Goede mannen
Arnon Grunberg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh & Van Ditmar, © 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 GRUN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh & Van Ditmar, © 2021 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GRUN |
Dries Muus
us/ug/28 a
Qua toon, personages en anarchistische levenslust gaat Grunberg terug naar de eerste periode van zijn schrijverschap, toen hij schreef over losgeslagen artistieke types, geboren non-comformisten en dwangmatige vluchters; over gekmakende affaires en relaties, champagne in hotelbars, oplichters en hoeren. Over zelfdestructie en leven als een spel waarin de inzet elke ronde weer werd opgevoerd, totdat alle deelnemers zich er wel aan moesten overgeven.
Na die eerste periode volgde een reeks romans over mannen die hun angsten trachtten te bezweren met werk en conformisme. Licht wereldvreemde vakidioten, voor wie plichtsbesef zwaarder woog dan levenslust, en voor wie er geen groter genot leek te bestaan dan een geslaagde werkdag. Ook die hoofdpersonen raakten vroeg of laat in de ban van gevaarlijke verlangens. Hun gevechten waren vaak aangrijpend. Maar de heimwee naar de vroege Grunberg, naar die aanstekelijke mengeling van romantiek en nihilisme, verdween nooit helemaal.
De dood in Taormina heft die heimwee al vanaf de eerste pagina op. Aan het woord is een jonge vrouw, Zelda, van midden in de twintig. Ze blikt terug op, nu ja, op wat eigenlijk? Dat lijkt ze zelf ook nauwelijks te weten. Haar verhaal gaat in elk geval "over Jona en mij, over een lokeend met een mes, en Rasmus en Aleppo en een cowboy zonder cowboyhoed die flirtte met de gevangenis".
Het is onmogelijk om na die raadselachtige opening niet geprikkeld te zijn. In de driehonderd pagina's die daarop volgen lost Grunberg alle raadsels op. Zelda's monoloog lijkt aanvankelijk een terugblik op een ontheemde maar niet per se ongelukkige jeugd, doorgebracht in een slaperig stadje aan zee, afgewisseld met episoden in China en Toronto.
In het tweede van de vijf delen verandert de licht absurdistische coming-of-ageschets langzaam in een verslag van een krankzinnige relatie. Zelda raakt gefascineerd door Jona, een veel oudere, succesvolle acteur. Veel is onduidelijk over Jona, of bizar: hij verklaart dat hij zijn moeders ex-minnaar is, dat hij uit zijn eigen huis is verdreven en sindsdien leeft als een "dakloze van het welgestelde soort". Hij reist bij voorkeur per taxi en zegt al sinds zijn vijftiende aan slapeloosheid te lijden "die ik alleen met bepaalde rode wijn heb weten te bestrijden, ik zal je de druivensoort besparen, mensen praten hoe dan ook te veel over druiven met die quasi-expertise die je elke levenslust ontneemt".
Zelda en Jona zijn allebei volstrekt onweerstaanbaar. Hun verwantschap is invoelbaar van begin tot eind, zowel het wederzijdse begrip als het chronische restje onbegrip, zowel de nabijheid als de pijnlijke afstand en zowel de krachtige bevestiging als de knagende twijfel.
Sommige schrijvers weten hun personages in één of twee zinnen tot leven te brengen. Grunberg gaat een stap verder: hij laat je in één of twee zinnen van hen houden, hoe onmogelijk ze vaak ook zijn.
Hij combineert die onvergetelijke personages met een schijnbaar onnadrukkelijke plot, waarvan je pas in het slot beseft hoe slim hij in elkaar zit, verrassend en totaal vanzelfsprekend tegelijk, speels en sterk doordacht.
Nijgh en van Ditmar, 320 p., 23,50 euro.
Sam De Wilde
us/ug/28 a
Bij Thomas Mann maakte de dood zijn opwachting nog in Venetië, in Arnon Grunbergs soms wat onhandig met Manns klassieker flirtende nieuwe roman zakt Magere Hein af naar het zuiden van Italië. Daar, in het Siciliaanse stadje Taormina, zoeken een assistente van een beroemde operaregisseur, een oude acteur en een jonge Zweed een decor voor het geluk dat ze nog elk moment verwachten.
Wat Zelda (de assistente), Jona (de acteur) en Per (de Zweed) daar samenbrengt is een reeks toevalligheden waar Grunberg niet al te veel woorden aan vuilmaakt. Wie de Nederlandse veelschrijver na meer dan 25 jaar auteurschap nog steeds leest voor de uitgekiende plot van zijn verhalen of voor de grondige uitwerking van zijn personages mag stilaan van volharding in de boosheid beschuldigd worden.
Grunberg lees je voor zijn genadeloze interesse in zijn medemens, de weleens met cynisme verwarde ironie, de ongemakkelijke waarheden, de humor in ongepaste situaties, de sneue seksualiteit en de atypische aforismen. Grunberg lees je omdat hij een schrijver is die het leven al eens omschrijft als 'decennia vol langzaam uitgesmeerde verveling'.
Al die ingrediënten zijn ook in meer of mindere mate in De dood in Taormina te vinden, maar de onlangs vader geworden auteur wist er eerder al betere romans mee te kneden. Nu leunt Grunberg zo hard op de kwaliteit van de losse bestanddelen dat hij vergeet om van zijn liefdesverhaal met leeftijdsverschil ook een beklijvend geheel te maken.
Scheurkalenderwijsheden
Binnenkort verschijnt een scheurkalender met citaten van de schrijver. Dat kan, omdat Arnon Grunberg bijna uitsluitend in citaten schrijft. Als het nog niet te laat is, zou de uitgever er zelfs nog een paar uit De dood in Taormina aan kunnen toevoegen. De eerstvolgende blauwe maandag zou je dan kunnen beginnen met 'misschien is het beter om naar de hoeren te gaan dan om boeken te lezen'.
Arnon Grunberg is doorgaans zo kwistig met citeerbare frasen (over liefde, geluk, verlangen, pijn, ijdelheid en andere grote levensthema's) dat er na ruim vijftig gepubliceerde boeken wel genoeg raak zullen zijn om er 365 kalendervelletjes mee te vullen. Jammer genoeg produceert hij er ook heel wat die absoluut geen verdere vereeuwiging behoeven. In De dood in Taormina legt hij die bovendien voortdurend in de mond van zijn personages en gaan ze almaar onzinniger klinken. Zoals de jonge Zweed het zich op pagina 235 tegenover de andere twee leden van een geforceerde driehoeksverhouding beklaagt: 'Kon ik jullie taal maar verstaan.'
Wat moet hij, of de lezer, immers met theatrale zinnen als 'Vroeg of laat moet je kiezen, wat wil je afschaffen: jezelf of het avontuur.' 'Hopen is ziek zijn. Toen ik nergens op hoopte was ik gezond.' De uitspraken klinken goed, ze suggereren een dieperliggende waarheid en je leest er doorgaans gelukkig snel over want je mag niet al te lang en hard gaan nadenken over wat ze nu precies betekenen. Doordat de holle frasen in De dood in Taormina vooral in de dialogen schuilen, slaat hun gebrek aan diepgang op de personages over. Zo gaat hun tragische lot steeds minder boeien. Misschien wilde Grunberg zijn creaties met hun pseudodiepzinnig gepraat wel bewust in hun hemd zetten, maar omdat je het toontje herkent (ze spreken zonder onderscheid met Grunbergs stem) uit ander tekstmateriaal geeft hij er ook zichzelf en de gebreken van zijn aforistische aanpak mee bloot.
Jammer, want Arnon Grunberg bewijst nog bijna wekelijks in columns, essays, opiniestukken en reportages dat hij nog steeds heel wat te vertellen heeft over de manier waarop de wereld draait. Zijn handtekening staat ook nog steeds garant voor snedig geschreven analyses van de onvermijdelijke onvolmaaktheid van de mens, en in De dood in Taormina bewijst hij andermaal dat een grimmige grijns daarop vaak de enige gepaste reactie is.
Grunbergs talent blijft buiten kijf staan, maar soms vraagt een mens zich af of klassieke romans nog wel de meest geschiktte vorm zijn om het te etaleren.
Nijgh & Van Ditmar, 320 blz., 23,50 €.
Bo Van Houwelingen
us/ug/28 a
Hoe het afloopt met het meisje dat de hoofdrol speelt in De dood in Taormina, verklapt de titel al. De nieuwe roman van Arnon Grunberg (1971) wordt verteld vanuit het graf. Zelda (de naam betekent 'geluk', bij Grunberg is de ironie nooit ver weg) ontrafelt hoe het komt dat haar 26-jarige lichaam ergens op een rommelig veldje in het Siciliaanse kuststadje Taormina begraven ligt.
Het begint bij haar moeder, die naar Canada vertrekt als Zelda 8 is. Zelda blijft met haar vader achter. Als ze haar moeder gaat bezoeken, zit ze in het vliegtuig als een unaccompanied minor; te lezen als eenzame mineur, een postume toonsoort bij uitstek. Als een luchtpostpakketje wordt Zelda door de stewardess overgedragen, moeder moet tekenen voor ontvangst - symboliek is weleens subtieler verpakt. Dat geldt ook voor het afscheid: Zelda krijgt van haar moeder een rugzak mee vol souvenirs, die zo zwaar is dat ze achterover valt. Kijk, dit meisje is klaar voor een getroebleerd leven.
Als tiener wordt Zelda de 'lokeend' van een jeugdbende. Terwijl haar vader thuis verdrietig op zijn elektrische orgel zit te spelen (ook de wrange humor is nooit ver weg) gaat zij de straat op om oude mannen te lokken, die vervolgens door de andere bendeleden beroofd worden. Zelda is een goede lokeend, de rol is haar op het lijf geschreven, want, legt ze uit: 'Hoe leger je bent, hoe sneller de mensen op je afkomen. Alleen omhulsel, meer hoef je niet te zijn.'
En leeg is Zelda, dat zie je terug in haar ambivalente houding ten opzichte van alles wat ze onderneemt. Over haar vader: 'Ik heb me een tijdje in zijn karakter verdiept, omdat ik het zielig vond dat niemand dat deed.' En: 'Ik begon fanatiek te beachvolleyballen, daarna kwamen andere hobby's die niet lang standhielden en vervolgens begon de rest van mijn leven.' Hieruit spreekt een enorme gelatenheid: of je je nou in iemands karakter verdiept of op beachvolleybal gaat, in wezen maakt het niets uit. Daarmee is Zelda een ultiem Grunbergpersonage: iemand die toneelspeelt in het eigen leven, een beetje zoals de schrijver (die ooit werd afgewezen voor de toneelschool) dat zelf ook doet, als hij uitprobeert hoe het is om kamermeisje/bejaardenverzorger/masseur te zijn.
Dat Zelda leeg is, wil niet zeggen dat ze geen moraal heeft; ze is wel degelijk bezig met goed en kwaad. Zo belooft ze haar bezorgde vader plechtig dat ze niet meer zo roekeloos zal leven. Al lijkt de belofte niet te ontspruiten uit een geplaagd geweten, maar is het een zakelijke beslissing die ze neemt en waaraan ze zich houdt omdat het nu eenmaal is afgesproken.
Ze denkt na over de mogelijkheid een goede lokeend te zijn, goed in morele zin. En zo dient zich een levensinvulling aan: het aantrekken van mannen die iets nodig hebben - liefde, bevestiging, hulp - om hen vervolgens te verlossen, te helpen hun verlangens te baren. Ze wordt 'de vroedvrouw van het verlangen'.
Ze krijgt een relatie met Jona, een oudere acteur, en een affaire met Per, een jonge jongen die het denkt te gaan maken als scenarioschrijver. Beiden zijn nogal heftige types, Jona met zijn lange theatrale monologen, Per met zijn arrogante inborst. Ze hebben veel tekst, deze mannen, doen allerlei beweringen over de wereld, het leven en vooral over zichzelf. Zelda is de put waarin ze hun praatjes spuwen, het lijf waarin ze hun zaad lozen, een leeg doek waarop ze hun verlangens projecteren. Het lijkt haar niet te deren, sterker nog: dit is wat ze ten diepste wil. Meer ambitie dan het de mannen naar de zin te maken heeft ze eigenlijk niet.
Ik moest tijdens het lezen denken aan Sweet November, een vrij slechte romantische film uit 2001, waarin Charlize Theron de moeder aller manic pixie dreamgirls speelt, namelijk de terminale Sarah die het om onduidelijke reden een goed idee vindt om haar laatste levensdagen te besteden aan het 'helpen' van wildvreemde, moeilijke mannen, door ze voor een maand in huis te nemen en dan leuke dingen met ze te doen (samen in bad, rennen over het strand, etc).
OK, but what's in it for you? Die gedachte komt ook op als Zelda besluit dat ze de dolende Jona 'minder dolend, minder eenzaam' zal gaan maken, als ze zichzelf 'hulpverlener' noemt, als ze verklaart dat ze Pers genot het allerbelangrijkst vindt. Waarom toch? Ja, om haar 'leegte' te vullen, maar kan dat niet ook op andere manieren? Met een interessante baan? Een gezellig huisdier? Therapie desnoods?
Grunberg is ook niet gek, die weet best dat we inmiddels van kunst verlangen, om niet te zeggen eisen, dat de vrouwen die erin opgevoerd worden méér zijn dan dienend en/of decoratief. Maar provocateur Grunberg is wel de laatste die zich daar iets van zal aantrekken. Toch blijft de vraag knagen wat hij nou met deze roman wil zeggen.
Vanwege de borrelende symboliek, de plechtige aforismen ('de doden wonen in hun eigen onherbergzame fantasieën' - wat betekent zoiets?) en de cultuurkritische voetnoten hier en daar - en ook vanwege Grunbergs heerlijke absurdisme, zijn vloeiende stijl, zijn gewaagde scènes - ben je al snel geneigd te geloven dat je iets wezenlijks aan het lezen bent, iets goeds, iets waars. Maar wat dan?
Mogelijk ligt het antwoord in het woordje 'eigenlijk' waarop meermaals de nadruk wordt gelegd. 'Ik ben eigenlijk een heel net meisje', zegt Zelda. En: 'In het woord 'eigenlijk' zit het hele verhaal, het verlangen, de verwarring, het noodlottige misverstand.' Het is een sleutelwoord dat een paradox aanwijst: het lijkt zus, maar eigenlijk is het zo. Het lijkt alsof Zelda alleen vervulling vindt in het dienen van mannen, maar eigenlijk dienen zij háár.
En verdomd, wie goed leest merkt dat Jona en Per in feite helemaal niet zo op Zelda zitten te wachten. De relatie van Jona en Zelda overtuigt geen moment, in hoeveel zoetsappige en grootse woorden die ook wordt beschreven, ook al verschansen ze zich heel romantisch met rode wijn en elektrische dekens op een zeilboot (waarmee ze niet kunnen varen, dat zegt al genoeg). Jona noemt hun liefde zelfs voortdurend 'geen liefde'. Per probeert onder seks uit te komen door stellig te beweren dat hij het alleen in de middag doet, of nooit met een volle maag. Zo ondernemen de mannen pogingen om aan Zelda te ontsnappen, maar telkens worden ze weer naar haar toe getrokken, alsof ze door haar betoverd zijn. Zelda wil leven in een fantasie die Jona en Per moeten verwezenlijken en ze krijgt nog haar zin ook.
Zou het dus kunnen dat we hier geen roman lezen over een leeg, slaafs meisje, maar over een machtige, autonome vrouw? Toch blijft het wringen: zelfs als Zelda eigenlijk de macht heeft, dan nog gebruikt ze die macht enkel om mannen mee te manipuleren en is er niets anders dat haar leven de moeite waard maakt.
Maar wat dan nog? Wat als het werkelijk je diepste verlangen is mannen te behagen? Mag dat niet? Is dat slecht? Niet per se, het is alleen een beetje triest. En onverstandig: met Zelda loopt het immers niet goed af - is dat de les die Grunberg ons wil leren? De dood in Taormina is een roman die ergernis opwekt en daarmee uitlokt tot onderzoek: waar komt dat geërgerde gevoel vandaan? Irritant maar eigenlijk heel fascinerend - classic Grunberg.
****
Nijgh & Van Ditmar; 320 pagina's; € 23,50.
Bart Van der Straeten
te/ep/21 s
**1/2
‘Ik ben op de wereld om toneel te spelen,’ zegt de acteur Jona in ‘De dood van Taormina’, de nieuwe, zestiende roman van Arnon Grunberg. Veel explicieter kun je je thema niet formuleren. Een wat belegen thema, bovendien – ‘de wereld is een speeltoneel’, schreef Vondel al – maar in vaardige handen kan een literair spel met feit en fictie nog altijd aanlokkelijke romans opleveren, om ‘La superba’ van Ilja Leonard Pfeijffer niet te noemen. Daar, ik zeg het maar meteen, steekt ‘De dood in Taormina’ bleekjes tegen af. Hoofdpersonage en verteller Zelda heeft een verleden als lokeend voor een jeugdbende. Ze verleidde hitsige mannen, zodat de bendeleden hen konden beroven. Door een stom toeval – alles in het boek gebeurt op een bijna groteske manier toevallig – vindt ze werk bij een bekende operaregisseur. Daar ontmoet ze Jona, een succesvol acteur met flink wat prijzen in z’n kast. Hij ontpopt zich als een mythomane outcast die zich verliest in ellenlange verhalen en uitweidingen, en die voortdurend verdwijnt en verschijnt. Maar hij raakt een snaar bij Zelda, ze worden geliefden. Later komt daar Per bij, nog een operamedewerker. Ze gaan naar Taormina, een Siciliaanse stad waar een antiek Grieks theater staat (hebt u ’m?), om er hun droomfantasie te beleven.
De vraag is: van wie is die droomfantasie precies? Is hun driehoeksrelatie echt wat Jona wilde? Of projecteert Zelda haar eigen verlangens en manipuleert zij Jona en Per in de richting van wat ze zelf wil? Slachtoffers zijn daders, daders zijn slachtoffers: een Grunbergse gemeenplaats. ‘De dood in Taormina’ is best een entertainend boek, je wilt wel weten waar het op zal uitdraaien – dat het op de één of andere manier verkeerd zal aflopen, voel je al op de eerste pagina’s. En nu en dan is het grappig, zoals in de scène waarin de operaregisseur Syrische vluchtelingenkinderen monstert die het koor moeten vormen in zijn nieuwe opera over Aleppo. Hoe meer oorlogsellende ze meegemaakt hebben, hoe mooier hij het vindt, en zelfs als ze relatief ongeschonden uit Syrië zijn gekomen, kirt hij om hun ellende: ‘Je bent een wees. Dit is prachtig. Dit gaat door merg en been.’ Grunberg strooit gul met wisecracks en bon mots, de pagina’s staan er naar goede gewoonte bol van: ‘Eerlijkheid is een deugd. Vooral voor mensen die slecht kunnen liegen.’ Of: ‘Ik denk dat alle angst uiteindelijk daarop neerkomt: de angst om afgekeurd te worden.’ Maar wat moeten we met die vlot verspreide meningen en stelligheden? Er wordt nooit op doorgesproken, zelden op gereageerd. Ze staan daar, schitterend in hun nietszeggendheid, plompverloren. Ze prikkelen even, heel kort, en verdwijnen meteen terug in Grunbergs pronkkast. Ook de springerige plot laat te wensen over. Die lijkt op volkomen willekeurige wijze tot stand gekomen, alsof de schrijver zijn stukken lukraak op het schaakbord heeft neergepoot en af en toe, nadat hij even een biertje is gaan drinken, naar de tafel terugkeert om ze even lukraak weer te verplaatsen. Grunberg kan het goed zeggen, maar de hamvraag is wat hij met ‘De dood in Taormina’ wil zeggen. Moeten we het boek als een commentaar op onze samenleving lezen? Als een vluchtig psychologisch onderzoekje? Als een reflectie op de kracht en het karakter van fictie (maar wat is dan de les)? Als, zoals veel andere romans van Grunberg, het relaas van een ontsporing, maar dan absurder en grotesker? Jammer is niet dat al die mogelijkheden bestaan. Jammer is dat je de zestiende Grunberg in al die interpretaties alleen maar een slordige, oppervlakkige roman kunt vinden. Hij moest maar eens met Pfeijffer gaan schaken. In Genua staat tenslotte ook een theater.
Marnix Verplancke
te/ep/01 s
Acht was Zelda toen haar moeder verdween. ‘Op wereldreis’, zei haar vader, en zowat iedere avond volgden ze samen in de atlas welke landen ze bezocht. Toen het meisje vroeg waarom moeder nooit belde, zei vader dat ze naar woorden zocht. Dat vond Zelda vreemd, aangezien moeder zo van boeken had gehouden en die toch vol woorden stonden. Het laatste boek dat ze gelezen had, lag zelfs nog op de bank, Yann Martels Het leven van Pi . Ze was tot hoofdstuk 29 geraakt, merkte Zelda, het hoofdstuk dat begon met: ‘Waarom verhuizen mensen? Wat beweegt hen ertoe hun spullen te pakken en al het vertrouwde achter te laten om naar het grote ongewisse achter de horizon te reizen?’
Moeder was niet echt op wereldreis, bekende vader drie maanden later. Via een datingsite had ze Romy uit Toronto leren kennen en was ze smoorverliefd op haar geworden. ‘Ik moest voor mezelf kiezen’, verklaarde moeder een jaar later, toen Zelda op bezoek was in Toronto, haar gedrag, ‘en ooit zul je dit ook moeten doen’. Maar wat moeder niet besefte, was dat ze Zelda met een leegte achterliet, diep in zichzelf, die haar vader in zijn eentje niet kon vullen.
Zelda, die merkt hoe verleidelijk haar leegte is voor de mannen om haar heen, speelt de hoofdrol in Arnon Grunbergs nieuwste roman De dood in Taormina . Als tiener werd ze lid van een jeugdbende die het gemunt had op rijkaards die graag een scheve schaats reden. Zelda was de lokeend die de mannen verleidde en hen meenam naar een plek waar de andere bendeleden hen konden overvallen. De slachtoffers dienden zelden klacht in, omdat ze niet in het openbaar met hoerenloperij in verband gebracht wilden worden, maar misschien ook wel omdat Zelda iets in hen wakker had gemaakt. Zij was immers niet zomaar een lokeend, zij was ook een vroedvrouw van het verlangen, die de passie de wereld in hielp.
En dat doet ze ook later, wanneer ze de assistente wordt van operaregisseur Rasmus, die aan een productie werkt die in Aleppo speelt, tot 2012 de grootste stad van Syrië en daarna acht jaar lang het toneel van de bloederige burgeroorlog. De acteur Jona, een messianistische figuur die als een halve dakloze de wereld rondreist tot hij een boot koopt die hij ‘De Mensenzoon’ wil dopen, ziet in Zelda een reddende engel. Net zoals Per, de voormalige chauffeur van Rasmus, die ervan droomt scenarioschrijver te worden. Hij wil het kwaad leren kennen en dat denkt hij te kunnen bereiken door in een gevangeniscel de rauwheid te ervaren.
Eenzaamheid en het gevoel verworpen te zijn, dat is wat hen allen bindt, net zoals de leden van het jongenskoor dat Rasmus probeert samen te stellen voor zijn Engel in Aleppo , dat niet uit zomaar wat zangertjes mag bestaan, maar wel uit kinderen die daadwerkelijk uit Syrië zijn gevlucht.
Samen met Jona en Per reist Zelda naar Taormina, op Sicilië, waar Arnon Grunberg de scène vindt om zijn eigen opera vol doorkijkjes en verwijzingen tot een dramatisch einde te brengen. Wanneer Jona met uitlopende haarverf het summum van zijn tragische leven bereikt kun je als lezer natuurlijk niet om Gustav von Aschenbachs gelijkaardige lot in Thomas Manns De dood in Venetië heen. Dat iemand vermoord en begraven wordt op het strand, ver buiten de stadsmuren, roept dan weer herinneringen op aan Antigone, allicht niet toevallig het toneelstuk waarin diezelfde Jona een hoofdrol speelt.
Zoals we van hem gewend zijn, toont Arnon Grunberg ook in zijn nieuwste roman zijn wrange grimlach. Alle idealen en knappe libretto’s ten spijt blijft de mens een hulpeloos wezen in Grunbergs universum, gedoemd tot geweld en zinloosheid. Iedere verlossing is een illusie in De dood in Taormina . Wanneer je een mens redt, red je de hele mensheid, zo wil een vers uit de Koran. Maar betekent dat ook dat wanneer je een mens doodt, je de hele mensheid doodt?
****
Nijgh & Van Ditmar, 320 blz., € 23,50.
Alice Verheij
Met deze roman keert Arnon Grunberg (1971) terug naar zijn vroege werk. De karakters zijn boeiend, wereldvreemd, soms bizar en absoluut onweerstaanbaar. De jonge Zelda kijkt terug op een vreemde episode in haar leven, waarin de oudere Jona en de aantrekkelijke Per boeiende rollen spelen. Met name Jona intrigeert mateloos met zijn scherpe inzicht in het menselijk defect en zijn vaak grappige banaliteit. De verwevenheid van Zelda en Jona is – als je geluk hebt – herkenbaar voor iedereen die liefde en vriendschap niet wil ontwarren, ongeacht de soms fysieke afstand of afstand in tijd. Het verhaal intrigeert door de onverwachte eigenaardigheden van de personages en de verrassende wendingen en inzichten. De stijl is voortreffelijk en sprankelend. Iedere zin is raak en de manier waarop het palet aan personages is samengesteld is Grunberg op zijn best. Het verhaal eindigt net zo verrassend als de karakters van de personages zijn, je ziet het als lezer allemaal niet aankomen en daar ligt de grote kracht van de meesterverteller. Dit is misschien wel zijn beste werk. Zeer sterke roman over de vriendschap en relaties tussen bijzondere personages, bezien vanuit het gezichtspunt van een jonge vrouw. Soms bizar, soms met scherpe inzichten.
Gerwin Van Der Werf
te/ep/04 s
Een roman van Arnon Grunberg over de theaterwereld, dat is iets om je op te verheugen. Hij kent het wereldje goed, allereerst als toneelschrijver maar ook (wat minder mensen weten) als acteur. Ooit werd hij afgewezen voor de toneelschool, maar drie jaar geleden won hij bijna een Arlecchino, de prijs voor de beste bijrol. 'Leuker dan een literaire nominatie' volgens Grunberg, die bij literaire prijzen vaak een geborneerde indruk maakt door niet te komen opdagen maar bij de uitreiking van de toneelprijzen stralend in de zaal zat. Grunberg en theater, dat is ware liefde, een roman kon toch niet uitblijven? Nu is er dan De dood in Taormina. Taormina, een pareltje op Sicilië, heeft een van de best bewaarde Griekse theaters. Een ideaal decor voor een theaterroman.
In De dood in Taormina komt de dolende twintiger Zelda door een toevallige ontmoeting (of is het noodlot?) in de theaterwereld terecht. Zelda, je ontkomt niet aan de associatie met de legendarische Nintendo-game waarin de elfachtige prinses Zelda optreedt. Wat voor betekenis je ook wil toekennen hieraan, dit boek is de meest speelse Grunberg-roman in jaren. 'Zelda is intelligent en sociaal vaardig, jammer alleen dat ze nergens echt aan meedoet' schrijft een brugklasmentor over haar. Die leraar had het goed gezien, want ook vijftien jaar later in de toneelwereld doet Zelda niet mee, niet écht.
Wel loopt ze er dartel in rond, links en rechts klusjes opknappend en mensen inspirerend zoals de excentrieke regisseur Rasmus. 'Een lokeend' noemt Zelda zichzelf, een fijn prozaïsch en Grunbergiaans alternatief voor muze. Ze lokt twee mannen naar zich toe, 'de jongens' noemt ze hen, de zwierige oudere acteur Jona en de jonge, gekwelde wannabe-scenarioschrijver Per. Met die twee komt ze ten slotte in Taormina terecht, zonder duidelijke reden overigens. Ze betrekken met zijn drieën een hotelkamer, de ene malle erotische scène volgt op de andere, tot de idylle abrupt verstoord wordt. Abrupt, maar niet onverwacht: 'Toen ik Jona ontmoette was ik niet bang om te sterven' is de beginzin. En even verderop: 'Ik graaf een graf met woorden'. Alles wijst op noodlot en dood, zo ook de vijf grote hoofdstukken, een verwijzing naar de vijf bedrijven van een Griekse tragedie.
En dan is er de titel, die op Thomas Manns De dood in Venetië alludeert. Wat zit ik nu te lezen? dacht ik regelmatig, een humoreske die zich hult in doodssymboliek, of een tragedie die verkleed gaat als klucht? Ik moest denken aan de componist Johannes Brahms, van wie werd gezegd dat in de schaarse gevallen dat hij in een vrolijke bui was 'Das Grab ist meine Freude' zong. Is dit Grunberg in een vrolijke bui? Hoe dan ook, het dualisme past hem als een handschoen. 'Een gebed dat geen gebed is', zo noemt Zelda haar verhaal, en 'een bekentenis die geen bekentenis is'. Zelfs de liefde is geen liefde. Niets is wat het lijkt en in iedere bewering huist het tegendeel, dat is Grunberg ten voeten uit.
Toch is De dood in Taormina geen heel goede Grunberg, daarvoor doet het te veel aan als een tussendoortje, een gemeen grapje, één waar hij ongetwijfeld veel plezier aan heeft beleefd. Zelda, Jona en Per zitten aan een touwtje en ontsnappen niet aan de grillen van de schrijver (dit zou ik Grunberg-personages toch weleens toewensen). Ook het beeld van de theaterwereld blijft oppervlakkig, we lezen wel het een en ander over fictieve toneelstukken zoals een groteske opera over Aleppo en een succesvoorstelling over Pantani (zo krijg je wielerliefhebbers het theater in), maar het zijn vondsten en bijzaken. Eerlijk gezegd lijkt het er lange tijd op dat Grunberg maar wat aanrommelt. Dan krijg je bijvoorbeeld de volgende dialoog: 'Hoe speel je een Volkswagen?' vroeg de jongen aan Jona die naast hem stond. 'Ah', zei Jona, 'ik zou zeggen dat dat begint met het besef dat er een Volkswagen in je woont. Een automobiel met remmen, versnellingspook, raampjes die kunnen worden opgedraaid, je ziel is slechts een Volkswagen kever, als je dat beseft kun je alles spelen.' Zulk gezwets doet denken aan een vroege roman als Figuranten, vermakelijk, maar wat schiet je ermee op? Desondanks laat Grunberg je na het slot verbluft achter, zoals hij eigenlijk altijd doet, want Grunberg blijft een eersteklas manipulator.
Een indringende vraag komt in het slotdeel aan de orde: is leven in fictie mogelijk? Het antwoord is misschien niet wat je hoopt te horen. Maar Grunberg schrijft nooit op wat je hoopt te horen, daarom is hij een goede schrijver, en daarom is ieder boek van hem interessant, ook een wat minder.
Nijgh & Van Ditmar. 320 blz. €23,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.