Blauwboek : gedichten voor de grote reuzin
Peter Holvoet-Hanssen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HOLV |
Paul Demets
rt/aa/12 m
De gedichten van Holvoet-Hanssen woekeren vrolijk: in elke bundel ontwikkelen zich sporen die voor de groei van een volgende bundel zorgen. Strombolicchio, Dwangbuis van Houdini en Santander vormden een trilogie. Spinalonga liet, als uitvloeisel daarvan, de pijn zien die Holvoet-Hanssen samen met de schoonheid aan de lezer wilde meegeven.
In Spinalonga, recent bekroond met de Cultuurprijs, lezen we in het gedicht 'Wals van de wind 1' al: 'wakker worden, de zon brandt op de helwitte kalksteen/ een smokkelaarswrak wordt overspoeld door toeristen - ook Vesalius verdronk niet ver van waar we varen-'. Het lijkt wel een aankondiging van wat er in zijn nieuwe bundel komen moest. Want de titel, Navagio, verwijst naar het eiland Zakynthos, waar op het strand Navagio ooit een schip met smokkelaars aanspoelde.
Wrakstukken
Hier en daar worden tekstdelen gecursiveerd. Het lijken wel gedachten te zijn, terzijdes, taalfragmenten die elders ontstonden en hier opduiken. Peter Holvoet-Hanssen samplet van alles en maakt met alle wrakstukken een schip van taal. Hij is hier weer de troubadour die ervoor moet zorgen dat het verleden voor het heden niet verloren gaat. De bundel zit vol allusies: exotische namen, verwijzingen naar bestaande en door hem zelf of door anderen verzonnen figuren, zoals 'Kuifje in Oostende'. Hij laat, als in een film, weleens een personage opduiken, zoals in 'De handelsreiziger', de bedreigende Tritonius 'met mijn ibissnavel wroet ik in je angsten, ik drink/ uit je hoofd/ na je breinschipbreuk een bonustrip naar 't Schoonselhof van Antwerpen'. Deze bundel is een monument waarin allerlei moois bewaard wordt, in de hoop om de vergankelijkheid af te houden. Navagio opent dan ook met 'dood o was uw woord maar een lamp voor die koude voetjes'. Als je bedenkt welke poëziereis Holvoet-Hanssen door zijn vijf bundels heen gemaakt heeft, en hoe alle elementen met elkaar verweven raken, dan kun je concluderen dat hij een conceptueel dichter is. Maar ik vrees dat de werkelijkheid het concept heeft ingehaald. In 'De pechvogel' memoreert hij zijn moeder door zijn instrumenten te etaleren: 'wat ge niet meer ziet, ben ik aan 't stockeren/ wat ik nu doe, ik laad wat wrakhout op mijn/ kar want ik ga een wrakhoutscheepje maken/ vol kwaliteitsmomenten, plus maar ook min/ de baren moe en zinkt maar vaart naar u toe'.
En op het einde van de bundel moet hij zich ook al tot zijn vader richten: 'ay vader mijn gedicht voor jou is stuk/ nee je zette je huik niet naar de wind spijkerman/ elke dag elk uur was een spijker in je kop'. En wat verder toont hij zijn falend project: '33 wrakhoutstukken wou ik vergaren/ 30 versregels zou ik hier schrijven/ maar ik kom er niet'.
De bundel bestaat, tussen haakjes, inderdaad uit 31 gedichten en de Jiddische liedtekst 'beynashmoshes', wat schemer betekent.
Schemerzone
Ook deze gedichten bevinden zich in een schemerzone, tussen het verblindende licht van het gestrande schip met gejutte woorden en de schaduw van de dood. Je krijgt de indruk dat de bundel vooral naar de donkere kant gaat, zijn koers verliezend tussen identiteit en het verdwijnen ervan. In 'El Capitan', het schipperslied dat mooi visueel vertaald werd door Veerle Rooms op de cover van de bundel, zie je die beweging, van de metropolis Antwerpen, uit het openingsgedicht, naar 'haven van Necropolis, waan/ als licht van de lijkwitte maan/ kom dan, Groot-Vizier van de nacht/ open de poort-dodensluisdok/ dat ik binnenvaar met mijn vracht.' Die vracht is zwaar, maar toch is deze bundel een ode aan de levenslust. Neem 'Gedicht voor Vogel Kenny', geschreven voor iemand met het syndroom van Down die hem het adagium 'leer peinzen en niet denken' leerde: 'vlieg je maanmanwoorden na// kleiner als de zon daar scheer je/ hoger, hoger dan de ra// roomijswit de sterren op je/ mantel 's nachts van chocola'. De dichter is een woordenjutter. Hij heeft er met Navagio een prachtig schip vol wrakhout van gemaakt. Het was dus afbraak om iets nieuws te beginnen, zoals het einde van het titelgedicht aangeeft: 'kom mee aan boord/ adagio/ zink in haar schoot/ Navagio/ en in het golven/ 't rozenlied/ het zingt zichzelf en/ eindigt niet.' Met de dichter gaan we vrolijk zingend de dieperik in, maar ook op zoek naar ons dieper ik. Meer dan ooit hebben zijn gedichten een uitgesproken muzikaal karakter, want de dichter vermeldt het expliciet: 'Lied voor Kenny', 'Spokenlied 4', 'Marinero (klaaglied)', 'Khartoem de hond (sing along)', alsof hij wil dat we er niet stil bij blijven, terwijl dit eigenlijk zijn meest ingetogen bundel is. Ik vermoed dat de poëziereis van Peter Holvoet-Hanssen niet echt eindigt met deze bundel. Navagio doet mij in elk geval pas echt wind in de ziel en de zeilen krijgen.
Peter Holvoet-Hanssen
Navagio
Prometheus, Amsterdam, 64 p., 17,95 euro.
Luuk Gruwez
il/pr/11 a
Ik hou mijn hart vast voor de dag dat deze poëzie zonder haar dichter zal komen te staan
Het is voor dezelfde recensent perfect mogelijk geheel oprecht twee recensies over één bundel van Peter Holvoet-Hanssen te schrijven: de ene welwillend, de andere beduidend minder. In onderstaande tekst zitten twee dergelijke recensies verborgen. Pas na vele lezingen, zegt de ene recensent in mij, ga je beseffen dat deze poëzie misschien ergens over gaat. Maar je hebt dan al tal van voetnoten en websites geraadpleegd en komt tot de conclusie: so what?
Gaat het in deze danteske dichtbundel wel om iets anders dan de strijd tussen duisternis en licht, tussen metropolis en necropolis, tussen oorlog en vrede, tussen dreiging en veiligheid, tussen droom en nachtmerrie, tussen mobiliteit en verstarring, tussen dood en leven? Er zit onnoemelijk veel bipolariteit in deze gedichten. Navagio lijkt me vooral een queeste te zijn van een versplinterd ik in een wonderlijk, bizar universum. Peter Holvoet-Hanssen is de dichter van het 'beyashmoshes': van de schemering, het moment waarop de eindigende dag en de beginnende nacht in elkaar overvloeien. Het spookt in deze gedichten en het is aan hun maker om zijn eigen spookbeelden te bekampen. Hij doet dat letterlijk met trucs van de foor.
De dichter plundert het strand en met zijn woordenjutterij probeert hij een verloren geheel te reconstrueren. Navagio is de naam van een scheepswrak dat ligt te roesten op een strand van het Griekse eiland Zakynthos. In deze gedichten bouwt Holvoet zelf een schip. Daarmee verraadt hij niet alleen zijn scheepsbouwers-, maar ook zijn alchemistenziel: met al zijn fantasmagorieën stelt hij een universum samen waarin hij uit de kiezels van de realiteit goud probeert te winnen. Zijn schip bouwt hij met her en der bijeengesprokkeld wrakhout. Maar er doemen meer schepen op in deze bundel en allemaal doen zij zich voor als dragers van betekenis.
Vondeliaans
Die symbolistische beladenheid ontaardt meer dan eens in betekenisloosheid. Ook gekte kent haar zwakke momenten, zoveel is zeker. Met de taalverstoring of taalontregeling die Peter Holvoet-Hanssen beoefent, is het een fluitje van een cent om zwakheden te verdoezelen. Ook stilistisch hapert er in deze gedichten bijgevolg een en ander: ze gaan soms gebukt onder een ouderwetse, poëterige gezwollenheid, staan bol van archaïsche constructies met 'der' en 'des', en de dichter laat zich ook net iets te vaak Vondeliaanse ay 's en o 's ontvallen. Soms stapelt Holvoet zoveel bijvoeglijke bepalingen op elkaar dat het ongewild stuntelig wordt, zoals in het gedicht 'El Capitán' (schipperslied). Hij stapelt te vaak te veel en zet daarna rond die gammele constructies een stellage neer om alle ingrediënten op hun plaats te houden. Veel klinkt geforceerd en als het niet irriteert, is het slaapverwekkend.
Mocht onthoudbaarheid (waarvan een muzikaal ingesteld dichter als Holvoet wellicht niet vies is) een criterium zijn waarmee je poëzie op haar waarde kunt beoordelen, dan vrees ik dat die hier uiterst gering is. Dikwijls ontstaat er een woorden- en beeldenvloed die mij doen denken aan de Vlaamse postexperimentelen van inmiddels zeer destijds.
Holvoet geeft als een brave schoolmeester uitleg bij sommige gedichten in zijn notenapparaat. Ik zeg niet dat dit verboden is. Het is gewoon te veel. Te veel, en tegelijk te weinig. Te veel ontwapenende naïviteit en te weinig ironie. In 'Het wrakhoutschip' staat te lezen: 'Schrob mee/ het dek met gedroogd palingvet en gestold bloed van Medusa. Hoor/ haar schaamlippen flapperen in de vlag.' Laat ze maar flapperen, die schaamlippen, maar sta mij toe dat ik daarbij onbedaarlijk in de lach schiet.
Ik daag iedereen uit nu eens echt iets zinnigs over dit werk te zeggen, want zelfs de meest steekhoudende analyses beperken zich tot sfeer, tot een interpretatie grosso modo en tot trendgevoelige napraterij. Niemand wil blijkbaar toegeven dat het moeilijk is de essentie te benaderen, dat het gissen blijft en dat dit alles ten slotte meer vermoeit dan verrast. Betekenis is geen noodzaak in poëzie, maar toch vraag je je af waar die zich hier in hemelsnaam mag verschuilen. Want uit het hele gamma van socioculturele suggesties heb je intussen wel afgeleid dat de dichter nadrukkelijk wil insinueren dat er iets als betekenis aanwezig is.
Podiumdichter
Maar, en nu roert zich een andere recensent in mij, er heerst een overweldigende discrepantie tussen de podiumdichter en de dichter die je leest. Wie naar deze gedichten luistert, laat zich zonder enige reserve overrompelen. Ik heb zelden iemand gezien die op de planken zo'n aimabele, bedwelmende en toverachtige indruk maakt als Peter Holvoet. Hoewel het voorgaande sceptisch klinkt, ben ik erg op hem gesteld. De voorlezende Holvoet zorgt voor meer dan een louter semantisch contact. Mag dit meespelen in een literair oordeel? Ik vind van wel: zeker in een tijd als deze, waarin het orale in de poëzie hoe langer hoe meer rechten opeist. Als je naar hem luistert, vergeef je de dichter zijn extatische, haast psychedelische woordenvloed en schaar je je samen met hem achter het motto van Cocteau ( 'Soyons courageux, soyons fous!' ), de lijfspreuk van Het Kapersnest, Holvoets habitat. Zelfs ben je dan bereid hem de tenenkrommende overvloed aan belegen elementen uit sprookjes, legenden, mythen en fantastische literatuur te vergeven.
Wie naar Holvoet luistert, ziet hoe de dichter zijn eigen, volkomen overtuigend personage wordt. Ook zijn - al dan niet gespeelde - naïviteit neem je dan voor lief. Ik hou mijn hart vast voor de dag dat deze poëzie zonder haar dichter zal komen te staan: dan zal zij wel heel erg verweesd achterblijven. Zij kan nauwelijks zonder hem. Deze bundel is, zo heet het, het slot van een poëziereis. Ik ben heel benieuwd naar gedichten die hun avontuurlijkheid nu eens niet aan hun buitenissigheid en hun wonderlijke culturele context ontlenen. Gelukkig is Navagio , net als Holvoets vorige bundels, een welluidende muziekdoos. Ik ben blij dat hij die al diverse keren voor mij geopend heeft. Lang leve dus de hoorbare Holvoet! Soyez fous, soyez courageux! En gaat dat horen!
PETER HOLVOET-HANSEN
Navagio. Wrakhoutgedichten.
Prometheus, 64 blz., 17,95 euro.
Philip Hoorne
i /ul/02 j
Peter Holvoet-Hanssen kreeg begin dit jaar de Driejaarlijkse Cultuurprijs Poëzie voor zijn bundel Spinalonga . Een glansprestatie waarop een dichter een carrière lang kan teren, of was het in dit geval eerder een koud kunstje? Holvoet-Hanssen moest afrekenen met medegeno-mineerden Paul Bogaert en Charles Ducal. Bogaert is - laten we wel wezen - nog wat te groen om de voorheen prestigieuze Staatsprijs nu al te winnen, en Ducal bracht het voorbije decennium voornamelijk in poëtische ledigheid door, weliswaar gevolgd door een niet onopgemerkte comeback. De jury dan. Die bestond uit onder anderen de dichters Eva Cox en Frederik Lucien de Laere, volbloed podiumbeesten die zich nauw verwant voelen met de Antwerpse Piet Piraat. Bewust of onbewust kan hebben meegespeeld dat Holvoet-Hanssen samen met levensgezellin/jeugdschrijfster Noëlla Elpers workshops en lezingen verzorgt in scholen en bibliotheken. Voorwaar een nobele broodwinning, maar daar worden gedichten niet vanzelf beter van. Of hoe een lauwerkrans iemand stommelings om de nek kan vallen. Luuk Gruwez doorbrak in De Standaard als eerste de hoerastemming rond de Stan Laurel van de Vlaamse poëzie: 'Veel klinkt geforceerd en als het niet irriteert, is het slaapverwekkend.'
Navagio bevat wrakhoutgedichten. Moet daaronder worden verstaan aangespoelde rommel die met roestige spijkers aan elkaar wordt getimmerd? In de Aantekeningen achter in de bundel geeft de dichter tekst en uitleg. Of noem het omkaderend blabla waar de poëzie niet beter van wordt: 'Sommige woorden wilden niet in verbinding treden met andere aangespoelde woorden - sommige wilden niet meer van mekaar scheiden. Proces van afstoten en aantrekken. Opbouw en afbraak op de scheepswerf in mijn hoofd.' Naast de algemene uitleiding dist hij bij ongeveer de helft van de gedichten een anekdote of verantwoording op. Overbodig alweer, maar anderzijds lopen deze gedichten zonder die tonnen explicatie in een nog grotere rotvaart op de klippen, zoals het gelijknamige smokkelschip destijds deed op het eiland Zakynthos. Peter Holvoet-Hanssen zondigt al te gretig tegen de vuistregel less is more . 'Aan de staart van een kameel reisde ik door de nacht / in de schaduw van de nacht naar het water van de nacht // dakloos zonder sterrendeken haar stilte stormt maar stilt de storm', om maar één voorbeeld te geven. Deze dichter wurgt zichzelf met zijn eigen taal. Knoert-met-het-houten-been trekt zijn kromzwaard, raakt daarbij verstrikt in zijn eigen cape en dondert op de grond. En niemand zou in de lach mogen schieten? Hier en daar slaat Holvoet-Hanssen aan het rijmelen, wat ons eraan doet denken dat Pat Donnez ook in die jury zat: 'als een koekoeksjong / als sneeuw in Lissabon / met vederwolken mee / naar de ruizelende zee'. Dit komt uit een gedicht opgedragen aan een jongen met het syndroom van Down, maar het blijft rijmelarij. Er staan ongetwijfeld mooie regels in Navagio , maar ze verzuipen.
De aanhangers van deze niet ongevaarlijke gek (zoals hij zichzelf graag noemt) zullen dit hoogstwaarschijnlijk betwisten, maar de recente PHH-hype bij het brede poëziepubliek (voor zoverre poëziepubliek ooit breed kan zijn) berust op napraterij. Op een podium, gestut door een streepje muzak en een jolig dansje, kunnen deze verzen ongetwijfeld het animo van een bingoavond in het rustoord overtreffen, maar wie het strandjutten van Peter Holvoet-Hanssen het beste noemt wat poëtisch Vlaanderen momenteel te bieden heeft, draagt niet één maar twee ooglapjes.
PETER HOLVOET-HANSSEN, NAVAGIO, PROMETHEUS, AMSTERDAM, 64 BLZ., 17,95 EURO.
31/12/2008
Na vijf bundels blijft Peter Holvoet-Hanssen een buitenbeentje in de Nederlandse literatuur, maar hij is wel een buitenbeentje van formaat. Daarvoor spreekt de recent toegekende Prijs van de Vlaamse Gemeenschap (de voormalige Staatsprijs voor Poëzie). Naar eigen zeggen van de dichter vormt Navagio de afsluiting van een lange poëtische odyssee. De Navagio is ? een zoektocht op Google is bij het lezen van dit soort poëzie altijd een verrijking ? een beroemd en frequent bezocht scheepswrak bij de Griekse kust. De dichter gaat in deze bundel inderdaad op zoek naar wrakstukken. Die zoektocht heeft een dubbele dimensie. Aan de ene kant gaat het om een confrontatie met de dood en de ondergang. Dit leidt tot enkele bijzonder aangrijpende gedichten, waarin de dichter letterlijk een monument tracht op te bouwen voor de overledene. Op ruimer vlak passen daarbinnen ook enkele gedichten over de stad Antwerpen en de traumatische gebeurtenissen van de jongste jaren; in dit opzicht toont Holvoet-Hanssen zich opnieuw een sterk geëngageerde dichter. Vooral dat facet is door diverse critici niet onderkend, net doordat ze zich uitsluitend richten op de woordspelletjes en de vele verwijzingen in zijn werk. Aan de andere kant wil de dichter net het gemis overwinnen door te verzamelen: herinneringen, liefst zo tastbaar mogelijk, maar ook taalkunstwerken vormen stukken hout die het dichterlijke ik drijvend houden. In die zin heeft deze poëzie duidelijk een therapeutische functie. Niets mag blijkbaar verloren gaan. De kwetsbaarheid van het ik wordt zo gecompenseerd door een 'overvloedige' zegging. Het blijft voor de lezer wennen, maar de ervaring van deze poëzie is bijzonder rijk en overweldigend. In ieder geval heeft Holvoet-Hanssen met deze Navagio een briljant sluitstuk geleverd van zijn lyrische traject. [Dirk De Geest]
Albert Hagenaars
Het is maar een dun boekje, deze vijfde en ook vijfdelige bundel, maar de lezer heeft er een flinke kluif aan. De vorm is als die van een bouwdoos, deels al uitgepakt en in elkaar gezet, die op deelname van de lezer wacht. Peter Holvoet-Hanssen zelf gebruikte er het beeld van de Panagiotis voor, het wrak van een smokkelschip dat bij Navagio ligt, een plaats in Griekenland. Daarmee zijn we meteen bij de bakermat van onze westerse cultuur beland, die de dichter nogmaals schijnt te willen ijken. Hij dist daartoe o.a. een sterk associatieve stijl met variërende tijden, vormen, genres en lettertypes op en hanteert een verbindende humor. Cursieve fragmenten, begonnen als introductie en daarna verspreid over de teksten, zetten de lezer aan tot keuzes maken. Qua interpretatie valt er genoeg te kiezen, ook dankzij het grote aantal tegenpolen bijv. leven-dood, helder-duister, oorlog-vrede, ratio-emotie, verleden-heden en allerlei kruisingen daarvan. De bijdragen van PHH (1960) wisselen van kwaliteit, maar het is zijn verdienste dat hij de centrifugale krachten tot een onvervreemdbaar profiel wist te kneden.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.