valt nog te bezien. Daarvoor zijn de uitweidingen over Nietzsche en religie te lang, gaat het statuut van Jezus bij Kierkegaard uiteindelijk vervelen en is het essay over de doden dat Egil Stray ons in de maag splitst gewoon te veel van het goede. Zo bezien is het een beetje jammer dat Knausgård met zijn grote schrijftalent zo weinig overtuigd is van de stelling dat schrijven ook schrappen is.
Vert. Marin Mars. De Geus; 666 blz. € 25,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.